| |
| |
| |
Nieuwe boeken
L.A. van der Linden, Ultramontaans Pleidooi, Bezwaren tegen ‘Katholieke Herleving’ van Prof. L.J. Rogier. - N.V. Boekhandel en Uitgeverij Winants, Heerlen, 1957.
In dit vlugschrift spreekt L.A. van der Linden zijn vrees uit, dat historische groepsnamen als ‘ultramontaan’, ‘conservatief’ en ‘integralist’ ongewenste toepassing zullen verwerven onder hedendaagse katholieken in Nederland. Hij legt deze angst niet zo scherp aan de dag voor de tegenovergestelde woorden ‘patriot’, ‘liberaal-katholiek’ en ‘modernist’. Zelf gebruikt hij bij voorkeur ‘rechts’ en ‘links’ om de personen aan te duiden, die in de geschiedenisboeken van Prof. Dr. L.J. Rogier hun thans historischgeworden ‘etiketten’ dragen.
L.A. van der Linden meent, dat Prof. Rogier te eenzijdig schaduw laat vallen over rechtsgezinden uit het verleden. Dit betoogt hij niet door de behandeling, die de voorstanders van deze richting krijgen, te vergelijken met de behandeling, welke ten deel valt aan de vertegenwoordigers van hun tegenpartij, maar hij beperkt zich in hoofdzaak tot een poging om de priesterjournalist M.A. Thompson tegen de kritiek van Rogier te verdedigen.
Maria Antonius Thompson werd 1 november 1861 te Rotterdam geboren als zoon van Joh. Wilh. Thompson, die in 1868 De Maasbode stichtte om een katholiek strijdorgaan te bezitten tegen de oppermacht van het liberalisme in de havenstad. M.A. Thompson zag zich in 1898, toen zijn vader om gezondheidsredenen ontslag nam als direkteur-hoofdredakteur van de krant, met de opvolging belast.
Hierop was zijn aard onvoldoende berekend. Hij miste de nodige kennis, oordeelde vaak voorbarig, schreef een eigendunkelijke stijl en liep vast in onverzoenlijke ruzie met het merendeel van zijn geloofsgenoten. Op 1 april 1912 hierom als dagblad-redakteur ontslagen, hield hij van 12 april 1912 tot 5 april 1915 zijn strijd tegen vooruitstrevende katholieken vol in Rome, tijdschrift, gewijd aan de verdediging van de katholieke beginselen. Na zijn gedwongen afscheid van dit orgaan publiceerde hij niets meer. Hij stierf te Voorschoten op zijn 77e verjaardag, 1 november 1938.
Een intiem portret van deze man, getekend door een vriend uit zijn ouderdomsjaren, kon wellicht trekken vertonen, die tot dusver geen beoordelaar had opgemerkt. Maar neen, uit het geschrift van L.A. van der Linden staart ons geen ‘onbekende’ Thompson blij verrassend tegemoet! Er wordt dezelfde naargeestige werkwijze gevolgd als in de geschriften van Thompson zelf. Onmenskundige vervolgingsdrift zoekt zout te leggen op slakken: het is nooit attisch zout.
Wie de gewraakte beweringen van L.J. Rogier vergelijkt met de bronnen, waarnaar Van der Linden verwijst, bespeurt aldra, dat Rogier de zin doorgaans tekstgetrouw weergeeft, maar dat Van der Linden de letters zift om gelijk te krijgen. Wat hij uit De Maasbode en uit Rome te voorschijn haalt, weerspreekt nooit ten volle de kenschets die Rogier ervan geeft.
Het staat gewoonlijk op de aangehaalde plaats omgeven door uitlatingen, die Rogiers kritiek dubbel en dwars verdienen.
Op blz. 33 van zijn brochure kreeg L.A. van der Linden gelegenheid, maar hij ver- | |
| |
beuzelt die kans, om na te gaan, of Rogier niet een te rechtlijnige verbinding veronderstelt tussen integralisten, absolutisten, prefascisten, fascisten en katholieken die tijdens de bezetting functies bij de N.S.B. bekleedden. Hetgeen bij Rogier ‘één pot nat’ lijkt, verzandt Van der Linden tot één ketel droog.
