De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
N.A. Donkersloot
| |
[pagina 8]
| |
aanzien des persoons; met Hiroshima maakte de wereldoorlog die zich niet tenvolle meer had kunnen ontplooien, op het laatste ogenblik nog een sprong in de verbeterde verdelgingstechniek, die het hen die de oorlog terwille van het behoud van de mensheid trachtten te perfectionneren, deed betreuren dat de oorlogstechniek niet eerder zo ver was geweest om op Hitlers Duitsland te worden toegepast. De benaming eeuw van het kind is maar gauw vergeten, nadat men moest ondervinden, dat het kind in Herodes' dagen veiliger was dan thans. Meer kans maakt een naam die ons de eer zou geven, de eeuw van de atoomkracht te zijn geworden, al zal men dan om precies te zijn het vooreerst moeten houden op de eeuw van het atoomgeweld of van de atoombom. Wij weten niet hoe ‘onze’ tijd zal heten, het kan ook zijn, dat men later zal constateren dat in dit tijdperk de maatschappij haar kapitalistische structuur moest prijsgeven en de koloniale overheersing en dat mettertijd een naam zal aanduiden, dat de vrijwording van de gekoloniseerde werelddelen in ‘onze’ tijd, die dan ‘hun’ tijd werd, begonnen is. In elk geval zal men de twee wereldoorlogen niet als toevallige rampen kunnen zien, zoals de eerste Februarinacht van verleden jaar of een uitbarsting van de Merapi, of het moest zijn door hen die de theorie blijven aanhangen dat ook oorlogen een soort natuurrampen zijn, door de menselijke natuur steeds weer ontketend, een opvatting die men kan zijn toegedaan als men de mens als een slechts in schijn geestelijk of in aanleg geestelijk wezen wil zien; er is dan in principe niet eens zoveel verschil tussen de ramp van enkele duizenden in het gedrang van te ijverige pelgrims aan de Ganges vertrapte Hindoes en de elkaar plotseling wild verdringende en vertrappende, uit de lucht elkaar verdelgende volkeren op aarde. De twee wereldoorlogen zijn verbonden door een periode die men het duidelijkst kan bestempelen als voorbereiding van de tweede wereldoorlog. De eerste liet een Poolse corridor open om de weg vrij te maken voor de tweede wereldoorlog, en economische crisis en malaise en werkloosheid deden de rest om de wereld haastig te doen vluchten in de oorlogsindustrie, terwijl in Spanje het gewenste oefenterrein werd gevonden, dank zij het maximum aan schrille sociale tegenstellingen en het naïef heftige temperament van het Spaanse volk waardoor het zich juist op tijd voor de voorlopig clandestiene krachtmeting der wereldmachten blootgaf. Er is niet veel geleerd en er is niet veel veranderd, wij leven in soortgelijke naoorlogse of, pessimistischer uitgedrukt, tussenoorlogse situaties: er is een in tweeën gescheurd Duitsland, nòg geschikter dan een herenigd Duitsland om een explosieve moot midden in Europa te kweken; de tegenstelling van wereldmachten is ditmaal scherper en onverholener dan in 1938, Molotow en Foster Dulles laten elkaar dreigender de tanden zien dan Chamberlain en Hitler deden toen de eerste geloofde dat zijn brave glimlach de ander zou ontwapenen, wat dat betreft althans is de situatie ‘eerlijker’ geworden: en men heeft nog korter tijd nodig gehad dan na de eerste wereldoorlog om weer van een nauwelijks aangevangen vredeseconomie over te schakelen op een haastig herstelde oorlogseconomie, waar men door eenzijdiger productie en zekerder afname zich economisch ‘veiliger’ bij pleegt te voelen en waar in elk geval safer aan te verdienen valt; vandaar dat men een soort uiterst labiel evenwicht van veilige oorlogs-Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 9]
| |
