De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 226] [p. 226] Adriaan Morriën Insectenplaag De zomernacht werpt kleine vliegjes op mijn tafel, Ontzinde kinderen van ongedierte, minuscule draken Met gazen vleugeltjes en pootjes dunner dan een haar. Twee voelsprieten, twee tennisrackets van fluweel, Vangen de kleine ballen van het licht, zeven de leegte Vol korrels van een leven dat voor mij ontastbaar is. Soms staan zij stil en bidden met de achterpoten. Hun god moet wel een vlieg zijn of een wesp Met bliksems in zijn angel, honing in zijn keel. Zij springen achteruit alsof zij tot hun oorsprong stoten. Of zijn het oefeningen om te leren vliegen, Een weg te vinden die vooruit voert en omhoog? Of moeten zij het lange smalle onderlijf verliezen, Voordat zij vogels worden, stijgend op hun vliezen, Zoekend naar licht met een micropisch oog? Voorbijgangster Vrouwenvoetstappen in de stilte van de straat. Zij komt uit het onzichtbare, loopt ogenblikken Door 't panorama van mijn raam, haar voeten Zoeken de grond, haar hoofd is vol vermoeden. Zij schijnt niet zwaarder dan het licht waardoor zij gaat, Niet werkelijker dan mijn blik die haar voorbijgaan laat. De avond is veranderd, aan de stilte Is haar afwezigheid nu toegevoegd. Zij heeft het vallen van de schemering vervroegd En sterren worden zichtbaar waar haar oog het wilde. Vorige Volgende