| |
| |
| |
C.F.A. van Dam Spaans en Portugees Amerika
Men kan niet beweren dat het sedert Columbus de 12de oktober 1492 voor de eerste keer in Amerika voet aan wal had gezet, van Nederlandse zijde aan belangstelling voor de nieuwe wereld heeft ontbroken. Iedere ontwikkelde landgenoot weet wel iets van het optreden van de onzen weleer in de Caraïbische wateren en van andere activiteiten ontplooid door de West-Indische Compagnie; maar afgezien van de relaties van het bedrijfsleven met de Spaansamerikaanse republieken, kon men tot voor kort niet spreken van een levendige belangstelling van culturele zijde ten onzent voor de Spaans- en Portugees-sprekende gebieden in Amerika. Nu in deze toestand gelukkig eindelijk verandering begint te komen - de verschijning van dit bijzondere, geheel aan Zuid- en Midden-Amerika gewijde Gids-nummer is van die kentering een tastbaar bewijs! -, meen ik een reeks van beschouwingen over het culturele aspect van deze landen niet beter te kunnen inleiden dan door de belangstellende lezer mede te voeren op een tocht door de republieken van Zuid-Amerika. Ik maak daarbij gebruik van de indrukken die ik opdeed gedurende een reis die ik in de eerste helft van het jaar 1955 ondernam door Spaans Amerika en langs de kust van Brazilië, in opdracht van de Stichting ‘Het Spaans, Portugees en Ibero-amerikaans Instutuut’ aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Voorop dient te worden gesteld dat de betekenis van de Spaans- en Portugees-sprekende wereld in Europa in het algemeen en in Nederland in het bijzonder nog altijd wordt onderschat. Het begint al dadelijk hiermede dat men zich ten onzent niet realiseert hoe uitgestrekt deze gebieden zijn. Venezuela bijvoorbeeld, niet eens de grootste van de Spaansamerikaanse republieken, is 28 maal zo groot als Nederland. Brazilië is 15 maal zo groot als Frankrijk. Aan ons die met de bescheiden kaarten van Zuid-Amerika in de Bos-atlas zijn opgegroeid, is van de kinderjaren
| |
| |
af een voorstelling bijgebracht, die geen enkel idee geeft van de werkelijkheid. En dat terwijl verscheidene van deze landen - heus niet alle! - voor jonge mensen uit het dichtbevolkte Europa en zeker uit het overbevolkte Nederland mogelijkheden bieden, want zij hebben nog plaats voor velen. Venezuela telt maar 5½ miljoen, Brazilië slechts 53 miljoen inwoners.
Ook in cultureel en wetenschappelijk opzicht wordt deze wereld in Europa nog steeds onderschat. Eveneens doet men er verkeerd aan alle landen daarginds over één kam te scheren. Er is een groot verschil tussen republieken als Chili, Argentinië en Uruguay, die slechts een geringe gekleurde bevolking hebben, althans geen problemen van dien aard kennen, en andere als Peru, Ecuador en Columbia, met een enorm aantal Indianen - in Peru vormen zij meer dan 50% van de bevolking -, wier beschaving zich op een zeer laag peil beweegt en die elke regering voor ernstige problemen plaatsen.
Wanneer men voor ogen houdt dat het zonder uitzondering jonge landen zijn, die nog pas gedurende ruim een eeuw een onafhankelijk bestaan leiden, een onafhankelijk maar geen rustig bestaan, omdat zij in politieke zin nog niet voldoende zijn gestabiliseerd, kan men zich er slechts over verbazen dat sommige er van ook op cultureel en wetenschappelijk terrein reeds een bevredigend niveau hebben bereikt. Op het gebied van de filologie b.v. kunnen Mexico D.F., Havana, Caracas, Bogotá, Quito, Santiago de Chile, Buenos Aires, Montevideo en Rio de Janeiro op instellingen bogen, waar zeer serieus gewerkt wordt. Het Instituto Caro y Cuervo, te Bogotá, om slechts een enkel voorbeeld met name te noemen, beweegt zich op een volmaakt Europees peil.
Het wordt evenwel tijd onze tocht te beginnen. Wij naderen de kust, aan boord van het m.s. ‘Oranjestad’ van de K.N.S.M., dat ons in ruim veertien dagen uit Nederland heeft overgebracht en genieten nog van een rustig leven, wel wetende dat wij straks niet minder dan 15.000 km, dat is meer dan het vierde deel van de omtrek van de aarde, vliegende zullen moeten afleggen in een continent dat arm aan spoorwegen, maar volkomen ‘air-minded’ is. Wij hebben ons nu eenmaal voorgenomen in een afzienbare spanne tijds tien landen met zeer uiteenlopende hoogten en klimaten te bezoeken: Venezuela, Cuba, Mexico, Columbia, Ecuador, Peru, Chili, Argentinië, Uruguay en Brazilië.
| |
Venezuela
Het schip nadert intussen steeds meer de kust van Venezuela, waar de
| |
| |
dichtbegroeide niet al te hoge bergen een vriendelijke indruk maken. Eindelijk komt La Guaira in zicht, een respectabele haven, die enige jaren geleden nog slechts plaats bood aan een beperkt aantal vaartuigen, maar die thans voortreffelijk geoutilleerd is en een behoorlijke ligging biedt voor een aantal schepen van de grootste afmetingen. Wij konden aan boord een blik werpen op het drukke verkeer in de straten van La Guaira, rechts de luchthaven Maiquetia duidelijk zien, waar elk ogenblik vliegtuigen uit aller heren landen dalen en opstijgen en daarnaast de gloednieuwe, druk bereden 17 km lange ‘autopista’ onderscheiden, die La Guaira met de hoofdstad des lands, Caracas, verbindt. In tweejaren tijd is dit wonder van ingenieurskunst in een uitermate moeilijk terrein aangelegd, dat de toerist in staat stelt in twintig minuten van de kust naar een hoogte van bijna duizend meter te stijgen, waar de hoofdstad ligt in het dal van een klein riviertje, de Guaira, die men bezig is te kanaliseren. De nieuwe ‘auto-pista’, waarvan de aanleg 163 miljoen bolivares heeft gekost, dat is ongeveer 185 miljoen gulden, vervangt een oude veel schilderachtiger weg, die echter door zijn talloze bochten voor het moderne verkeer levensgevaarlijk was geworden.
De duisternis was al gevallen toen wij de haven van La Guaira verlieten om koers te zetten naar Curaçao. Wij genoten van de aanblik van de stad op deze verrukkelijke juni-avond in het begin van februari. De profusie van licht in en boven de stad tegen de helling van de bergen, langs de prachtige autoweg en op het vliegveld Maiquetia geeft de indruk van een ville en fête. Wij mochten de Venezolaanse bodem nog niet betreden. Eerst stond er een kort verblijf op de Nederlandse Antillen, Curaçao en Aruba, op het programma, een verblijf waaraan wij onvergetelijke herinneringen bewaren, maar waarover wij hier niet zullen uitweiden.
Men pleegt Spanje het land van de tegenstellingen te noemen, maar ook Venezuela zou men het kwalificatief van ‘el país de los viceversas’ kunnen geven. Aan de ene kant ziet men hier in de hoofdstad torenhoge wolkenkrabbers, de meest somptueuze gebouwen, zoals de Circulo Militar, die 30 miljoen bolivares gekost heeft en het Hotel Tamanaco om er slechts enkele te noemen, waar geen van de meest moderne snufjes ontbreekt en alles doet denken aan Noord-Amerika; en daarnaast in de oude stad, die van 1567 dateert, Spaanse kerken uit de ‘período colonial’, zoals de bekende Iglesia de Santa Teresa, die zich in een erbarmelijke staat van verval bevindt en schreeuwt om restauratie. In de buitenwijken ziet men prachtige villa's te midden van goed verzorgde tuinen, waar naast de palmen de meest exotische planten bloeien en geuren; in de stra- | |
| |
ten van het centrum, waar het moderne autoverkeer moeizaam voortkruipt, waant men zich in een arm oud Spaans stadje.
Vele jonge mensen hebben in dit peperdure land een uitgesproken voorkeur voor het verdienen van geld, heel veel geld. Zij storten zich dus in het bedrijfsleven of trachten op andere wijzen bolívares te verwerven, hetgeen weinig bevorderlijk is voor het culturele peil van het land. In de kring van de Academia Venezolana de La Lengua, de Academia Nacional de Historia en de Universidad Central de Venezuela, treft men onder de oudere generatie een levendige belangstelling voor culturele waarden aan. Wie uit Europa komt, voelt zich daar volkomen thuis. De collectie van het Museo de Bellas Artes bevat wel aardige schilderijen, maar als geheel valt zij ons die uit de oude wereld komen tegen; er zijn daarentegen enkele particuliere verzamelingen, zoals die van een paar zeer vermogende medici, die elke belangstellende toeschouwer doen watertanden.
De drie eeuwen oude Universiteit heeft al verscheidene jaren geleden het gebouw in het centrum van Caracas verlaten. Dat centrum van de stad ligt rondom de Plaza Bolívar, het plein van Bolívar, waar een ruiterstandbeeld voor deze grote caraqueño is opgericht. De Libertador zit op een vurig steigerend paard midden in een plantsoen, waarom heen het drukke leven van een moderne stad van bijna één miljoen inwoners voortjaagt. De Universiteit heeft rustiger oorden opgezocht. De nog niet geheel voltooide Ciudad Universitaria is een indrukwekkend gebouwencomplex, buiten het hart van Caracas opgericht. De Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte is hier nog maar voorlopig ondergebracht. Zij teltverscheidene instituten, waaronder het Instituto de Filología, dat onder leiding staat van de eminente filoloog Professor Ángel Rosenblat en waar vooral op het gebied van Venezolaanse lexicografie goed werk tot stand wordt gebracht.
De universiteiten kunnen zich niet beklagen over gebrek aan belangstelling van de zijde van de jeugd. Aan de drie staatsuniversiteiten zijn op het ogenblik in totaal 7.100 studenten ingeschreven. De grootste van alle is de Universidad Central de Venezuela met 45.000 studenten, gevestigd in de hoofdstad Caracas. Vervolgens is er de Universidad de los Andes, te Mérida, en de Universidad del Zulia, in Maracaibo. En dan zijn er naast de openbare nog twee bijzondere universiteiten, met een bevolking van 1.000 studenten, de Universidad Católica, te Caracas, en de jongste van de instellingen van hoger onderwijs in Venezuela, de Universidad de Santa María.
| |
| |
Wij constateren met voldoening dat in dit land met zijn harde goudvaluta de Nederlandse ondernemingsgeest er in geslaagd is vaste voet te krijgen. Ondernemingen als Heinekens Bierbrouwerij, de Hollandsche Bank-Unie, de K.L.M., de K.N.S.M., de Koninklijke Shell en Philips nemen een belangrijke plaats in het leven van het Venezolaanse volk in.