economie op basis van wereldonveiligheid nog altijd als de gereedste en gemakkelijkste ‘oplossing’ der economische wereldproblemen verkiest. En voorts heeft men ook het oefenterrein ditmaal weer ruimschoots in werking kunnen stellen, in Korea; dat men de oefening als onbevredigend heeft moeten staken, zegt niets over een grotere vredeswil dan vroeger, maar betekent alleen dat men de ‘draagkracht’ der nog ongebruikte superwapenen tezeer vreest en dat Rusland daarin te snel Amerika is nabijgestreefd, hetgeen alles tezamen nog geen catastrofe had kunnen voorkomen, als niet Truman, toen het kritieke moment aan de Chinese grens aanbrak, net nog verstandiger was geweest dan Mc Arthur en Mc Carthy samen. Met de verschuiving van Truman naar Eisenhower zijn wij uiteraard toch onherroepelijk dichter bij de militaire gedachtengang en daarom dichter bij oorlog komen te verkeren. En in de militaire gedachtengang ten behoeve van de wereldvrede (elke oorlog wordt altijd in naam van de vrede en van de mens gevoerd) vorderen wij nog een heel eind, als straks Duitsland de vurig teruggewenste wapens mag hanteren. Dan heeft van de leuze ‘herstel en vernieuwing’ het herstel het wel glansrijk gewonnen, zij het anders dan dat herstel nog maar acht jaren geleden gedacht werd. De gevaarzone wordt in ere hersteld, onder het motto dat wij aldus een groter gevaar, het Russische, zouden afwenden, zonder ons af te vragen of dat gevaar er soms juist door zal worden vergroot en wij bij dat Russische gevaar een Duits gevaar erbij zullen hebben gekregen. Was het Spaanse temperament naïef ontbrandbaar en het volk door eeuwen sociale ellende getergd, ook het Duitse volk is, en in veel gevaarlijker mate naar mentaliteit en getal, naïef ontbrandbaar, op zijn wapenvoering gebrand als op zijn liefste speelgoed, vervuld bovendien van een eeuwen oude expansiedrang en machtsverlangen, en romantisch vatbaar, in de slechtste zin van het woord romantisch, voor revanche-idealen. Het Duitse volk is in zijn brede lagen gevaarlijk militairistisch, een in democratisch opzicht zeer gebrekkig ontwikkeld volk van hoge ijver, technische vaardigheid en blind nationalisme, waarvan het volkskarakter is gekenmerkt door de neiging van de grote massa zijner intellectuelen om elkaar tijdens de geestelijke vormingsjaren de wangen ten bloede te kerven en op de littekens daarvan levenslang prat te gaan, met dus sterk verbreide en onverholen bloeddorstige agressies, waarvan Hitler en Goebbels gebruik hebben weten te maken om aan de wreedste elementen de grootste macht te gunnen en hen zich uit te laten leven, onder het motto van een groot volks- en ras-ideaal en met de hand op het blonde hoofdje van een germaans Mädel, de gevaarlijkste combinatie aldus ontketenend van misdadigheid, heerszucht en sentimenteel idealisme Massa's aanhangers van dit systeem zijn overlevend, in groter getale allicht dan de schaars geboren democraten in dit volk die meest hun leven onder Hitlers regime in de kampen hebben gelaten; en voorzover oorlogsmisdadigers nog in de voormalige mishandelde landen gevangen zijn, wordt om de Duitse eer reeds op hoge toon hun vrijlating geëist, de kans is dan ook groter dat de zonen onzer gevallenen straks naast voormalige kampbeulen als bondgenoten voor de idealen der democratie worden gebundeld in een legeroefening onder een romantische naam (ook de Amerikanen hebben in die benamingen een soort infantiele romantiek ontwikkeld) danGa naar voetnoot+ | |
[pagina 10]
| |