Werd zijn werkwijze toegepast op zijn eigen brochure, geen alinea zou erin standhouden! Reeds de eerste beweert, dat Rogier ‘beloond’ werd met de P.C. Hooftprijs wegens ‘betoonde moed’. Het jury-rapport is duidelijk bekendgemaakt, maar L.A. van der Linden raadpleegt blijkbaar geen bronnen die hem niet te pas komen. Of hij insinueert zonder kennis van de ware toedracht en zonder geldig bewijs. Aldus kan iedere alinea volgens de eigen methode van de schrijver weersproken worden.
Zonder betrouwbare bewijsgrond brengt hij het kerkelijk samenhorigheidsbesef van L.J. Rogier in twijfel en verwijt hij deze schrijver valsheid bij het kiezen, belichten en beoordelen van historische feiten.
Omdat hij bezwaren in het vooruitzicht stelt tegen het werk van een rijkbegaafd historicus, veroorzaakt de titel van het geschrift wellicht een beetje sensatie. Het boekje zelf slaagt hier niet in. Het is vol vooropgezette verontwaardiging, die na de tweede herhaling verveelt.
A.v.D.
| |
Dr. S. Dresden, De structuur van de biografie. - Bert Bakker/Daamen N.V. 1956. 237 blz. Pr. f 12.50.
De algemene literatuurwetenschap is reeds door Aristoteles beoefend. Sinds kort is zij evenwel een nieuw en intens leven begonnen, ook in ons land, dat nu (eindelijk!) leerstoelen in dit vak rijk is geworden. Dit boek is een welkom symptoom van die herleving. Het bevat van de hand van den bekenden Leidsen hoogleraar in de Franse letterkunde een zestal beschouwingen over de biografie, die alle, stuk voor stuk, het lezen, na-denken en door-denken ten volle waard zijn.
Den inhoud weergeven heeft geen zin. Deze bespreking stelt zich alleen ten doel, lezers te winnen voor deze helder geschreven, verstandige en tot verder onderzoek prikkelende verhandelingen. Zij zullen de bekoring ondergaan van dit subtiele, en nuttige, wetenschappelijke hanteren van begrippen en woorden, die zo nauwkeurig mogelijk een bonte, in zichzelf paradoxale werkelijkheid moeten vastleggen en uitdrukken. Bont en paradoxaal, ja in wezen ongrijpbaar, omdat het een levenswerkelijkheid, een levensverschijnsel betreft, en het steeds wisselende, zich steeds vernieuwende leven nooit vast te leggen is in begrippen en woorden. Toch moet dit telkens weer gebeuren: de wetenschap staat nooit stil.
Dresden doet het met een zekere voorliefde zo, dat hij van een algemeen aanvaarde vanzelfsprekendheid uitgaat, om vrijwel onmiddellijk daarop duidelijk te maken, hoe ijdel die vanzelfsprekendheid is, en hoeveel vragen zij stelt. Dan gaat hij nader op het onderwerp in, ruimt valse probleemstellingen uit den weg, zoekt voorzichtig en ontwikkelt tastenderwijs een meer bevredigende zienswijze. Dat doet hij met grote onbevangenheid en scherpzinnigheid.
Het is niet de geringste verdienste van dit werk, dat het voert tot een doorlopende stille gedachtenwisseling met den auteur. Persoonlijk zou ik in deze wetenschappelijke
| |
| |
studie de terminologie nog iets strakker wensen. Het begrip ‘stijl’ krijgt in het verband van hoofdstuk 4 een zo ruime, losse en vage betekenis, dat het nauwelijks meer grijpbaar is. Het is natuurlijk waar, ‘dat de stijl niet uit het werk te isoleren is, maar integendeel dit werk en de auteur zelf is’ (blz. 153), maar het is slechts in zekeren zin waar; in een anderen, ook ‘zekeren’ zin is het evenzeer niet waar. Op blz. 144 lees ik evenzo met enig onbehagen: ‘het karakter is of wel een betekenisloze abstractie, die nooit te grijpen is omdat zij er eenvoudig niet is, of wel het leven zelf van het individu in zijn geheel’. Ook dit is in zekeren zin ongetwijfeld juist, maar een abstractie, die ons denken en redeneren mogelijk maakt, is nooit zonder betekenis. Kort gezegd: de literatuurwetenschap leeft nog steeds - en misschien terecht, althans begrijpelijk - in reactie tegen een uiterlijk formalisme. Maar de slinger slaat wel eens te ver door, met name in dien zin, dat men liever met gedachten gaat spelen dan er mede werken. Aan dat gevaar is Dresden meestal wel, maar niet altijd ontkomen. Het doet echter niets af aan de grote betekenis van zijn geschrift, geeft het zelfs een zeer persoonlijke kleur.