Ons verblijf in Venezuela werd besloten met een driedaags bezoek aan Maracaibo, aan de noordwestelijke oever van het meer van Maracaibo gelegen, de hoofdstad van de staat Zulia, de westelijkste van de Venezolaanse staten, die aan Columbia grenst. Maracaibo ligt op 900 km van de hoofdstad des lands, Caracas. Altijd weer vergist men zich in de enorme afstanden hier in Spaans Amerika. Men moet bedenken dat Venezuela bijvoorbeeld even groot is als Frankrijk en Duitsland te zamen.
Tot voor betrekkelijk korte tijd nog een onbetekenend provincieplaatsje, dat hoofdzakelijk leefde van uitvoer van koffie, is Maracaibo in enkele tientallen jaren gegroeid tot een stad van tegen de 300.000 inwoners, de tweede van de Republiek. Deze snelle groei dankt Maracaibo aan de gelukkige omstandigheid dat het een van de belangrijkste oliecentra van de gehele wereld is. Waar nog een kwart eeuw geleden slechts stoffige zandpaden liepen, zijn thans brede asfaltwegen aangelegd, waarover een intens autoverkeer gonst. Naast de laag gelegen, oude en typisch Spaans-koloniale wijken bij de haven is iets hoger een fraaie tuinstad verrezen.
De meeste bezoekers zullen geneigd zijn hun belangstelling te beperken tot de nieuwe stad, waar zij zich gemakkelijk in een auto kunnen verplaatsen. Zij zullen het te warm en te benauwd vinden om zich nog de moeite te getroosten kennis te maken met de oude stad. Ten onrechte. Het is hoogst interessant de nauwe straten door te lopen, waar men zich in Spanje wanen kan, en nog interessanter is het de Indianendorpen te bezoeken aan de oever van het meer van Maracaibo en de primitieve paalwoningen in het water te bekijken, die de goajira-Indianen hebben gebouwd. Het was hier dat de oude Spaanse zeevaarders herinnerd werden aan de kanalen van Venetië en deze streek daarom de naam gaven Venezuela, dat is klein Venetië.
| |
Cuba
Via Barranquilla en Kingston ging de tocht nu naar Cuba, waar wij eerst Camagüey bezochten, een aardige welvarende provinciehoofdstad van ruim 150.000 inwoners. Wie Spanje kent, voelt zich hier dadelijk thuis. Niet alleen omdat de kerken en vele particuliere huizen uit de koloniale periode dateren, maar ook omdat de verkoop van loterijbiljetten
| |
| |
een belangrijke plaats in het dagelijks leven inneemt. Ook schoenpoetsers ziet men er als in Spanje in groten getale. En bedelaars ziet men in de kleine steden van Cuba nog meer.
Deze bedelarij is vooral zo schrijnend, wanneer men bedenkt dat in dit aardse paradijs van eeuwige lente en zomer, onder wuivende palmen, een land dat een oppervlakte beslaat even groot als Java, slechts een kleine zes miljoen zielen wonen, die over het algemeen een materiële welvaart genieten, groot genoeg om paal en perk te stellen aan zoveel hinderlijk gebedel.
Het is te betreuren dat de valuta van dit land een beletsel vormt voor het Nederlandse bedrijfsleven om er meer zaken te doen dan nu gedaan worden. De Cubaanse peso, gekoppeld als hij is aan de dollar, is keihard. De houding, aangenomen door arbeidersorganisaties, die met grote beslistheid vreemdelingen uit de nationale bedrijven weren, maakt het niet gemakkelijk voor onze jonge mensen die op de suikerplantages zouden kunnen te werk worden gesteld, daar een plaats te veroveren. Op cultureel gebied is er echter beslist bereidheid om samen te werken. Aan de Universidad de la Habana is mij wel gebleken dat er een levendige belangstelling bestaat voor Nederlandse cultuur.
| |
Mexico
Na een prachtige vlucht van vier en een half uur over Cuba, Pinar del Río, de Caraïbische zee, Yucatán en de Bahía de Campeche kwamen wij in Mexico aan. Eenmaal op de plaats van bestemming, merken wij spoedig dat wij hier op een hoog plateau zitten, op 2.300 m. Aan de andere kant wordt het verblijf hier zeer veraangenaamd door de omstandigheid dat Mexico niet zo peperduur is als Cuba. Het ontgaat ons echter niet dat er alom veel armoede heerst. En dit ondanks alle ijver die door de opeenvolgende regeringen gedurende de laatste decennia aan de dag is gelegd om verbetering in de toestand te brengen en de ergste noden te lenigen. En de schare van bedelaars en allerhande straatverkopers treft de buitenlander die aan het verschijnsel niet gewend is ook hier des te schrijnender, omdat tegenover de nog steeds wijdverspreide armoede zowel in de provinciehoofdsteden en op het platteland als in Mexico D.F. zelf zoveel rijkdom voorkomt, die in weinige handen is opgehoopt.
Het is niet alleen zijn taal die Spanje met groot succes in dit deel van de wereld heeft verbreid. Ook de godsdienst en de cultuur vormen een essentieel erfdeel van de volken die tot de ‘hispanidad’ behoren. Wie Spanje kent, weet welke merkwaardige vormen de devotie in dat land kan aan- | |
| |
nemen. Maar ook in Mexico zal ieder die met eigen ogen vooral de uitingen van het eenvoudige volk gadeslaat, ontroerd worden door het kinderlijke vertrouwen van een mensenmenigte die totaal niets aan aardse goederen bezit, die echter al haar vertrouwen stelt in haar die als de Moeder Gods zich erbarmt over de armsten der armen en tot wier beeld, dat vereerd wordt in de basiliek van O.L.V. van Guadalupe, de vrome pelgrims urenlang barrevoets over de grond kruipen om ten slotte bij haar uit de hemel gezonden beeltenis neer te zinken en te bidden, in het rotsvaste vertrouwen dat het gebed verhoord zal worden door haar die niet alleen Koningin des Hemels, maar ook en vooral de bijzondere schutspatrones van Mexico is.
Ook Mexico is een land van felle tegenstellingen. De economisch zwakkeren hebben inmiddels hun intrede gedaan zelfs in de Universidad Nacional de México, die ondergebracht is in een imposant complex van somptueuze gebouwen, waar meer dan 33.000 jonge mannen en vrouwen hun dorst naar kennis trachten te lessen. Slechts 5% van dejongelui wordt gerekruteerd uit een maatschappelijke kring die zich de weelde kan veroorloven zijn kinderen op de traditionele wijze te laten studeren. De overgrote meerderheid ziet zich verplicht als werkstudent zelf in hun onderhoud te voorzien. Het verschijnsel komt ook in Europa voor, maar het heeft hier toch nog niet zulke proporties aangenomen.
Het komplex van de gebouwen van de Ciudad Universitaria in Mexico heeft in kringen van architecten allerwegen de aandacht getrokken. Terecht. Onze geestdrift wordt echter enigszins getemperd door de overweging dat er toch ernstige bezwaren verbonden moeten zijn zowel voor studenten als voor docenten aan een concentratie van het hoger onderwijs op een afstand van niet minder dan tien km van het centrum.
Mexico is een boeiende, ruim aangelegde stad. Er wordt overal met koortsachtige ijver gebouwd, waardoor het geheel een wat rommelige indruk maakt, vooral in de buitenwijken. Maar in de binnenstad kan elke belangstellende toerist zijn hart ophalen. De Zócalo is een zeer ruim plein, - na het Rode Plein te Moscou het grootste van de wereld - waaraan de kathedraal ligt, die wat haar afmetingen betreft aan de kathedraal van Sevilla doet denken. Zij is dan ook het oudste en grootste bedehuis van het Amerikaanse continent. Zij is opgericht op de plek waar eens de teocalli stond, op welks top tot de komst van Hernán Cortés in 1521 de bloedige mensenoffers aan de goden van de Azteken werden gebracht. Bijna een eeuw lang is er aan deze kathedraal gebouwd, van 1573 tot 1667, en ofschoon zij in de 19de eeuw meer dan eens is geplunderd, geeft zij nog
| |
| |
steeds een indruk van grote rijkdom en voornaamheid. De enorme afmetingen en de Ionische zuilen dragen daartoe niet weinig bij. Jammer dat het Sagrario, dat er vlak naast staat, wegens bouwvalligheid gesloten is. Maar de voorgevel, een van de beste voorbeelden van de z.g. ‘estilo churrigueresco’, is zo volmaakt van verhoudingen, dat deze vorm van barok volkomen overtuigt.
Aan hetzelfde plein, de Zócalo, ligt het Palacio Nacional, gebouwd in 1691, waar men de fresco's van Diego Rivera kan bewonderen. Weliswaar zal het beschouwen van bepaalde details van het oeuvre van Rivera een smartelijke beproeving zijn voor ieder die van christelijken huize is, maar aan de andere kant dient erkend te worden dat hij een van de grootste kunstenaars van onze tijd is.
Mexico is een van de meest fascinerende landen van de Spaans-sprekende wereld door zijn interessant verleden niet alleen, maar ook door zijn folklore en zijn moderne kunst; ook door zijn strijd om met volle erkenning van het Spaanse erfdeel bij de jongere generaties de gedachte aan de autochtone bevolking levendig te houden.
Het Mexicaanse volk is zeer begaafd en onderscheidt zich van zijn buren door uitgesproken karaktertrekken, waaronder opvallen de dorst naar onafhankelijkheid en de geest van constante rebellie. Na de openlijke rebellie tegen Spanje in het begin van de vorige eeuw is het land thans weer in opstand, zij het een onbloedige, namelijk tegen de steeds krachtiger invloed die uitgeoefend wordt door de machtige noorderbuurman, de U.S.A.