naast de voormalige opstandigen tegen Hitlers regime waarop wij ons laatste vertrouwen in Duitsers zouden bouwen, als zij maar iets in te brengen hadden. Engelse naïeve sportiviteit en Amerikaanse machtsbelangen, samen met de vrees voor Rusland, verleiden tot een ontijdig ‘shake hands’ met een voormaligen vijand, als gold het een sportief gebaar na een bokswedstrijd van winnaar tegenover verliezer, zonder dat men zich heeft vergewist of wenst te weten, of de voormalige vijand van mensenrechten en democratie thans opeens geschikt is om daarvoor op te komen, of alleen maar uiterst geschikt om te vechten waarvoor dan ook. Het Russische gevaar is groter, zegt men, dan het Duitse. Daargelaten dat het een dwaasheid is te verwachten dat men ooit door het kleinste kwaad zelfs maar het kleinste goed verzekeren kan, en dat zelfs al is het Russische gevaar zo groot als men denkt, het de vraag blijft of dit niet vooral juist in een vicieuze cirkel is opgedreven doordat Russische vrees voor het Westen, dat het in de geschiedenis meer dan eenmaal naar het leven heeft gestaan, en Westerse vrees voor het Oosten elkaar dreigend opjagen-daargelaten dit alles staat het allerminst vast dat het Russische gevaar door de bewapening van zijn Duitsen aartsvijand kan worden verkleind, of integendeel juist zal worden vergroot, zodat wij dan een groter Russisch gevaar dan tevoren en nog een Duits gevaar erbij zullen hebben. Rusland zal zich zijn millioenenvoudige verliezen door de Duitse overval, zijn verschroeide aarde en verwoeste steden feller en angstiger dan ooit heugen, als er weer Duitse legers worden opgeleid, die, het vak nog niet verleerd en met de ijver en aanleg erbij, spoedig aan dreigendheid niets te wensen zullen overlaten, en waarschijnlijk evenmin aan lust om, met de revanchegedachte daarenboven en de heugenis aan Hitlers bijna-wereldsucces, het geleerde niet bij theorie te laten. Met de Russen is het waarschijnlijk omgekeerd als met de Duitsers, zij zijn een in zijn brede lagen niet gevaarlijk maar veeleer ongevaarlijk volk, echter met een gevaarlijke bovenlaag voorzover deze zich een wereldrevolutie ten doel blijft stellen, maar een bovenlaag tevens die niet, als Hitler van diplomatiek en politiek inzicht gespeend, zich in een noodlottig avontuur naar het Westen zal storten, tenzij het door vrees zijn bezinning verliest. Was Hitler niet zulk een blind avonturier geweest, de tweede wereldoorlog zou niet vóór de eeuwhelft zijn geëindigd. Herinneren wij ons nog die dag in Juni 1941, toen de geweldenaar zijn wilde sprong naar het Oosten deed: onze hoop steeg, dat wij nu door deze stommiteit van het naziregime en door het taaie massale verweer van de ondemocratische bondgenoot onze democratische vrijheid eerder zouden herwinnen. Een vriend begroette mij die morgen met opgewekte uitroepen: nu duurt de oorlog tien jaar korter! Toen die bevrijding binnen vier jaren nadien een feit was geworden, hebben wij in de bevrijdingsroes onvoldoende begrepen, dat de opmars der oostelijke en westelijke troepen naar Berlijn een wedren was en al nieuwe casus belli inluidde. Een aloude tragiek heeft zich in de hedendaagse wereld, met het toenemen van de onderlinge aanraking en afhankelijkheid, toegespitst, die hierin bestaat dat verschillende delen van de wereld in verschillende ontwikkelingsfasen verkeren en daarbij in het onderling contact elkaar wantrouwen en vrezen, terwijl zij bovendien, nieuwe complicatie, in technisch kunnenGa naar voetnoot+ | |
[pagina 11]
| |
weinig voor elkaar onderdoen. Rusland heeft de zegeningen van de democratie nooit gekend en nauwelijks ontkomen aan honger en slavernij onder het tsarisme, meer behoefte aan toeneming van technisch verworven welvaart dan aan geestelijke vrijheid, ja een zekere welvaart van materiële aard schenkt het reeds een voldoening die als vrijheid wordt ondervonden. De democratie, zoals die bestaat in landen waar tegelijkertijd het kapitalisme domineert, kan door Rusland niet anders dan gewantrouwd worden, vooral als deze niet nalaat ook haar zwakheden in tal van opzichten bloot te geven. Europa, in zijn meeste landen van een aloude, zij het niet op alle gebieden der samenleving tot ontplooiing gekomen, maar althans