digen, op het moment waarop zij, ingevoegd in de militaire operaties, het grootste effect kon sorteren. Dat de notulen van de raad van ministers van die bereidheid geen melding maken, verbaast mij niet. Zij vertonen nu eenmaal tal van lacunes, samenhangend met het feit, dat zij zeer beknopt gehouden werden. Wij hadden geen aparte secretaris.
Het bericht: ‘Nu is het moment voor een spoorwegstaking gekomen’, konden wij slechts van het Geallieerd Hoofdkwartier krijgen. Al in de eerste week van september bereikten mij aanwijzingen dat luchtlandingen op Nederlands gebied voorbereid werden. Door slecht weer werd de datum telkens verschoven. Dat er iets op til was, wist ik. Ik mocht van mijn wetenschap slechts doen blijken jegens de minister van oorlog en de chef-staf militair gezag, generaal Kruls. Het is mogelijk dat de heer Fock op zaterdag 16 september 1944 zowel van Litdh de Jeude als mij gevraagd heeft, voor hem bereikbaar te zijn. Ik vrees dat hij zijn waarschuwing niet klemmend genoeg heeft ingekleed. Ik ging intussen dat weekend niet naar mijn verblijfplaats te Essenden, een veertig kilometer buiten het centrum van Londen, waar toen ook de minister van justitie, Mr. Dr. G.J. van Heuven Goedhart, vertoefde, doch bleef in ‘Brown's Hotel’. Op zondagochtend 17 september woonde ik een kerkdienst bij. De heer Fock bereikte mij nadat ik in mijn hotel teruggekeerd was. Hij bracht het verzoek van Shaef over, een spoorwegstaking af te kondigen. Alle overwegingen flitsten door mijn brein die sinds de april-mei-stakingen een rol hadden gespeeld. Mijn besluit stond snel vast: ‘Doen!’. Maar er moest niet alleen gehandeld, er moest ook snel gehandeld worden. De heer Fock belastte er zich mee, de minister van oorlog naar mijn hotel te halen. Ik zocht mijn ambtgenoot van Heuven Goedhart op: hij kende de kaart van ondergronds Nederland beter dan ik. Ook met de minister zonder portefeuille, wijlen Michiels van Verduynen, stelde ik mij in verbinding: hij moest als ambassadeur bij het Hof van St. James terstond van deze zaak afweten. Ik betreur achteraf dat ik niet ook met de minister van waterstaat, Ir. J.W. Albarda, contact opgenomen heb. De zienswijze van Hare Majesteit de Koningin werd telefonisch door mij ingewonnen. Van harte ging Zij met de afkondiging
van de staking accoord: altijd immers stond Zij achter het verzet. Toen de heer Albarda in de vergadering van de ministerraad op dinsdag 19 september critiek uitte op het feit, dat de beslissing tot de staking buiten hem om genomen was, vielen verschillende ambtgenoten hem daarin bij. Ook zij oordeelden echter dat de beslissing zelve juist was. Zij die op die bewogen zondagmiddag die beslissing hadden moeten nemen - welker gewicht