Mexico erkent de noodzakelijkheid van industrialisatie en daarmede die van de vreemde ondernemingen, voornamelijk natuurlijk de Amerikaanse. Maar men voelt weinig sympathie voor de ‘yanquis’. De toeristen uit het noorden die het land overstromen, waarvoor zij duidelijk tonen weinig begrip te hebben, worden beleefd en correct, maar niet hartelijk ontvangen: men beseft dat men de miljoenen dollars die uit dien hoofde het land binnen komen, niet kan missen.
‘Paris, c'est toute la France’, is een met veel aplomb gelanceerde uitspraak die wij als kinderen op gezag aanvaard hebben, maar waarvan wij in de loop der jaren de pertinente onjuistheid hebben leren inzien. Ik ben daardoor er wat huiverig voor geworden een land uitsluitend te beoordelen naar zijn hoofdstad, en ik prijs mij gelukkig dat ik in Mexico b.v. behalve de van hoofdstad ook een indruk heb kunnen krijgen van een charmante provinciestad als Guadalajara, van het imposante en nijvere industriecentrum Monterrey, van de liefelijke toeristenoorden Cuernavaca, Taxco en Cochimilco.
| |
| |
| |
Columbia
Ook in Columbia is het gelukt iets meer te zien dan Bogotá alleen. Wij hadden het voorrecht Barranquilla te bezoeken, een kloeke moderne stad aan de Caraïbische zee, 's lands belangrijkste zeehaven, waar hard wordt gewerkt. Het is een stad als zovele in dit continent van hevige tegenstellingen. Men ziet er de meest luxueuze auto's suizen langs bruingebrande jongens die zich op ezeltjes langzaam voortbewegen. De volgende morgen ging het door een prachtig tropisch landschap, tussen maïsen rijstvelden en koffieplantages en onder wuivende palmen, naar Cartagena, in de Spaanse tijd het belangrijkste centrum van de gehele noordkust van Spaans Amerika. De edele metalen in de verschillende gebieden van het uitgestrekte rijk gewonnen, werden hierheen getransporteerd, waar zij streng achter metersdikke muren en in onneembare fortificaties werden bewaard, totdat zij met de vermaarde zilvervloten naar Spanje werden vervoerd.
Die muren en fortificaties, die in nagenoeg ongeschonden staat tot in onze tijd behouden zijn gebleven, spreken tot op deze dag van de glorie en de grootheid van het Spanje van voorheen. Maar ook de oude huizen met hun fraaie in steen gehouwen familiewapens en hun keurige binnenplaatsen, de smalle pleintjes en de kerken doen ons aan Spanje denken, zoals ook het chevalereske optreden van de inwoners, wier hoffelijkheid en gastvrijheid boven alle lof verheven zijn.
Ten slotte zijn wij dan in de hoofdstad Bogotá aangekomen, na een interessante tocht over de Andes. Columbia geldt onder de Spaansamerikaanse republieken als de meest zuiver Spaanse. En dit manifesteert zich niet alleen in de wijze waarop de taal van Cervantes wordt gesproken - de ‘lenguaje bogotano’ geniet onder filologen een buitengewone reputatie -, maar ook in vele andere levensuitingen, niet in het minst de bouwkunst, al dient erkend te worden dat ook hier de invloed van de Verenigde Staten zich telkens sterker doet gevoelen. Ook Bogotá kent verscheidene wolkenkrabbers.
De belangstelling voor kunst en litteratuur is in deze stad zo levendig dat men haar niet ten onrechte de erenaam van ‘la Atenas de América’ pleegt te geven. Het is ons dan ook niet moeilijk gevallen hier in brede kring de belangstelling gaande te maken voor de taak die ons was toevertrouwd. De eerste dagen van ons verblijf viel het niet mee de gebruikelijke activiteit te ontplooien. Op een hoogte van 2.650 m kan men nu eenmaal niet zo draven als men dat op A.P. gewend is en vooral de
| |
| |
eerste dagen moet men trachten te acclimatiseren. Maar is men eenmaal aan de hoogte gewend, dan geniet men dankbaar en met volle teugen van de heerlijke temperatuur van de frisse vlakte, waarin Bogotá zich toch zo dicht bij de evenaar uitstrekt, van de grillige wolken die zich ieder ogenblik in een fikse regenbui kunnen ontladen, precies als in het vaderland, van de machtige toppen van het Andes-gebergte die het dal omringen en die hier tot een hoogte van meer dan 4.900 m stijgen.
Wie uit Europa komt, voelt zich volkomen thuis in deze stad met haar fraaie musea, zoals het Museo Nacional, met een zeer curieuze afdeling precolombiaanse ceramiek, het Museo Colonial, dat ondergebracht is in een prachtige oude behuizing uit de koloniale periode, en ten slotte het Museo del Oro, een collectie van gouden voorwerpen uit de voor-Spaanse tijd die op uitermate geraffineerde wijze in een enorme kluis van de Banco de la República is geëxposeerd. En vervolgens zijn er de Academia Colombiana de la Lengua en het Instituto Caro y Cuervo, waarvan de wetenschappelijke publicaties overal ter wereld door vakgenoten hogelijk worden gewaardeerd en die gevestigd zijn in de Biblioteca Nacional. Waarlijk dit is het Athene van Amerika.
| |
Ecuador
Wij hebben het kleine Ecuador niet over willen slaan. Klein voor Amerikaanse begrippen dan. Want Ecuador is altijd nog achtmaal zo groot als Nederland, maar het telt nog geen 3½ miljoen inwoners. Quito, de hoofdstad, heeft niet meer dan 225.000 zielen. Het vliegtuig bracht ons uit Columbia hier in een heel andere omgeving. In Bogotá gaan de Atlantische wereld en die van de Stille Oceaan nog samen. Hier in Quito zijn wij helemaal in het westen van Zuid-Amerika, waar de Indiaanse bevolking overheerst. Het prachtige Spaans klonk ons in Bogotá als muziek in de oren. Hier ondergaat het sterk de invloed van de Indianentalen, o.a. van het quechua. Ook in Bogotá trof ons veel armoede en veel bedelvolk langs de straten, maar hier is het verschijnsel erger. Wij zagen vlak bij ons hotel Indiaanse kinderen die blijkbaar de nacht doorbrengen in het voorportaal van een huis, waar zij aan weer en wind blootgesteld slapen. En het kan hier koud zijn, vooral des nachts.
Quito is overigens een bijzonder levendige stad, waar men zich te midden van de frisse, groene bergen met hun blanke huizen een ogenblik aan de Rijn in Duitsland kan wanen, ware het niet dat de palmen en de orchideeën er aan herinneren dat wij toch heus nog altijd tussen de keerkringen zijn, even ten zuiden van de evenaar, de equator, waaraan het land zijn
| |
| |
naam dankt. San Francisco de Quito, zoals de naam volledig luidt, werd in 1554 door Sebastián de Belalcázar gesticht aan de voet van de Pichincha, op de bouwvallen van de stad van Huana Capac en van Atahualpa, de verslagen Inca-heersers. Quito is rijk aan kunst en architectuur uit de Spaanse koloniale periode. Weliswaar treft men in het gehele continent mooie Spaanse bedehuizen aan, maar men krijgt de indruk dat zij nergens in zo groten getale te vinden zijn als in Quito, waar bijna elk huizenblok zijn eigen kerk heeft. Overal wordt het oog getroffen door kerktorens. In de Spaanse tijd legde men zich te Quito gedurende een paar eeuwen ijverig toe op het vervaardigen en exporteren van voorwerpen bestemd voor de versiering van kathedralen, kerken en kapellen in geheel Spaans Amerika. Het was een lucratief bedrijf dat zijn vaste afnemers had in Columbia, Chili en Peru. Ja, zelfs de kerken in Caracas zonden nu en dan een order naar de leveranciers in het verre Quito.
De 17de eeuw was de grote tijd van de kerkbouw in Quito. Van de vijfenvijftig oude kerken van deze tempelstad is er niet één die niet een bezoek overwaard is, en minstens vijftien van deze oude bedehuizen zijn ware musea, vol prachtige gebeeldhouwde altaren en een schat van voorwerpen van goud en zilver en juwelen, die nog niet eens alle beschreven en gecatalogiseerd zijn. Maar wie zich met de kunst hier wil bezighouden, dient zich eerst vertrouwd te maken met de Spaanse plastiek, want deze Ecuadoriaanse kunst is in sommige opzichten Spaanser dan die van Spanje. Wordt het lijden des Heren in Spaanse kerken en kathedralen met een wel zeer fel realisme uitgebeeld, hier deinzen de kunstenaars in San Francisco en in de Compañía en hoe de bedehuizen verder heten mogen, voor geen enkel horribel detail van bloed en zweet terug.
| |
Peru
Na het bezoek aan de tempelstad Quito, te midden van de frisse groene bergen, viel Lima tegen. Weliswaar heeft de hoofdstad van Peru enkele mooie gebouwen: de kerk van San Francisco, gebouwd in de 16de eeuw, met een gouden altaar, die van Santo Domingo, de kathedraal en de Universidad Nacional Mayor de San Marcos, de oudste universiteit van het Amerikaanse continent, die reeds een halve eeuw na de ontdekking van het nieuwe werelddeel, geen vijfentwintig jaar na de verovering van het land, gesticht werd. Wij hebben genoten van het Palacio de Torre Tagle, een seigneuriale Spaanse particuliere woning van het begin van de 18de eeuw, een uitstekend voorbeeld van Spaans rococo, dat met veel
| |
| |
tact wordt gerestaureerd en gereedgemaakt ten behoeve van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Maar als geheel stelt Lima teleur en alles moet voor de toerist worden goedgemaakt door het vermaarde Museo Nacional de Antropología, dat een fabuleuze verzameling voorwerpen van de Inca- en prae-Incaculturen bevat. Wij prijzen ons gelukkig dat wij ook in Peru in de gelegenheid zijn geweest onze belangstelling niet te bepalen tot de hoofdstad. Ondanks de geringe beschikbare tijd hebben wij de moed gevonden iets van het binnenland te gaan zien. Enige moed is daar wel voor nodig, want Cuzco, de oude hoofdstad van het Incarijk, die wij wilden bezoeken, ligt op meer dan 3000 m boven de zeespiegel, op een afstand van 670 km ten zuidoosten van Lima, midden in de Andes, die hier tot een aanzienlijke hoogte stijgt.