parlementair en ten aanzien van de voornaamste vrijheidsrechten rijp geworden democratie doortrokken, verschilt door stijl en opvatting hiervan in sterke mate van Amerika en verkeert toch in toenemende afhankelijkheid. Zijn sommige satellietlanden van Rusland hoger ontwikkeld dan dat land, en staan zij de Europese democratie nader dan de Russische dictatuur waaronder zij gesteld zijn, vele Europese landen verkeren met een zeker democratische speling in soepelheid van toegepaste druk wel degelijk ook in een satellietpositie ten opzichte van Amerika en zijn lager dan de Europese ontwikkelde democratie. Nederland, afhankelijker dan enig ander land, is, volkomen logisch, de eerste geweest die zich voegde in het door Amerika voor Europa gespannen gareel (een ander dan het historische, en een ander dan het culturele en wezenlijke Europa, een nieuw en kunstmatig verkleind Europa, weldra opgehangen aan een as Washington-Bonn). De wezenlijke cultuur van Europa dreigt hierdoor in de verdrukking te geraken, naarmate het de pasvorm aangeschroefd krijgt, waardoor Amerikaanse politiek èn Amerikaanse zeden en gebruiken meer vat op ons krijgen, hetgeen in snel toenemende mate het geval is. Een gebrek dat ik niet graag zou missen is: niet zo spoedig te kunnen vergeten en te willen omschakelen naar een opgedrongen gedachtengang, die precies het omgekeerde is van de vorige gedachtengang die mij werd opgedrongen. Dat is begonnen tijdens de Balkanoorlogen, die ik als schooljongen mocht volgen; ik herinner mij de verbazing die niet wijken wilde, dat nadat eenmaal de verdeling van partijen mij voor de geest stond, telkens ik de omgekeerde verhouding van bondgenoot en vijand moest aanleren en daar moeilijk toe bereid was. Een leeftijdgenoot, kennelijk met dezelfde ervaringen bezwaard, Peter van Steen, drukte het aldus uit: het gaat om de belangen
de vijand van gisteren is vandaag de vriend
wat hij morgen zal doen doet niet ter zake
nu
vandaag
is hij de vijandvriend
in de ophanden zijnde strijd
tegen de vriend van gisteren
die nu vijand is
de vriendvijand.Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 12]
| |
Kan men zich indenken dat het niet gemakkelijk aanleert, hoe de oudere bioer zijn leven moest offeren tegen de Duitsers voor vrijheid en democratie en de jongere broer nu zijn leven moet leren over hebben, en zich daarin vast oefenen moet door zoveel mogelijk menselijkheid tegen zoveel mogelijk blinde uniformonderwerping in te ruilen, menselijks af te leren en onmenselijks in te studeren, om met grotendeels nog diezelfde Duitsers die even te voren vrijheid en democratie bedreigden maar weer frisch und fröhlich (andere taal, andere gedachten) voor vrijheid en democratie te gaan strijden, in de absurde verwachting dat aldus de wereld op de duur voor vrijheid en democratie gewonnen zal worden. Laten wij ons voorstellen dat op 5 Mei 1945 drie juist de gevangenis ontkomen illegale strijders met drie juist de gevangenis ingegane collaborateurs weddenschappen aangingen, aangenomen dat zij zich met elkaar inlieten, over de te verwachten toestand op 5 Mei 1954. Gesteld dat de brutaalste en intelligentste collaborateur dan had gezegd: In 1954 is er een Duitse regering die ons tracht te sauveren als wij uit een Nederlandse gevangenis ontsnappen en die de vrijlating eist van de dappere S.S.