De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Lies Wolters Unio mystica Wanneer Uw stem uit de azuren stilte om mij roept, dan treed ik uit de rij der dorre plichten om U te ontmoeten. Het heimelijk en lang-verbeide uur van onze liefde ontstelend aan mijn huwelijk met het onbezielde om U te ondergaan. Als ik nog bezig ben met de vervulling van mijn taak heeft reeds mijn ziel geantwoord dat ik komen zal zodra ik vrij ben, maar zo trillend brandt de vlam van haar verlangen, dat ik het licht dat uit mijn ogen stralen gaat verbergen moet. In 't eeuwigheidsmoment, dat ik tot U mag gaan om U te ontvangen en mijzelf te openbaren, wacht mij Uw wezen zó indringend, alomvattend en volstrekt, dat ik gewichtloos en in lichtende overgave in U verloren ga. En als ik, na beleving van dit bovenaards geluk, waaruit ik als een zonlicht werd herboren, terugkeer in de wereld van de schaduw, waar ik mijn bestaan moet slijten, liggen er glanzen van een goddelijke genade over de dode dingen. [pagina 53] [p. 53] Het bodemloze heimwee Het bodemloze heimwee stijgt - de metgezel van mijn verstilde dagen, waarin het hart naar aards geluk wil vragen terwijl de ziel naar onbestemde verten neigt. God, als ik niet mag hunkeren naar een vertrouwd gelaat, breek dan mijn hart, opdat het zich niet binde en hoed mijn ziel, die als een jonge hinde lichtvoetig en verrukt haar eigen wegen gaat. Uit de diepten Er zijn tuinen van tederheid die niet bloeien omdat er geen groot hovenier over gaat. Er zijn oceanen van liefde die niet bewegen omdat er geen goddelijke storm over slaat. Daar groeit de vrije roep van de meeuw tot een schreeuw in de ravijnen der verlatenheid, en doet de wanden panisch trillen. In de diepten siddert - weerloos en naakt als een bladloze nerf - een ziel die sterft, aan een heimwee dat niet is te stillen. Vorige Volgende