Men vliegt met de ‘Faucett’ op deze route geregeld op een hoogte van 7000 m, zodat het nodig is van een zuurstofapparaat gebruik te maken. Maar het gezicht op het Andesgebergte is zeer imposant. In stille bewondering aanschouwen wij de top van de Salcantay, die met zijn 5.500 m nog 700 m boven de Mont Blanc uitsteekt en die zijn naam eer aandoet, want Salcantay is een moeilijk te vertalen adjectief van het quechua, de taal van de Indianen van Peru, dat men zou kunnen weergeven met ‘de ongenaakbare, zeer te duchten, die niemand naast zich duldt’... en inderdaad is het tot nog toe zeer weinigen gelukt deze formidabele top te bedwingen, waarvan wij de blanke sneeuw zagen schitteren in het zonlicht.
De eerste uren van het verblijf in Cuzco waren allesbehalve aangenaam. Wie aan die hoogte niet gewend is, voelt er zich als een oud mannetje dat voetje voor voetje moet lopen, wil hij niet terstond geheel buiten adem geraken. Wie te Lima logeert in een comfortabel hotel als het Gran Hotel Bolívar aan de Plaza San Martín, waarlangs de hele dag een modern verkeer raast als in elke andere grote stad ter wereld, kan zich geen voorstelling maken van het eigenlijke Peru.
Maar in Cuzco ziet men ‘serranos’, de bergbewoners van de Andes, die meer dan 50% van de bevolking van het land vormen. En daardoor wordt men geconfronteerd met een probleem van de eerste orde voor Peru, namelijk de verheffing van het maatschappelijk peil van de ‘indio’. Men verzekert dat er de laatste jaren al veel verbeterd is, dat het lot van de ‘serranos’ draaglijker geworden is dan het twintig jaar geleden was en dat de aanleg van wegen ook op dit gebied wonderen heeft verricht. Niettemin heeft wat ik met eigen ogen gezien heb aan armoede, ellende
| |
| |
en vervuiling een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. De regering doet al het mogelijke om hierin verbetering te brengen, hoe moeilijk het ook valt iets te doen voor de verheffing van een zwijgzame, achterdochtige, diep beklagenswaardige bevolking, die in de koude op het hooggebergte dikwijls geen andere troost kent dan die welke de alcohol haar biedt en die haar volkomen demoraliseert.
Cuzco levert een merkwaardige combinatie van de Spaanse en Incabeschavingen. Er is een prachtige Spaanse kathedraal, gebouwd op Inca-fundamenten. De 21ste mei 1950 werd de stad geteisterd door een verschrikkelijke aardbeving, die de cuzqueños nog vers in het geheugen ligt en die veel oude gebouwen geheel of gedeeltelijk heeft verwoest. Men is er terstond overgegaan tot wederopbouw, in veel gevallen met edelmoedige materiële hulp van Spanje, dat zich in geestelijk en cultureel opzicht nog altijd innig met Spaans Amerika verbonden voelt. De kathedraal is dank zij deze steun reeds geheel hersteld. In het Convento de la Merced en de kerk van Santo Domingo, die gebouwd is op de ruïnes van de Incatempel van de Zon, zijn de herstelwerkzaamheden nog in volle gang. Juist te midden van de doodarme Indiaanse bevolking worden wij telkens getroffen door de enorme rijkdommen van de bedehuizen die ook in deze stad zeer talrijk zijn. Het altaar van de kathedraal is geheel van zilver, en wanneer ons kerkschatten worden getoond, staan wij verbaasd over de overvloed van goud, diamanten en smaragden van de gewijde voorwerpen.
Wij rijden ten slotte naar de armste parochie van de stad, die van San Blas, langs kleurrijke Indianenmarkten, waar allerlei exotische vruchten en groenten liggen en vrouwen in de bontste dracht zich verdringen om haar inkopen te doen. In San Blas bewonderen wij een prachtige gebeeldhouwde preekstoel van het einde van de 17de eeuw, zo fraai als wij die nog nergens aangetroffen hebben. Onze tocht voert ons door smalle straten, waar wij links en rechts ingesloten worden door muren van Incagebouwen, opgetrokken van stenen die op bewonderenswaardige wijze aan elkander zijn gevoegd.
| |
Chili
In een uur of zes heeft een toestel van de ‘Panagra’ ons van Lima naar Santiago, de hoofdstad van Chili, overgebracht. Een tocht die gedeeltelijk gevlogen werd boven de Oceaan, die, wat lang niet altijd het geval is, een zeer stille, pacifieke indruk maakte, voor een ander deel boven de kust met de besneeuwde toppen van de Andes links en een onher- | |
| |
bergzame woestijn ver beneden, waarvan wij ons met enige huivering afvroegen of ook zij een ‘living desert’ wezen zou. Bij aankomst te Santiago was de verrassing niet gering, want wij beseften onmiddellijk dat wij, na alle landen en steden van Spaans Amerika die wij bezocht hadden, plotseling in een andere wereld waren neergestreken. Niet dat wij bekoord werden door de schoonheid. Het stadsschoon van Santiago moet voor andere steden van dit continent onderdoen. Oude, interessante gebouwen zijn er maar weinig, wat niet te verwonderen is, wanneer men bedenkt dat de stad reeds tweemaal door een aardbeving is geteisterd. Met haar ongeveer 1½ miljoen inwoners is Santiago de vierde metropolis van Zuid-Amerika. Waaraan is het toe te schrijven dat wij hier in een omgeving zijn terechtgekomen die zo verschilt van hetgeen wij tot nog toe hebben gezien? Men doet er natuurlijk goed aan te bedenken dat er geen gekleurde bevolking is, althans niet in dit deel van het land, en dat wij reeds bezuiden Antofagasta buiten de keerkringen zijn gekomen.
Midden Chili is geen land van eeuwige zomer of eeuwige lente. In april - wij zijn er in april - geniet men er van verrukkelijke herfstdagen, te midden van een wereld van najaarsbloemen, dagen die gekenmerkt worden door nu en dan zware regenval.
Maar niet alleen klimatologisch verschilt het land van andere Spaansamerikaanse republieken. Veel Chilenen hebben Engelse, Ierse of Duitse voorouders, en het is derhalve niet te verwonderen dat hun uiterlijk veel minder Spaans aandoet dan elders in dit continent. Men ontmoet veel lichtblonde mensen, van wie men verwachten zou dat zij U in het Engels of in het Duits zullen aanspreken, maar wier moedertaal toch het Spaans is. Dit verschil met de rest van Spaans Amerika geldt ook voor minder uiterlijke zaken. Weliswaar herinneren de ‘limpiabotas’, de schoenpoetsers, de vreemdeling er aan dat hij in een Spaans-sprekend land is, maar aan de andere kant wordt hij getroffen door afwezigheid van menselijke ellende, door minder straatbedelarij dan elders en misschien ook een ietwat grotere stiptheid dan elders in deze wereld, waar men over het algemeen het land heeft aan een klok. Om kort te gaan, overal krijgt men de indruk dat dit land, dat het verst van Europa verwijderd is, dat een waar ‘finis terrae’ is, van geheel Spaans Amerika het meest Europees is.
Het is dus niet te verwonderen dat een Europeaan zich in Chili thuisvoelt. De opeenvolgende regeringen hebben zich steeds veel moeite getroost om een oplossing te vinden voor het probleem van het lager onderwijs, wat geen gemakkelijke taak is in een land met een wonderlijke vorm, een lange smalle strook tussen de Andes en de Stille Oceaan, van ruim
| |
| |
4500 km lengte, terecht ‘una loca geografía’, een krankzinnige geografie, genoemd door de Chileense auteur Benjamín Subercaseaux, wiens meest geslaagde boek dat reeds tien drukken beleefde, deze titel draagt.
Maar niet alleen het lager, ook het middelbaar en hoger onderwijs zijn hier beter verzorgd dan elders. Het Liceo Experimental ‘Manuel de Salas’ kan menig land, ook in het oude Europa, Chili benijden. En de Universidad de Chile, te Santiago, geldt voor een van de beste instellingen van hoger onderwijs in geheel Spaans Amerika. Het is dan ook niet te verwonderen dat zich in Santiago de Chile studenten uit de naburige landen laten inschrijven, uit Peru en Argentinië, ja tot uit Mexico toe.
Chili wordt al sedert vele decennia op democratische wijze bestuurd. Iedere staatsburger kan zijn mening vrijelijk mondeling en schriftelijk te kennen geven en van dat recht wordt een ruim gebruik gemaakt. De pers beweegt zich op een bevredigend peil. Een liberaal dagblad als ‘El Mercurio’ laat er zich op voorstaan reeds langer dan een eeuw, sinds 1827, ononderbroken te zijn verschenen en steeds ‘klaar en waar’ te zijn geweest: een unicum in de gehele Spaans sprekende wereld, Spanje niet uitgesloten, zoals de dynamische directeur van ‘El Mercurio’, de eminente Chileense auteur don Rafael Maluenda, mij persoonlijk met trots verzekerde.
Het is dan ook niet te verwonderen dat in de jaren 1933 tot 1940 velen in Europa, vooral in Duitsland, voor wie de grond te heet onder de voeten werd, het oog hoopvol op Chili richtten. Velen is het gelukt aan gindse veilige kusten hun tenten op te slaan en er een heel redelijk bestaan te vinden in een land van vrijheid en democratie, waar ieder God naar zijn eigen overtuiging kan dienen. Weliswaar is de overgrote meerderheid van de bevolking rooms-katholiek, maar andere kerkgenootschappen genieten er een volmaakte vrijheid. Reeds in 1925 heeft zich op de meest pacifieke wijze de scheiding tussen kerk en staat voltrokken. Chili telt op het ogenblik niet minder dan 300.000 Protestanten, dat is op een totaal van ruim zes miljoen inwoners een kleine 5% van de bevolking. En hun aantal neemt geregeld toe. Propaganda van Protestantse zijde wordt niet alleen toegestaan, maar zij vindt tot in de hoogste kringen van het land waardering, omdat iedereen weet welk een grote verdienste de Protestanten hebben voor de bestrijding van het drankmisbruik. Want is het Spaanse volk uitermate sober - in Spanje ziet men zelden een dronkeman -, in het Amerikaanse continent blijkt de weerstand tegen de alcohol helaas niet altijd even krachtig te zijn.