Op den band zijn schrijversnaam en titel aangebracht op den achtergrond van een uiterst oneffen weefsel van draden, onregelmatig van vorm en lijn en ligging. Dit is een zinrijke aanduiding van de bontheid en ingewikkeldheid der behandelde materie. Maar de auteur, ander zinrijk symbool, heeft er klaar en duidelijk zijn stempel op gedrukt.
v. Gr.
| |
Dr. A.J.M. Wanders, Het raadsel Mars. De geschiedenis van een geheimzinnige wereld. - Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1956. 240 blz. met XVI platen en talrijke illustraties in de tekst.
Dr. Wanders is de man, die ons enkele jaren geleden het mooie boek Op ontdekking in het Maanland schonk (Het Spectrum, 1950). Naar aanleiding van het feit, dat het jaar 1956 bijzonder gunstige waarnemingsmogelijkheden voor de planeet Mars bood, waarvan verscheidene observatoria voor een uitgebreide en intense bestudering gebruik hebben gemaakt, verrijkt hij thans de voor een algemene lezerskring bestemde astronomische literatuur met een even belangrijk werk over alles wat er op het gebied van het Marsonderzoek vroeger al gedaan en bereikt is. Hij zet dat allemaal heel duidelijk uiteen, waarbij hij niet verzuimt er op te wijzen, dat de grote waarde die dit alles bezit, niet alleen in de ontdekte feiten ligt, maar in niet geringere mate in de wijze waarop de astronomen er in geslaagd zijn, zoveel van de fysische structuur van Mars op het spoor te komen.
Het allermeest hebben altijd de z.g. kanalen de aandacht getrokken, die tot veel speculatie en controverse aanleiding hebben gegeven. Deze gehele, uit verschillende oogpunten toch wel hoogst merkwaardige aangelegenheid wordt op zeer lezenswaardige wijze uiteengezet.
Nederlandse populariserende astronomen schijnen zich vaak verplicht te voelen, over hun vak op leuke wijze te schrijven. Dr. Wanders doet daar ook aan mee. Bij hem zoeken waarnemers niet, maar ze neuzen rond in het heelal; zij willen Mars zijn geheimen ontfutselen, nemen hem daartoe onder schot, gaan hem te lijf. Huygens is ‘niemand anders dan Huygens’; dat in 1878 L. Crul een nieuwe waarde voor de
| |
| |
omloopstijd van Mars gevonden meent te hebben, wordt meegedeeld in deze vorm, dat in het jaar Onzes Heren 1878 ene heer Cruls enz. En zo voortdurend. Is voor belangstellenden in astronomie deze onzakelijke schrijfwijze inderdaad nodig?
Een technische opmerking. Er wordt herhaaldelijk verwezen naar een der 16 platen, die het boek bevat. Maar hoe komt men er achter, waar ze staan?
| |
Walter Paats, De Kunst der Renaissance in Italie. Met een inleiding van Prof. Dr. H. Schulte Nordholt. - Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen. Prisma-boek.
Dit is een vertaling van een Duits werkje uit de Urban-Bücherei, geschreven door een hoogleraar in de kunstgeschiedenis aan de Universiteit te Heidelberg, die door de Groningse kunsthistoricus Schulte Nordholt in warme bewoordingen bij de lezer wordt ingeleid. De vertaling is van de hand van J.A. Emmens, assistent aan het Kunsthistorisch Instituut van de Utrechtse Universiteit, die zijn taak op uitmuntende wijze vervuld heeft. Hij geeft de Duitse tekst correct weer, zonder dat men ooit het gevoel heeft, vertaald Duits te lezen.
Natuurlijk kan men in dit geval als in zovele andere vragen, waartoe het boek eigenlijk in het Nederlands moest worden overgebracht. Maar ditmaal is het antwoord eenvoudig: omdat het, nu het in een alom bekende en gewaardeerde reeks is opgenomen onder veel meer ogen komt dan wanneer het alleen in het Duits bestond, en bovendien veel goedkoper is.
