stelling opgewekt. Hij tekende hem daar als een levendig en vaak geestig dichter, die van zijn vele reizen door Europa verhaalt en die vaak scènes uit het dagelijks leven vertelt. De lezer moest het toen doen met de vermelding van een aantal gedichten, door Prof. Van Es in het bizonder geprezen. De bloemlezing bevredigt thans zijn nieuwsgierigheid, en stelt niet teleur. Er zijn inderdaad vondsten bij, zoals ‘Beedelmusyk, te Thoulouse’ en ‘Op de aangenaame stilligheit des nachts’. Six van Chandelier blijkt, naar de woorden van Van Es, een dichter met een zeer eigen, persoonlijke cachet. De zeventiende-eeuwse auteurs van het tweede plan zijn niet alleen maar navolgers van de groten. Wat Six betreft heeft Van Es zowel door wat hij over hem schreef als door de bloemlezing uit zijn werk, een eerherstel volledig bereikt.
Het apostelspel De Bekeeringe Pauli (16e eeuw) wordt in het derde deel van de Zwolse drukken en herdrukken voor het eerst uitgegeven, en wel door Dr G. Jo Steenbergen. Onder het westeuropese genre der apostelspelen nemen die, welke over Paulus handelen, een belangrijke plaats in, ook in de Nederlanden, waar er zes bekend zijn gebleven. Het in deze reeks uitgegeven spel is niet alleen bijbels, maar ook actueel ten aanzien van de godsdienststrijd in de 16e eeuw. De uitgever brengt het in verband met het bekende plakkaat tegen de ketters, van 29 April 1550 en hij neemt aan, dat het kort na die datum geschreven is. De argumenten, die hij op blz. 13 daarvoor aanvoert, zijn in de vraagvorm gesteld en blijven m.i. hun vraagteken behouden. Dit neemt niet weg, dat de gehele sfeer van het stuk de actualiteit aannemelijk maakt; hetgeen de inleider op blz. 29-32 schrijft over het spel i.v.m. de hervorming is overtuigender. Het stuk bevat levendige toneeltjes, in het bizonder dat van de ontmoeting van Saulus en de twee Christenen. Terecht wijst de uitgever op het goede gebruik dat hier van het halfvers wordt gemaakt!
Reeds besprak ik (zie De Gids van Jan. 1954) het voortreffelijk werk van G. Kamphuis over Aarnout Drost, dat als vierde deel van deze reeks verscheen. Het vijfde deeltje bevat een facsimilé-uitgave van een gedicht van Jan van der Noot: Epitalameon, oft Houwelycx Sanck (1583). Dit gelegenheidsgedicht wordt door Prof. dr W.A.P. Smit in deze reeks niet uitgegeven ter meerdere waardering voor van der Noot, maar om zijn literatuurhistorische betekenis: de werkwijze van de dichter en enig inzicht in de wordingsgeschiedenis van de Olympias, uit welke werk het onderhavige gelegenheidsgedicht werd gefabriceerd. De inleider heeft enkele malen aanleiding te verwijzen naar zijn toen nog niet verschenen uitgave van Het Bosken en Het Theatre. Een interessante bizonderheid van deze Zwolse herdruk is de vermelding van de drukgeschiedenis van het Epitalameon door Prof. dr W. Gs Hellinga, uitgaande van enkele kleine maar, zoals hij laat zien, veelzeggende verschillen tussen de beide bewaard gebleven exemplaren van het gedicht.
Persoonlijk, en aangenaam leesbaar, van stijl is de scherpzinnige inleiding van Dr Maartje Draak op de middelnederlandse tekst Lanceloet en het hert met de witte voet, uitgegeven als zesde deeltje van de reeks Zwolse drukken en herdrukken. Hoewel het hier na Jonckbloets volledige publicatie van het Haagse Lancelothandschrift (dat bovengenoemd verhaal bevat) een herdruk betreft, bewijst de reeks juist door het afdrukken van een tekst als deze zijn bestaansrecht ten zeerste. Niet velen zullen in dat lijvige boek dit aardige verhaal opzoeken; bovendien heeft Mej. Draak een poging gewaagd een tekstgedeelte, dat verloren is gegaan, te reconstrueren. Zo is een uitgave ontstaan van een boeiend, levendig Lancelotverhaal, dat ook voor de middelbare