Ook van Chili kan men geen enigszins volledige indruk krijgen wan- | |
| |
neer men in de hoofdstad blijft. Wij zijn er op de heuvel van het Santa Lucía-park geklommen, midden in de stad, om er te genieten van het vergezicht. Maar zelfs daar is Santiago de Chile niet opwindend. Natuurlijk zou het leerzaam geweest zijn een tocht te ondernemen naar het noorden, naar de Atacama-woestijn en naar de centra van de salpeterwinning. Maar wij hebben er de voorkeur aan gegeven een uitnodiging te aanvaarden om naar de kust te gaan, waar wij hebben genoten van het befaamde Viña del Mar, vlak ten noorden van Valparaíso. Viña del Mar is een aards paradijs, een Chileens Monte Carlo of Juan les Pins of Nice zo men wil. In deze zonnige herfstdagen hebben wij er genoten van de natuur, van de machtige aanblik van de Oceaan, van de albatrossen die in groten getale op de rotsen vóór de kust neerstreken, en van de verrukkelijke visschotels die ons werden voorgezet.
En Viña del Mar is niet het enige lustoord aan deze kust. De badplaatsen volgen elkander snel op en bieden onderdak aan lieden met allerhande beurzen. Zapallar is de meest elegante, waar de aristocraten van het land komen, San Antonio de meest populaire. Ook Isla Negra ligt hier, waar de grote Chileense dichter Pablo Neruda woont.
Natuurlijk hebben wij ook een bezoek gebracht aan Valparaíso, de oudste en belangrijkste haven van Chili. Zij dateert van 1536 en was indertijd een belangrijke haven in de wereld van de Stille Oceaan. De schepen die door de straat van Magelhaes voeren, moesten Valparaíso aandoen. Door de opening van het Panamakanaal werd echter de ontwikkeling van deze haven plotseling geremd, zoals Subercaseaux het zo aardig uitdrukt: ‘como el crecimiento de una planta sembrada muy tarde y que sorprende el hielo del invierno’: als de groei van een zeer laat gezaaide plant die verrast wordt door de winterkou.
Tijdens ons verblijf stonden de kranten vol over de ernstige economische toestand. De inflatie van de Chileense peso had inderdaad langzamerhand alarmerende proporties aangenomen. Maar de Chileen heeft een opgewekte natuur en veel ‘sense of humour’ en hij draagt de misère met een glimlach op het gelaat. De zwaarst getroffenen zijn natuurlijk ook daar weer degenen die van vaste inkomens leven en elke dag moeten constateren dat het geld minder waard is geworden. In april 1955 was de Chileense peso nog minder dan één Nederlandse cent.
| |
Argentinië
Half april zijn wij in Argentinië aangekomen na een prachtige vlucht die in Santiago de Chile begon en ons over de met sneeuw bedekte toppen
| |
| |
van de Andes en de eindeloze vlakten, de Argentijnse pampa, voerde. Wij zijn neergestreken op het vliegveld van Buenos Aires, dat zich op een uur afstand van de stad bevindt. Terstond treft het volmaakt moderne, cosmopolitische, Europese karakter van deze metropolis. Door haar zeer ruime aanleg met pleinen en parken, waarin een profusie van standbeelden, doet Buenos Aires denken aan Parijs, al mist het ten enenmale de historische gebouwen van de steden van de oude wereld.
De Argentijnse Republiek is in uitgestrektheid en bevolking de tweede van Zuid-Amerika - alleen het immense Brazilië wint het in dit opzicht van Argentinië -, maar in economisch opzicht is zij buiten kijf nummer één. Meer dan honderdmaal zo groot als Nederland, telt dit land slechts achttien miljoen inwoners, waarvan vier miljoen in groot Buenos Aires. Er is hier dus nog ruimte voor velen. In tegenstelling met een republiek als Peru is Argentinië zo gelukkig geen probleem van gekleurde bevolking te kennen. De Indianenstammen van de pampa zijn tegenwoordig door de rest van de bevolking geabsorbeerd.
In de stralende herfstdagen van de maand april, onder een staalblauwe hemel, met een heerlijk milde temperatuur, zijn wij er op uitgetrokken door het onvolprezen Parque de Palermo, het Bois de Boulogne van dit Parijs van Zuid-Amerika, om te genieten van de herfstzon en de rust te zoeken van voorsteden als Olivos en Vicente López, waar ons de bonte verscheidenheid van de huizen trof. Hoe weldadig doet het aan niet gehinderd te worden door de uniforme achitectuur, die in sommige landen van Europa opgeld doet!
Veel tijd voor eigen genoegen en sight-seeing wordt ons ook hier niet gegund, want wij zijn gekomen voor het vervullen van een taak en de rector van de Universidad de Buenos Aires heeft ons daarvoor gaarne gastvrijheid verleend. De verschillende faculteiten zijn hier ondergebracht in grote gebouwen die plaats moeten bieden aan enorme scharen van studenten. De Universidad de Buenos Aires telt er 60.000, die van La Plata 30.000. Het is duidelijk dat er in dit land heel veel voor de jeugd wordt gedaan, en bepaald opvallend is de aandacht die geschonken wordt aan de sociale problemen waarmede jonge mensen die middelbaar en hoger onderwijs genieten, te kampen hebben.
Wie in dit continent heeft rondgereisd merkt hier in Buenos Aires dadelijk een totale afwezigheid van bedelaars op. Het publiek gaat goed gekleed, het verkeer is enorm en de overdaad van de meest luxueuze auto's vestigt de indruk van een rijk land dat een grote toekomst tegemoet gaat.
| |
| |
Dat ‘Holanda’ in Spaans Amerika een naam van goede vertrouwde klank is, horen wij Nederlanders natuurlijk gaarne. Inzonderheid in Argentinië heb ik mij er van kunnen overtuigen dat het geen vriendelijk compliment zonder meer is, maar dat het op ervaring berust. Jaarlijks gaan veel Argentijnse zakenlieden naar Europa en verscheidenen van hen slaan Holland op die tocht niet over.
De K.L.M. en haar voortreffelijke service zijn de meeste Argentijnse toeristen volkomen vertrouwd. Sinds jaar en dag wordt de haven van Buenos Aires aangedaan door de schepen van de Koninklijke Hollandsche Lloyd, Van Nievelt, Goudriaan & Co., de Stoomvaartmaatschappij ‘De Havenlijn’ en de Royal Interocean Lines. De namen van Philips en Bols zijn ieder bekend. Men ziet die werkelijk overal. Het prachtige kantoorgebouw van de Banco Holandés Unido, zoals de Hollandsche Bank-Unie hier heet, kent elke porteño. Werkspoor levert zulke comfortabele spoorwagons, dat elke Argentijn er prat op gaat zijn reis te hebben gemaakt in een ‘coche holandés’. En men vergete niet dat de Nederlandse kolonie in Buenos Aires niet minder dan duizend zielen telt.
De muziekliefhebbers - en dat zijn er heel velen en zij zijn zeer verwend! - bewaren de beste herinneringen aan het optreden van onze Eduard van Beinum. Willem van Otterloo is al tweemaal voor het geven van radioconcerten naar Buenos Aires gevlogen.
| |
Uruguay
Ons laatste bezoek in Spaans Amerika gold Uruguay, of om het land met zijn officiële naam te noemen de República Oriental del Uruguay, het kleinste van alle Zuidamerikaanse landen, maar dat toch nog zesmaal zo groot is als Nederland. Het is gelegen tussen Brazilië, de Atlantische Oceaan, de Río de la Plata en Argentinië. De charmante, moderne hoofdstad, Montevideo, aan de noordelijke oever van de Río de la Plata, bevindt zich op geen 250 km oostwaarts van Buenos Aires, dat op de zuidelijke oever van de machtige stroom ligt. Montevideo is een jonge stad. Gesticht in het begin van de 18de eeuw, telt zij minder interessante gebouwen dan enige andere hoofdstad in Zuid-Amerika.
Maar ook zonder oude gebouwen gaat er van Montevideo met zijn mooie haven, zijn ruime parken en pleinen voorzien van een profusie van standbeelden, een bijzondere bekoring op de bezoeker uit. De stad vormt niet alleen een middelpunt, waaruit een dicht net van straat-, spooren luchtwegen over het land uitwaaiert, maar zij ligt ook aan de imposante Rambla Sur, een brede autoweg die zich over een afstand van ruim
| |
| |
300 km uitstrekt langs een strand, dat een schier eindeloze keten van badplaatsen heeft doen ontstaan.
Het belangrijkste middel van bestaan in Uruguay is de veeteelt. Slechts 7% van de bodem wordt door de landbouw in beslag genomen. Een van de populaire werken van de beeldhouwer José Belloni verheerlijkt de arbeid van de pioniers van de natie, de veehouders: drie paar ossen trekken een kar, ‘La Carreta’, waarnaar de gehele groep heet, gevolgd door een ruiter te paard en een tweetal loslopende ossen.
Maar al is Uruguay zesmaal zo groot als Nederland, het heeft nauwelijks drie miljoen zielen, waarvan één miljoen in de hoofdstad woont. En ofschoon de República Oriental de dichtst bevolkte van de Zuidamerikaanse landen is, is er in de uitgestrekte vlakten nog plaats voor velen. Nederlanders zullen zich nergens in Zuid-Amerika zo thuis voelen als in dit land, dat er zich terecht op laat voorstaan een uitermate democratische constitutie te hebben. Men is zo afkerig van alles wat zweemt naar de mogelijkheid van de vestiging van een dictatuur, dat de uitvoerende macht sinds enige jaren in handen is gelegd van een raad, de ‘Consejo Nacional de Gobierno’, van negen mannen, van wie de president, die telkens wisselt, zich van de representatieve plichten van het hoofd van de staat kwijt.
Deze democratische koers volgt men nog maar een halve eeuw lang. Nadat het land in de 19de eeuw niet veel anders dan politieke onenigheden, intriges en het herhaalde optreden van dictatoren had gekend, brak in 1903 een nieuwe tijd aan met José Battle y Ordóñez, niet alleen een bekwaam staatsman, maar ook een hoogstaand mens, die dit nobele geginsel huldigde: het welzijn van de mensen zonder onderscheid van klassen. Tot zijn dood in 1930 was hij, als hoofd van zijn partij, practisch de leider van de politiek in de Republiek. En in die dertig jaren ging het land met grote sprongen vooruit. Battle was een warm voorstander van verregaande invloed van de staat in het economische leven. Reeds in zijn tijd werd staatscontrole ingevoerd op het verzekerings- en bankwezen. Het initiatief werd genomen tot het aanleggen van spoorwegen en autowegen, die, gebieden die tot dusverre vrijwel ontoegankelijk waren, moesten openleggen voor het verkeer.