De Prisma-serie geeft hier, voorzover dat nog nodig was, een treffend bewijs van haar bestaansrecht.
E.J.D.
| |
Dr. J. Linthorst Homan, Europese integratie. - De spanning tussen economische en politieke factoren. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage. 264 blz.
Onder de in korte tijd sterk toenemende literatuur over vraagstukken van europese integratie neemt het boek van Dr. Linthorst Homan de plaats in van een heldere en overzichtelijk ingedeelde inleiding. Geschreven door een jurist met grote ervaring op politiek en economisch gebied, richt het zich tot hen, die al enigszins vertrouwd zijn met de grondbeginselen van recht en economie, maar die voor studie of praktijk behoefte hebben aan een leidraad in de bijzondere problematiek van de integratie.
In de verwerkelijking van deze doelstelling is de schrijver goed geslaagd. Zijn boek is onderhoudend geschreven, het wijst door middel van een aantal gelukkig uitgevallen formuleringen de weg naar de voornaamste literatuur en geeft aan in welke richting verdere studie noodzakelijk zal zijn. Daarbij laat Dr. L.H., waar dit van belang is, geen twijfel bestaan aan eigen opvattingen. Een van de voornaamste conclusies, waartoe deze leiden, is inmiddels actueel geworden in de vorm van het ontwerp voor een gemeenschappelijke europese markt. De instelling daarvan wordt in dit boek reeds met kracht bepleit, zonder dat aan de ingewikkelde vraagstukken die daarmee samenhangen, tekort gedaan wordt.
| |
| |
| |
Dr. Annemarie Kasteel, De staatkundige ontwikkeling der Nederlandse Antillen. - N.V. Uitgeverij W. van Hoeve, 's-Gravenhage/Bandung, 1956. 351 blz.
De studie, waarop Mej. Kasteel aan de Leidse Universiteit is gepromoveerd, geeft een voortreffelijk overzicht van de ontwikkeling, die geleid heeft tot een nieuwe structuur van het Koninkrijk en de daarmee samenhangende wijzigingen in het interne bestuursstelsel der Nederlandse Antillen. Aan dit overzicht gaan vooraf een tweetal hoofdstukken waarin de sociale en economische verhoudingen op deze eilanden en de staatkundige en politieke ontwikkeling sinds 1865 in het kort worden geschetst en waarin verder de invloed van de tweede wereldoorlog op de politieke bewustwording wordt beschreven.
Naast een, voor zover te beoordelen, volledige en zorgvuldige behandeling van de zuiver staatsrechtelijke ontwikkeling geeft Mej. Kasteel ook een inzicht in de politieke ontwikkeling en in de invloed welke economische factoren daarop hebben uitgeoefend. De grote verdienste van het proefschrift is niet alleen gelegen in de wijze waarop deze uiteenlopende aspecten tot een overzichtelijk geheel zijn samengeweven, maar ook in de meer dan gewone vaardigheid waarmee de schrijfster haar onderwerp blijkt te beheersen. Men zal die niet alleen mogen toeschrijven aan wat zij van huis uit meegekregen heeft. Voor ieder die te maken krijgt met vraagstukken betreffende de Nederlandse Antillen vormt het proefschrift een voortreffelijke introductie.
| |
J. Suys, Politiek en verde. Rekenschap van een antithese. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1955. 100 blz.
Welk verlies de nog jonge wetenschap van de politiek en de Amsterdamse Universiteit door het overlijden van de lector Dr. J. Suys hebben geleden, wordt nog eens extra duidelijk bij de lectuur van de vijf onder bovengenoemde titel gebundelde opstellen. Ook wie zich met de politieke denkbeelden van de schrijver niet kan verenigen, zal overtuigd worden van zijn wetenschappelijke kwaliteiten door wat hier geboden wordt aan resultaten van ernstig onderzoek, grote kennis en oorspronkelijkheid van gedachten. Waar vier van de hier gebundelde opstellen reeds eerder in de Nieuwe Stem verschenen waren en het vijfde elders gepubliceerd is, gaan wij op de inhoud daarvan niet nader meer in. Zij vormen een waardig monument voor iemand die bij zijn leven zo afwijzend stond tegenover alle blijken van waardering welke niet uitsluitend op de kwaliteiten van zijn werk gegrond waren.
W. |
|