De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Pierre H. Dubois
| |
[pagina 17]
| |
de ademtocht zijner vleugels
ruisend over de heuvelen.
Onze wonden zijn zonder tal.
Ik weet niet waarheen
waarom of waartegen
ik mijn stem nog verheffen zal.
In het dal
over heester en hek
valt snel, sneller en harder
de regen.
Hol staat de nacht om ons beiden
tussen ons koele wind handen vreemde gewaden.
Ik smeek neem mij weg van de kwade
voer mij weg uit de tijd.
Maar hij hoort mij niet.
Hij heeft in het weerloos gebied
van de nacht
doof, blind, stom,
gewacht.
En ik heb gedacht:
er zijn zoveel dromen dat men niet weet welke..
begraaf het weten, begraaf het verlangen,
begraaf de hoop,
er is een graf voor alles,
er is een graf voor elk.
Honderdmaal wordt het hart walg,
honderdmaal neemt het verbolgen
zijn heilig recht.
Verder en verder rijst, een wankele stengel,
het wiegend hoofd van de hoop
uit die grijze eentonige zee.
En steeds nabij zweeft de onkenbare engel
dreigend over de stortende sneeuw dezer eeuw.
Weet dat de uiterste prikkel
nooit van u aflaat.
Weet dat de engel voorbijgaat.
Ontbloot uw hals, bestrijk uw deur met bloed
dat zijn zwaard niet scherpend op u toeslaat.Ga naar voetnoot+
|