Uruguay kan bogen op een zeer moderne arbeidswetgeving: een achturige werkdag, een 44-urige werkweek, zorg voor de oude dag, bescherming van behoeftigen, vakantieregeling met betaling, pensioen na dertig jaren diensttijd. Het is alles in hoge mate vooruitstrevend, zeker in dit deel van de wereld.
| |
| |
Voor de scheiding van kerk en staat, die in sommige landen tot in de jongste tijd de gemoederen hevig in beroering kon brengen, heeft Battle al in zijn tijd met succes gestreden: Uruguay was in 1918 het enige land in Zuid-Amerika dat haar tot stand bracht. Het overgrote deel van de bevolking is natuurlijk rooms-katholiek, maar alle andere kerkgenootschappen, zoals de Methodisten, de Anglicanen, de Baptisten en de Adventisten, genieten de meest volmaakte vrijheid voor de uitoefening van hun eredienst. Er zijn in Montevideo zelfs zes synagogen.
Na alles wat hier opgemerkt is, zal het niet bevreemden dat de sociale toestanden gunstig zijn. Men ziet heel weinig armoede. Het publiek gaat goed gekleed en geschoeid. De openbare vervoermiddelen zijn behoorlijk. In de gehele Republiek wordt de schooljeugd goed gevoed en gekleed. Het onderwijs, niet alleen het lager, maar ook het middelbaar en het hoger onderwijs, is kosteloos.
Ook in dit land is ‘Holanda’ een naam van zeer vertrouwde klank. Er is in Montevideo zelfs een Instituto Cultural Uruguay-Holanda, tot nog toe het enige van dien aard in geheel Spaans Amerika. Dit Instituut, opgericht tijdens het bezoek dat Z.K.H. de Prins der Nederlanden enige jaren geleden aan Uruguay bracht - een bezoek waarover nog door iedere ‘oriental’ met waardering gesproken wordt -, staat onder leiding van een groot vriend van Nederland en een belangrijk man in de society van Montevideo, don Héctor Gerona.
| |
Brazilië
Brazilië, uiterlijk een reusachtige harp, die merkwaardigerwijze het profiel van het gehele continent natekent, beslaat bijna de gehele oostelijke helft van Zuid-Amerika en strekt zich uit van benoorden de evenaar tot 33o Z.B. Het territorium bevat derhalve zowel een tropische als een gematigde zone. Onze reisroute - wij maakten de tocht langs de kust aan boord van het m.s. ‘Graveland’ van de Koninklijke Hollandsche Lloyd - stelde ons niet in staat iets te zien van het noorden, dat van de voet van de Andes af tot aan de Atlantische Oceaan toe tot het stroomgebied van de Amazone behoort, die een lengte heeft van 6.776 km en die wat de verplaatste watermassa betreft de grootste rivier van de aarde is. Dit equatoriale deel van Brazilië wordt bedekt door oerwouden, die nog maar zeer gedeeltelijk zijn geëxploreerd, en die zich onderscheiden door een zeer bijzondere flora en fauna.
De bevolking is allesbehalve homogeen. Allerlei rassen, uit verschillende werelddelen afkomstig, zijn hier in een reusachtige smeltkroes dooreen- | |
| |
gemengd. Het blanke is het sterkst vertegenwoordigd, met 60%, in de eerste plaats Portugese kolonisten en hun nakomelingen, vervolgens Italianen, Spanjaarden, en ten slotte Duitsers, Polen, Tsjechen, Russen, Fransen en Nederlanders. Het percentage van de blanke bevolking neemt geregeld toe ten gevolge van een belangrijke immigratie uit Europa. Europese immigranten hebben te allen tijde voorkeur getoond voor de steden aan de kust en voor het zuiden van het land, waar het klimaat betrekkelijk gematigd is, althans veel minder heet dan in de rest van Brazilië. De Duitsers zijn reeds meer dan een eeuw geleden begonnen belangstelling te koesteren voor vestiging in het zuiden. Gedurende de laatste jaren zijn er zich ook vele joden in Brazilië metterwoon komen vestigen, ja zelfs emigranten uit Syrië en Japan.
De Indianen, die ten tijde van de ontdekking van Brazilië in 1500 door Pedro Alvares Cabral het gehele land bewoonden, hebben zich grotendeels met de blanken vermengd. Portugezen en Spanjaarden hebben nooit rassenvooroordelen gekend. Deze z.g. ‘caboclos’ vormen ongeveer 10% van de Braziliaanse bevolking. Diep in het binnenland leven nog altijd resten van zuivere Indianen, die evenwel niets van enig contact met de blanken willen weten. De rest wordt gevormd door negers, nakomelingen van de slaven die vooral in de 18de eeuw, maar ook nog tot het midden van de 19de eeuw toe van Afrika naar Amerika werden overgebracht, en mulatten, die 15% van de totale bevolking uitmaken.
Ondanks de bonte samenstelling van het mensenmateriaal en de rijke verscheidenheid van het landschap vertoont Brazilië in politiek, economisch en cultureel opzicht een verrassende homogeniteit, die men niet uitsluitend kan toeschrijven aan de eenheid van taal en godsdienst. Wat elders vaak uitsluitend op papier en theoretisch werd vastgelegd, de absolute gelijkheid van de staatsburger zowel in het openbare als in het particuliere leven, wordt hier in zichtbare realiteit in praktijk gebracht, op school, op kantoor, in de kerk, in de vrije beroepen, in het bedrijfsleven en aan de universiteiten. Het is een ontroerend gezicht kinderen, die alle schakeringen van menselijke huidskleur vertonen arm in arm uit school te zien komen en deze lichamelijke en geestelijke verbondenheid neemt men tot in de hoogste regionen waar. Er zijn geen kleurverschillen, geen grenzen, geen hoogmoedige standsverschillen. Niets is zo karakteristiek voor die naturlijke samenwerking als het feit dat in de taal elk denigrerend woord ontbreekt.
Het verschijnsel van de politieke homogeniteit is wel bijzonder merk- | |
| |
waardig wanneer men op Brazilië's buren let. Ook Hispanoamérica spreekt één taal, het Spaans, en heeft één godsdienst, de rooms-katholieke, maar zij is, het streven van een grote geest als Simón Bolívar ten spijt, verbrokkeld in een aantal grotere en kleinere republieken.
Ondanks de eenheid kan men niet minder dan vier cultuurfasen duidelijk onderscheiden: 1o die van de 300.000 Indianen, die in de oerwouden leven en waarvan men zich het beschavingspeil niet primitief genoeg kan voorstellen; 2o die van de kleine landbouwers bij de dorpen, de z.g. ‘caipiras’; 3o die van de uitgestrekte ‘fazendas’, waar op grote schaal landbouw en veeteelt worden bedreven; en 4o ten slotte de cultuur van de grote steden, zoals Rio de Janeiro, São Paulo, Salvador, Belo Horizonte, Porto Alegre en Recife met een krachtige Noordamerikaanse inslag en een sterke industrialisering.
De verschillen tussen deze vier fasen worden echter minder naarmate meer aandacht geschonken wordt aan het verkeer, inzonderheid het zich snel ontwikkelende luchtverkeer: Brazilië bezit niet minder dan 315 luchthavens ten behoeve van de burgerluchtvaart.
Ondanks de industrialisatie - er zijn tegenwoordig meer dan 90.000 industriële ondernemingen, waarvan de meeste in het zuiden gevestigd zijn - is Brazilië nog steeds een overwegend agrarisch land. Koffie is nog altijd de voornaamste pijler waarop de Braziliaanse economie berust. Daarnaast zijn belangrijke produkten: katoen, cacao, maïs, bonen, rijst, hout, huiden, suiker en rubber. De bodem is rijk aan ertsen: ijzer vooral. Er worden wel steenkolen gevonden, maar de kwaliteit laat te wensen, reden waarom de regering veel aandacht schenkt aan de exploitatie van waterkracht, die in rijke hoeveelheid aanwezig is.
De sympathie die bij nagenoeg iedere vreemdeling die Brazilië bezoekt voor dit land wordt gewekt, behoeft hem niet blind te maken voor verschillende eigenschappen van de Brazilianen die in andere landen minder worden gewaardeerd, en voor economische toestanden die op een ander peil liggen dan in de meeste landen van West-Europa en in Noord-Amerika.
De levenshouding kenmerkt er zich door een grotere mate van nonchalance dan elders. Onder de verslappende invloed van het tropische klimaat ontwikkelen de mensen hier minder energie en minder dynamiek dan in Europa. De levensstandaard van een groot deel van de bevolking ligt ver beneden de onze. De technische en de industriële prestaties van het Braziliaanse volk, een natie van ruim 53 miljoen zielen, zijn amper met die van een kleine Europese staat te vergelijken. Een reis van iets
| |
| |
meer dan 1000 km het binnenland in betekent de terugkeer tot de primitiviteit van eeuwen geleden.
Aan de andere kant onderscheidt de Braziliaan zich door een voorbeeldige eigenschap: wel verre van radicaal of revolutionair te zijn, streeft hij steeds naar een vreedzaam humanisme. In dit opzicht is Brazilië één van de meest beminnelijke landen van de wereld. Het haat de oorlog; sterker nog, het kent de oorlog vrijwel niet. Grensconflicten met zijn buren heeft het door minnelijke overeenkomsten of door een beroep op internationale arbitrage opgelost. De helden op wie Brazilië trots is zijn geen generaals, maar staatslieden, zoals Rio Branco, die er een eer in stelde door redelijkheid en verdraagzaamheid oorlogen te verhinderen. Politieke omwentelingen voltrokken zich steeds zonder bloedvergieten en op conciliante wijze.
Op een stralende morgen in mei verlieten wij Montevideo om via Porto Alegre, de hoodstad van de Braziliaanse staat Rio Grande do Sul, naar de haven Rio Grande do Sul te vliegen. Is Porto Alegre een flinke snel groeiende moderne stad, van handel en industrie, met ruim 300.000 inwoners, onder wie vele Italianen en Duitsers, Rio Grande do Sul heeft weinig opwindends. Persoonlijk herinner ik mij niet veel meer dan hoe heerlijk het was eindelijk na gedane arbeid te kunnen gaan rusten in een geriefelijke hut aan boord van een Hollands schip.
