De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Willem Brandt De paja Weer geurt de bittere reuk van het moeras, een lauwe damp dwaalt uit de rizophoren; men kan het kreunen van het water horen, verstikt en stervend onder giftig gas. Mij is het dwalmen van de paja lief, De dikke lucht rondom de lome leden, het drassig bospad vol onzekerheden, het zware gaan, het zwetend ongerief. - Wie in de armen van de dood verkeert, zijn klamme handen naar de keel voelt grijpen, wie hier de huid tot rottens toe weet rijpen en 't moede hart onmenselijk bezeert, - hij heeft méér lief dan ooit het kil bestaan van zuurstof en plaveisel kunnen geven. Dolende langs de dood ontgloeit het leven hartstochtelijk, onsmeltbaar als mangaan. Vorige Volgende