De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Victor E. van Vriesland
| |
[pagina 108]
| |
- Ja jij bent het nog, zegt hij met klem;
Schrik niet, vandaag komt er een vrede
Die alles anders maakt.
- Te lang is die vrede verzaakt,
Antwoord ik, en de wereld vergaan
Tot een hoop onkruid. Te laat,
Te laat komt de vrede, te laat
Want vrijheid is: het gevoel
Dat wij allen tezamenleven.
Maar nu is dit kapot voorgoed.
Laat mij los.
En toen ging ik even
Mijn haar laten knippen bij Tricht.
In het gelig licht keek zijn beenig gezicht
Onmenschelijk bot en bruut en vol list.
Vliegen in stank van eau végétale
Pointilleerden 't behang, dat was rose en vaal.
- Weet u het laatste bericht,
Zei hij vadsig en opgeblazen,
De brug is al opgeblazen,
Ze schieten nog achter den Hessenweg,
De laatste Grünen die zijn al weg,
Het moeten de Canadeezen wezen,
Over een uurtje zijn ze hier echt,
Wij hebben hier verder niets meer te vreezen.
Ik weet niet wat ik terug heb gezegd.
Iets scheurde in mijn borst en ik liep weg
Met groote stappen, mijn haar nog lang
Aan één kant, aan één kant nog schuim op mijn wang.
Ik ging zitten op een bank aan de Vecht
In een storm van blijdschap en van verdriet:
De vrijheid voor mij alleen wil ik niet,
Al mijn liefsten van vroeger, ze zijn er niet.
Mijn mond proefde bitter, ik wist het niet.
Ik heb mijn hoofd in mijn handen gelegd.
Mijn hoofd was heet en mijn handen koud.
Mijn oogen waren droog en oud.
Mijn adem ging schokkend en benauwd.
Ik hoorde mijzelve zuchten
En had wel weg willen vluchten,
Want reeds klonk er feestgejoel.
Mijn engel is van mij heengegaan,
Die koos zich een ander tot doel,
Die dacht aan een vrij en een nieuw bestaan.
Ik bleef alleen met mijn dooden,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 109]
| |
Met de heele wereld vol dooden.
Het leven gaat door, maar zij, alleen zij
Zijn goed ontkomen en waarlijk vrij.
|