De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 422] [p. 422] Gerrit Achterberg Tabor Weilanden hebben avond. 't Is het uur dat aan de dauw behoort, al urenlang. Heilige geesten liggen in het lang even boven de grond, van zweven puur en afgerond; substantiële duur, stereoscopisch onder sterk bedwang. De dieptewerking, die ik mee ontvang op het balkon, tegen het star azuur, blijft in het cosmorama aan de gang; houdt het omhoog met mij in samenhang en brengt de aarde op een lager plan: gestrekt laken, waar ik nog vee zien kan, een torenspits, verzonken bos en schuur. De sterren staan tussen ons in gezakt. We vinden bij de hemel onderdak. Er is hier plaats en tijd genoeg voor beiden. Verheerlijking begint zich af te scheiden; formeert een wolk van lichte duizelsteen en laat ons bovenwerkelijk bijeen. Vorige Volgende