Prof. Dr. Fred. Polak, Hoopvolle Toekomst Perspectieven. - W. de Haan N.V., Zeist.
Onder de talrijke bewonderaars en volgelingen van Prof. Polak, die van al zijn vroegere publicaties gretig kennis hadden genomen, zullen er vermoedelijk wel geweest zijn wie bij het zien van zijn tweedelig werk De Toekomst is Verleden Tijd (de Haan 1955; hier besproken 118 (1955) II 399-416) de schrik zozeer om het hart is geslagen, dat ze de lectuur helemaal niet aandurfden en anderen die, na met goede moed begonnen te zijn, toch niet het doorzettingsvermogen bleken te bezitten vereist om zich door deze wel zeer belangrijke, maar tamelijk onverteerbare opstapeling van wijsheid en kennis (660 compres gedrukte bladzijden van groot formaat) heen te lezen.
Het is waar, dat de auteur een verontschuldiging had voor wat hij van zijn gemeente vergde: hij was, toen hij het beoek schreef, overwerkt, tot nietsdoen genoopt en niet in staat, literatuur te raadplegen. Men heeft met dat excuus nogal eens gespot en ik zou er ook niet voor durven instaan, dat er niet een zekere mate van behaagzucht in school. Intussen is echter één ding komen vast te staan: hij is weer beter, heeft alle hulpmiddelen bij de hand die hij wenst en blijkt nu aan 155 ruim gedrukte bladzijden van klein formaat voldoende te hebben om uit te drukken wat hij te zeggen heeft. En hij belooft een verkorte editie in één deel van zijn grote werk! De exorbitante omvang daarvan kan dus inderdaad wel een ziekte-symptoom zijn geweest.
Hoe dit zij; hij is weer de oude, boordevol ideeën, die hij in een beknopt, goed gecomponeerd betoog in pakkende formuleringen uitdrukt en waarmee hij als van ouds zeer vele lezers zal boeien.
De kerngedachte van het boek wordt gevormd door de essentiële waarde, die toegekend moet worden aan positieve toekomstidealen, levend in gespleten geesten, die kritiek en extase, realisme en idealisme, weten te verenigen. Te allen tijd heeft die geesteshouding bestaan; aan haar aanwezigheid, ja zelfs aan haar mogelijkheid in onze tijd schijnt bij eerste beschouwing getwijfeld te moeten worden, maar bij nader toezien bestaan er toch nog wel kansen voor. Polak houdt er van, de dingen eerst zo zwart af te schilderen, dat er alleen nog maar plaats voor wanhoop schijnt te zijn, om dan echter later toch allerlei lichtpunten te ontdekken en bemoedigende toekomstverwachtingen uit te spreken. Hij eindigt altijd veel opgewekter dan hij begonnen was.
Er bestaat zelfs een concreet voorbeeld van de gewenste dualistische geestelijke structuur, n.l. het Joodse toekomstbeeld en zijn uitwerking in de staat Israël. De schrijver wijdt hieraan verscheidene bezield geschreven bladzijden.
Elders, in Amerika, Rusland, China, India behoort zulk een weldadige invloed van een toekomstbeeld op het heden ook nog wel tot de mogelijkheden; ja zelfs voor Europa is de kans er op niet uitgesloten.
Er is, zoals de schrijver uitvoerig betoogt, waarlijk wel verzoening en vereniging van realisme en idealism mogelijk. Men moet noch naief-optimistisch geloven, dat alles automatisch wel weer in orde komt, noch existentieel pessimistisch bij voorbaat aan iedere verbetering wanhopen. De mens is ten slotte een wonder, maar hij moet dat wonder zelf verwezenlijken. Het blijft niet bij deze algemene uitspraak; er worden concrete plannen ontwikkeld wat er gedaan moet worden om de omstandigheden voor zijn manifestaties te bevorderen.
Het boekje is geschreven in de stijl waarmee Polak's lezers vertrouwd zijn: steeds