De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] Adriaan Morriën Voorjaar De ongeplaveide wegen tussen de weilanden, Waar het harder waait maar soms ook lieflijker. De wind richt zich in zijn volle lengte op. De lente is nog vermengd met winter. Het kanaal is een lange trog vol oogappels. Meisjes voelen zich gestreeld door de lucht. Aetherische vingers tasten onder haar kleren Haar naaktheid af: er zijn te weinig tepels. Zij zien de eigen voeten op en neer gaan: De karnende enkels, de springende knieën, Benen die de buik in tweeën verdelen. De romp is zijn vastheid moe. De ogen zijn kleine kijkgaten die bewegen. De hemel speurt in de speelgoeddoos van het hoofd: Het kleine hooggebergte van de hersenen, De donkere corridoren van het gehoor, De eierdoppen van het oog Liggen ontdekt. Vorige Volgende