Aan dit nummer werkten o.m. mede:
elisabeth de jong-keesing. Promoveerde in 1939 tot doctor ned. letteren aan de gemeente-universiteit te Amsterdam. Is sinds 1947 lerares Nederlands aan het Vossiusgymnasium aldaar. Publiceerde o.m. het toneelstuk De Jade Bhodisatva (1951), opstellen over toneel en vertalingen van chinese verzen. Met de verzen in dit nummer debuteert zij als dichteres.
pierre kemp. Geb. 1886. Ontving in 1956 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. Een bloemlezing uit zijn Kleine liederen verscheen in 1953. Recente publikaties: Engelse verfdoos (1956), Maastricht en ik (1956).
alfred kossmann. Geb. 1922. Kunstredacteur van Het Vrije Volk te Rotterdam. Publiceerde enkele dichtbundels, o.a. Apologie der varkens (1954) en een aantal prozawerken, o.a. De linkerhand (1954), De hondenplaag (1956) en De bekering (1957). Zijn bijdrage over Keller is het eerste van een reeks van vier opstellen. In de komende nummers zal hij Kloos, Von Kleist en Lenau behandelen.
jef last. Geb. 1898. Studeerde sinologie te Leiden en promoveerde in 1957 aan de universiteit van Hamburg tot doctor in de chinese taal en letterkunde. Recente publikaties: In de zevende hemel (1949), De witte en de rode Lotos (1951), het drama Djajaprana (1954) en Bali in de kentering (1955).
dolf verspoor. Geb. 1917. Was na de oorlog enkele jaren correspondent van Agence France Presse in het Verre Oosten. Thans werkzaam bij de Wereldomroep. Ontving vorige maand de Nijhoff-prijs voor zijn vertalingen van nederlandse gedichten in het Frans (o.a. voor de in dit nummer afgedrukte Achterberg-vertalingen). Publiceerde vertalingen van Luiz de Camoëns: Saudades (1953) en van Folgore de San Gimignano: De Maanden onzer Jaren (1958). In voorbereiding: een bundel Achterberg-vertalingen in het Frans onder de titel Poèmes épars, een bundel Spaanse liefdespoëzie, een bundel Vroege portugese lyriek en de Okeren Sonnetten van Quevedo.
theun de vries. (Zie het januari-nummer).
leo vroman. Geb. 1915. Is als bioloog verbonden aan het Mount Sinai Hospital te New York. Publiceerde de dichtbundels Gedichten (1946), Gedichten, vroegere en latere (1949), Poems in English (1953), Inleiding tot een leegte (1955), Uit slaapwandelen (1957), en de prozaboeken Tineke (1948) en De adem van Mars (1956).