Na twee dagen varen bereikten wij Itajaí, in de staat Santa Catarina, een kleine haven, waar ons schip geruime tijd moest laden en lossen, hetgeen ons de gelegenheid bood een tocht te ondernemen naar Blumenau, thans een plaats van 88.000 inwoners, dat in 1850 als een Duitse kolonie werd gesticht door Dr. Hermann Blumenau. Men waant zich in Blumenau in een stadje aan de Rijn, dat zo in zijn geheel naar Zuid-Brazilië is overgebracht, en waar tot op heden nog nagenoeg iedereen Duits spreekt. Terecht eist de Braziliaanse regering dat de officiële taal het Portugees moet zijn, maar zelfs meer dan een eeuw na de komst van de eerste kolonisten zijn er nog altijd velen die zich nog maar weinig geassimileerd hebben aan hun nieuwe omgeving, hetgeen van Braziliaanse zijde niet ten onrechte herhaaldelijk is gelaakt.
Wie zich de moeite getroost het zeer omvangrijke en met Duitse ‘Gründlichtkeit’ samengestelde, maar toch in het Portugees geredigeerde gedenkboek door te worstelen, dat ter gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de volksplanting in 1950 verscheen, komt onder de indruk van de grote moeilijkheden waaraan de nijvere Duitse kolonisten in de eerste
| |
| |
jaren het hoofd moesten bieden. Maar de ijver en het doorzettingsvermogen zijn beloond: Blumenau, dat in 1852 nog slechts 16 inwoners telde, had er in 1870 reeds 6000, een veestapel van 27000 stuks, 92 fabrieken en vervolgens een wegennet van 30 km., dat sindsdien nog aanzienlijk is uitgebreid.
Itajaí heeft niet veel indruk op ons gemaakt, een kleine haven, zoals er zovele zijn. Veel belangrijker is de volgende haven die onze ‘Graveland’ aandeed, Paranaguá, in de staat Paraná. Het werd ons duidelijk dat Paranaguá in de toekomst een gewichtig koffiecentrum worden zal naast Santos.
Ik betreur het in hoge mate dat het ons niet mogelijk was van Paranaguá uit een excursie te ondernemen naar Curitiba, waar ik gaarne een bezoek had willen brengen aan de Nederlandse, Protestantse landbouwkolonie Carambei, gesticht in 1911, die zich heeft weten staande te houden, zij het ook nadat zij jarenlang aan de grootste moeilijkheden het hoofd heeft moeten bieden.
Eind 1949 waren er in Carambei 313 zielen, onder wie 213 Nederlanders. De kolonie beslaat een oppervlakte van ruim 8000 ha en produceert per maand 9000 kg kaas, 2000 kg boter en 15.000 1 flessenmelk; voorts tarwe en aardappelen. Men fokt er bovendien varkens en pluimvee. Het is een gemeenschap waarop Nederland trots kan zijn en die bewijst dat er in Brazilië met kennis, toewijding en energie resultaten zijn te bereiken.
Ons bleef maar weinig gelegenheid iets van Santos te zien, de zeehaven van São Paulo, het belangrijkste koffiecentrum van de wereld, waar duizenden schepen meren, een stad van bijna 200.000 inwoners. In het begin van onze eeuw zwaar geteisterd door gele koorts en malaria, is het tegenwoordig dank zij een energieke bestrijding van deze ziekten een volkomen gezond oord. Ook als badplaats is het zeer in trek. Het is ons opgevallen dat in tegenstelling met Spaans Amerika, Brazilië in de badplaatsen een grote mate van vrijheid kent. Iedereen kleedt zich, of liever gezegd ontkleedt zich naar eigen zin en lust, en niemand neemt daar aanstoot aan.
Wat de gezondheidstoestand van Brazilië in het algemeen betreft, nog altijd is hoofdvijand nummer één de t.b.c., waaraan jaarlijks niet minder dan bijna tweehonderdduizend slachtoffers succumberen. Teer van gestel, biedt de Braziliaan weinig weerstand tegen de ‘pesta branca’, de witte pest. Daar komt dan, vooral in het noorden, nog ondervoeding of misschien juister gezegd ondoelmatige voeding bij, en dat in een land dat zo rijk is aan levensmiddelen. De regering heeft een krachtige campagne ingezet om aan verbreiding van de gevreesde ziekte paal en perk
| |
| |
te stellen, een campagne die in de komende jaren stellig nog aan intensiteit zal moeten winnen.
De tweede publieke vijand, de malaria, ‘o paludismo’, is een automatisch gevolg van de klimatologische omstandigheden, vooral in het noorden. De derde ziekte is de ‘lepra’ die natuurlijk alleen door isolering kan worden ingeperkt.
Door de genoemde ziekten wordt de produktiecapaciteit zeer beperkt. Vooral in het noorden ligt de arbeidsprestatie, die door het klimaat toch al geringer is dan elders, over het algemeen aanzienlijk beneden het Europese en Noordamerikaanse peil. En Brazilië moge dan volgens de statistieken meer dan 53 miljoen inwoners hebben, de produktie van de gehele bevolking komt in de verste verte niet overeen met de hoeveelheid energie die evenveel Europeanen, Noordamerikanen of Japanners kunnen leveren, die immers onder veel gunstiger klimatologische omstandigheden en in het genot van een veel betere gezondheid plegen te werken.
Wij moeten echter naar Santos terug. Verlangend als wij waren spoedig São Paulo te leren kennen, reden wij langs een gloednieuwe autoweg, de Via Anchieta - een wonder van ingenieurskunst! - die ruim 700 m stijgt en waarlangs per maand gemiddeld 157.785 voertuigen passeren, de berg op, en genoten aanvankelijk nog voortdurend van het prachtige vergezicht achter ons op Santos en de Atlantische Oceaan.
Een mooie stad is São Paulo niet, te minder omdat, evenals in menige andere Zuidamerikaanse plaats van enige betekenis, ook hier het oog telkens wordt getroffen door een combinatie van gloednieuwe gebouwen en armzalige krotten met verweerde daken en akelig grijze muren, waarin de gekleurde bevolking nog steeds op de meest primitieve wijze huist.
Nog tot diep in de vorige eeuw, in 1872, kwam São Paulo met 26.000 inwoners, zijn nauwe en armelijke straatjes, op de tiende plaats in de rij van de Braziliaanse steden, heel ver achter Rio de Janeiro met 275.000, achter Bahia met 120.000 inwoners, en zelfs nog achter stadjes, waarvan de niet-Braziliaan de namen niet kent, zoals Niterói, tegenover Rio met 52.000 inwoners. Weinig steden ter wereld kunnen zich laten voorstaan op zulk een snelle groei als São Paulo, waarvan de bevolking in 1890 al gestegen was tot 64.934 inwoners en in 1955 tot meer dan 2½ miljoen is opgeklommen. In een tijdperk van tien jaar, van 1940 tot 1950, nam de bevolking met 56.8% toe. Op grond van haar economische betekenis wordt de stad het Chicago van Zuid-Amerika genoemd. En terecht. Bij de eerste oppervlakkige kennismaking zou men veeleer denken in de Ver- | |
| |
enigde Staten dan in Brazilië te zijn, ware het niet dat de bewoners Portugees spreken en Brazilianen zijn, en het klimaat subtropisch is.
Enkele cijfers mogen dit illustreren: São Paulo telt meer dan 40.000 fabrieken met een personeelsbezetting van 700.000 werknemers, fabrieken die voor meer dan 8.000 miljoen gulden aan goederen produceren. De stad vertoont sinds 1938 een opgang van 330% in industriële vestigingen. Haar bewoners verbruiken meer elektrische energie dan die van Chicago. De fabrieken vervaardigen elektromotoren, radiotoestellen, banden, margarine, ijskasten, springmatrassen, cement, staal, machineonderdelen, cellulose, oliën en chemicaliën, terwijl ook het Braziliaanse porselein en glaswerk een goede naam begint te krijgen.
Er wordt in São Paulo hard, heel hard gewerkt, van 's morgens acht uur tot 's middags zes uur, waarna de algemene aanval op de altijd overvolle bussen en trams geopend wordt, die met de eindeloze stroom van auto's in de opgepropte straten elk ogenblik schier onontwarbare verkeersopstoppingen veroorzaken. Mogen vele intellectuelen in Europa nog steeds geen flauw besef hebben van de enorme betekenis van deze wereld, een betekenis die ten enenmale onderschat wordt, het bedrijfsleven weet beter en veel Nederlandse kooplieden, importeurs, technici en administrateurs zijn naar São Paulo gevlogen om te worden te werk gesteld bij de Hollandsche Bank-Unie, die ook hier weer beschikt over een prachtig bankgebouw, bij Philips, bij Jacobson van den Berg, bij Bols, bij Berkhout en bij verscheidene andere zelfstandige bedrijven. De K.L.M. heeft de afstand die Schiphol van São Paulo scheidt, praktisch opgeheven: 12.000 km wordt in vierentwintig uur afgelegd.
De inwoners van São Paulo, van wie velen van Portugese, Italiaanse of Duitse afkomst zijn, onderscheiden zich door een nuchter materialisme. Zij zijn harde werkers, die over het algemeen gesproken niet bepaald zeer intellectueel ontwikkeld zijn. Maar allen zijn trots op hun krachtig groeiende stad, die zij verre stellen boven Rio de Janeiro - de paulistas hebben het niet begrepen op Rio! - hun stad die overigens allerminst gespeend is van wetenschappelijke en artistieke belangstelling. Er is een Universiteit die een technische, een juridische, een economische en een medische faculteit telt.
De Biblioteca Municipal, gesticht in 1925, is ondergebracht in een gebouw van 22 verdiepingen, dat plaats geeft aan 400.000 boekdelen. Een krantenmagnaat, de heer Chateaubriand, die in een gering aantal jaren een verzameling schilderijen van de grootste Europese meesters bijeenbracht, stelde zijn pinacotheek ter beschikking van het publiek
| |
| |
van zijn stad. En met dankbaarheid herinneren wij ons dat deze Braziliaanse verzamelaar nog niet zo lang geleden een keur uit zijn collectie enige tijd aan het Centraal Museum der gemeente Utrecht afstond, waar wij haar rustig konden bewonderen.
Bij de gedachtenwisseling volgende op een voordracht die ik houden mocht voor de zeer actieve Nederlandse Kamer van Koophandel voor Brazilië te São Paulo, is mij duidelijk gebleken dat de Nederlanders in Brazilië ondanks de grote moeilijkheden waarmede het bedrijfsleven op het ogenblik te kampen heeft, de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien. Men heeft nadrukkelijk mijn indruk bevestigd dat er in Brazilië nog grote mogelijkheden liggen, zoals die een halve eeuw geleden in de Verenigde Staten bestonden. Er ligt hier nog een onoverzienbaar arbeidsveld, ook voor de Nederlandse ondernemingsgeest.
Het is van het allergrootste gewicht dat het Nederlandse bedrijfsleven belangstelling voor Brazilië blijft koesteren en dat het zich ten volle bewust blijft van het feit dat kennis van en vertrouwdheid met dit land een nationaal belang van de eerste rang vormen. Het staat als een paal boven water dat voor Nederlandse technici, landbouwers, wegenbouwers, constructeurs, ja zelfs voor kunstenaars, zo niet nu, toch stellig te eniger tijd weer plaats zal zijn in dit uitgestrekte land, mits zij de reis er heen met de nodige deemoed ondernemen. Laten zij t.z.t. vooral hun volkomen misplaatst Europees superioriteitsgevoel over boord werpen, want anders zal de overtocht op een teleurstelling uitlopen.
Zij zullen er beter aan doen in alle bescheidenheid behoorlijk Portugees te leren, waarvoor in ons land tegenwoordig dank zij de activiteit die onze lusitanisten ontplooien, gelegenheid te over bestaat. Zij zullen er verstandig aan doen zich vertrouwd te maken met de typische mentaliteit van de Portugees-sprekende wereld, een mentaliteit die in veel opzichten verschilt van de Spaanse. Men schuwt in Brazilië elke brutaliteit, heftigheid, opvliegendheid en schreeuwerigheid, kortom alles wat grof en aanmatigend is. De Braziliaan is stil van aard, dromerig en in tegenstelling met de ‘hispanoamericano’ sentimenteel, vaak zelfs met een lichte zweem van melancholie.
Onder alle omstandigheden van het leven blijft de Braziliaan zo goedmoedig en zachtmoedig als hij van nature is. Mensen uit allerlei lagen van de maatschappij bejegenen elkander met een grote mate van hoffelijkheid. Hoffelijkheid is de natuurlijke vorm van onderlinge menselijke relatie. Wreedheid tegenover dieren is hier onbekend. Die zachtheid van karakter, die argeloze goedmoedigheid, die afwezigheid van brutaliteit
| |
| |
boet de Braziliaan met een niet geringe dosis van overgevoeligheid.
Welnu, voor de vreemdeling die zich metterwoon in dit land wil vestigen en met succes te midden van de bevolking wil verkeren, is het niet alleen gewenst, maar zelfs beslist noodzakelijk, zich hiervan rekenschap te geven en er zijn voordeel mede te doen.
Het voorrecht de haven van Rio de Janeiro binnen te varen, waarvan de ingang beschouwd wordt als een van de mooiste haventoegangen van de wereld, hebben wij helaas gemist. Eenmaal in São Paulo hebben wij gevolg gegeven aan de raad die vrienden in Nederland ons gegeven hadden, namelijk om in een comfortabele autobus de uitstekende verbindingsweg naar Rio af te leggen, een tocht van meer dan vijfhonderd km weliswaar, die ruim zes uur in belag neemt, maar die in elk opzicht de moeite loont. Vooral het laatste gedeelte voert de toerist door een fris, groen berglandschap, dat elk ogenblik doet denken aan de Braziliaanse landschappen van Pieter Post, waarvan kleur en licht, die de Europese beschouwer altijd enigszins wonderlijk aandoen, een voortreffelijke weergave blijken te zijn van de werkelijkheid.
De haven van Rio de Janeiro werd de 1ste januari 1502 door de Portugese zeevaarder Gonçalo Coelho ontdekt, die, menende dat de baai de mond van een grote rivier was, aan deze haven de naam gaf van Januari Rivier. De eerste definitieve poging om zich aan deze Baai van Guanabara te vestigen, een van de grootste natuurlijke havens van de aarde, waarin de schepen van alle naties met gemak tegelijkertijd voor anker zouden kunnen gaan, werd ondernomen door de Fransen in 1555 onder Admiraal Nicolas Durand Villegaignon, een hugenoot. De Portugezen, beducht voor de indringers, verdreven hen en maakten zich ten slotte van de gehele haven meester. Dank zij haar ligging werd Rio de eerste stad van Brazilië. En toen in 1808 tijdens de Napoleontische oorlogen de regering van Portugal naar Rio werd overgebracht, groeide de stad steeds krachtiger. Zij telt tegenwoordig meer dan 2 ½ miljoen inwoners.
Wij hebben de indruk gekregen dat Rio in sommige opzichten de stempel draagt van een Europese, in andere die van een Amerikaanse grote stad. Uiterlijk doet veel aan de Verenigde Staten denken: de wolkenkrabbers en het haastig voortjagende verkeer. In culturele zin daarentegen is Rio veeleer Europees georiënteerd. Heel veel intellectuelen spreken een zeer correct Frans; in de boekwinkels ziet men veel Franse literatuur. In dit verband dient er op te worden gewezen dat het positivisme van Auguste Comte hier een gehele school en zelfs een kerk in het leven heeft geroepen. Een belangrijk deel van de constitutie van de Braziliaanse Republiek is
| |
| |
doortrokken van de formuleringen en opvattingen van de Franse wijsgeer, wiens invloed op het dagelijks leven hier veel groter is dan in zijn eigen land. Zelfs het devies op de Braziliaanse vlag ‘Ordem e Progresso’ toont duidelijk invloed van Comte.
De bouwkoorts die in bijna alle grote steden van dit continent woedt, heerst in Rio niet minder hevig dan elders. Weliswaar is de strook die voor bebouwing tussen de bergen en de Oceaan in aanmerking komt smal, en is het gevaar dat men ter plaatse terrein te kort komt geenszins denkbeeldig, maar geen nood. Men schroomt niet een vrij hoge heuvel, een ‘morro’ geheel af te graven en met de grond gelijk te maken ten einde op het geëgaliseerde terrein weer nieuwe wolkenkrabbers te bouwen.
De Baai van Guanabara wordt ingesloten door enkele bergtoppen, waarvan de Pão de Açucar, het Suikerbrood, vermaardheid geniet over de gehele wereld. Het is voor Rio een symbool geworden. Ofschoon een excursie naar de top aan alle vreemdelingen warm aanbevolen wordt, hebben wij de voorkeur gegeven aan een tocht naar de Corcovado, de Gebochelde, een tocht die voert langs een steile weg door tropisch geboomte, dat nu zelfs in deze herfstdagen in mei fris groen is, een groen dat telkens afwisselt met tropische planten die prijken met fraaie kleuren. Boven op de top, op een hoogte van ruim 700 m boven de zeespiegel, heeft men in 1931 een enorm Christusbeeld opgericht, van bijna 40 m, een van de grootste beelden van de wereld, dat wat zijn afmetingen betreft slechts vergeleken kan worden met het Vrijheidsbeeld aan de ingang van de haven van New York. 's Avonds en 's nachts is dit Christusbeeld elektrisch verlicht en op grote afstand te zien. Overdag geniet men een prachtig uitzicht over bijna geheel Rio, de Golf van Guanabara, de Atlantische Oceaan en het vermaarde strand van Copacabana.
‘Holanda’ is in Rio een naam van zeer vertrouwde klank. Niet alleen in die kringen van het bedrijfsleven die met ons land te maken hebben, maar ook in de culturele sfeer. Dit is in de eerste plaats te danken aan het werk van de heer G.S. de Clercq, de leider van de Serviço Holandês de Informações van de Ambassade der Nederlanden te Rio de Janeiro. Telg van een bekend Amsterdams koopmansgeslacht, dat ook Gerrit de Clercq heeft voortgebracht, een van de aantrekkelijke figuren van het Réveil, werd de heer De Clercq bijna veertig jaar geleden als bankemployé naar Zuid-Amerika uitgezonden. Weinig ingenomen met zijn werkkring in het bankwezen, wierp de jonge De Clercq, die verliefd werd en zijn gehele leven verliefd bleef op Brazilië, zich op alles wat het contact tussen zijn vaderland en Brazilië kon bevorderen. Uitstekend kenner van de
| |
| |
taal des lands niet alleen, maar ook volkomen vertrouwd met wat men in Spanje noemt de ‘manera de ser’ van de Brazilianen, bewoog onze landgenoot zich in Rio al spoedig als een vis in het water. Iedereen kent en waardeert hem daar.
Als journalist staat hij in nauw contact met de Braziliaanse pers die hij geregeld van nieuws over Nederland voorziet. De ‘Crônica da Holanda’, geheel het werk van De Clercq, is een keurig geïllustreerd tweemaandelijks tijdschrift dat in het Portugees verschijnt en op ruime schaal wordt verspreid. Zij voorziet de pers van het gehele land van de jongste gegevens over Nederland op het gebied van handel en nijverheid, ja zelfs op dat van de techniek. Dat Rio ook een bloeiend cultureel genootschap ‘Brasil-Holanda’ heeft, dat bijna geheel door Brazilianen wordt bestuurd, danken wij uitsluitend aan onze voortreffelijke landgenoot De Clercq, die door de ex-ambassadeur Barros Pimentel dapper ter zijde wordt gestaan.
Terug aan boord van het ms. ‘Graveland’, zetten wij de tocht voort eerst naar Vitória, vervolgens naar Ilhéus, een klein stadje dat uitsluitend van belang is als uitvoerhaven van cacao.
De laatste haven die wij in Brazilië aandeden, was Recife in de staat Pernambuco. Van het paleis van Johan Maurits van Nassau en van de destijds machtige citadel is zo goed als niets meer overgebleven. Aan het verleden herinneren vooral een paar oude Portugese kerken en nog enkele rustige straatjes, waar men zich in de koloniale periode kan wanen. Overigens is Recife een stad die krachtige vooruitgang en een stoere vitaliteit vertoont, met een groot vliegveld, moderne brede wegen en een druk verkeer.
Op donderdag 2 juni vertrok de ‘Graveland’ in alle vroegte uit de haven van Recife voor de grote tocht over de Oceaan naar de Canarische eilanden. Langzaam verdwenen de grote moderne gebouwen van de Braziliaanse stad uit het gezicht. De reis langs de kust van Zuid-Amerika was volbracht. Wij waren op weg naar huis. |
|