-ers die nu nog in Nederlandse gevangenissen zuchten; dan wordt er een wapenbroederschap met Duitsland gesloten en dan zijn de nazibonden en staalhelmen in Duitsland allang weer meer in tel dan jullie democratische kampgenoten uit Dachau en Oraniënburg voorzover er daarvan nog leven; dan is Nederland het eerste land dat het wapenverdrag met dat Duitsland van twijfelachtig democratisch gehalte in zijn parlement met grote democratische meerderheid aanneemt en er door Amerika om wordt geprezen en tot voorbeeld gesteld; en dan wordt drie weken later door datzelfde parlement met overgrote meerderheid de 5e Mei als nationale gedenkdag afgeschaft. Als die collaborateur dat alles had durven voorspellen, zou waarschijnlijk bij wijze van uitzondering en in drift toch nog even bijltjesdag op hem zijn toegepast, maar als hij daarvan dan weer erboven op mocht komen omdat men van een pak slaag eer geneest dan van ingetrapte nieren, verdiende hij, nu al zijn voorspellingen uitkomen, op zijn minst een behoorlijke rang in het Europese leger voor vrijheid en democratie, liefst bij de administratie ervan omdat de administratieve strijders het minst sneuvelen, gezien de talrijke oud-partijgangers van nazi-Duitsland die er het leven hebben afgebracht. Spreekt men over apathie van de hedendaagse jeugd, die door de feiten te verslagen is om in ideeën, laat staan in idealen te geloven, en over haar cynisme (dat overigens veel minder opvalt dan die lusteloosheid, daar het actieve verweer tegen de overmacht der omstandigheden in de minderheid lijkt)? Moet men zich verwonderen over het grote onbehagen dat zich heeft meester gemaakt van allen die in 1945 grote verwachtingen, van herstel niet alleen maar ook van vernieuwing koesterden, en van al die jongeren die onder de druk der feiten aan verwachtingen niet eens toekomen? En moet men bij de gegeven staat van zaken eigenlijk niet juist instemmen met de afschaffing van de 5de Mei als gedenkdag, omdat deze afschaffing meer met de ware staat van zaken in overeenstemming is dan het aanhouden daarvan zou zijn, waarbij men één dag in het jaar hoog op zou moeten geven van al datgene wat de rest van het jaar in het nauw gedreven wordt! Het was mijn eerste opwelling bij deze afrekening met 5 Mei, dat het ten-Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 13]
| |
minste eerlijker was dan de hypocrisie van een voortgesleepte herdenking waaraan te weinig realiteit beantwoordt. En gelijk daarmee opkomend de wens, dat men dan tenminste de vijfde Mei als nationale feestdag geheel zou afschaffen en niet zou verlagen tot een nationale dag van de tweede rang, overgelaten aan ieders beleefdheid om hem te vieren of er geen geld aan te willen verliezen. Wat regering en parlement nu aan het Nederlandse volk aanbieden, is niet meer dan een nationale snipperdag! Had men dan liever die dag der bevrijding laten verdwijnen in de effen reeks der overige dagen van het jaar en hem verder met rust gelaten, om hem eerlijk als een gewone werkdag te besteden! Nu hebben staatsmanswijsheid en parlementaire goedkeuring het in Nederland zo ver gebracht, dat de 5de Mei een dag der nationale verdeeldheid gaat worden, waarop de één zal zeggen: laat ons het gemeenschappelijk ervaren lot uit de verschrikkelijkste jaren onzer geschiedenis gedenken, en de ander: ga je gang, gedenk voor mij ook, maar ik doe er niet aan mee, ik werk gewoon door. Het is Salomo's wijsheid op burgermanstrant en in centen omgerekend tot een snipperdag. Sprak Salomo nog tot de twistende vrouwen: laat mij dan uw dierbaarst bezit in tweeën snijden, wel wetend dat hij het aldus ongedeerd zou redden en de waarheid zou doen zegevieren, ònze hoogste wijsheid is thans: doe wat gij wilt, neem wat u dierbaar is of laat het voor wat het is; neem een snipper naar u belieft. De hoogste wijsheid is hier jammerlijk verkeerd in de grootste indifferentie. Op 5 Mei zal niet de eensgezindheid heersen waarbij de Nederlandse leeuw rust naast het lam van de eendracht, maar de nationale kool zal naast de nationale geit liggen en de geit mag er zoveel of zo weinig blaadjes van eten als ze lust. Ik laat de Nederlandse regeringen na 1945 de eer van de sociale wetgeving en de arbeidsvrede, naast de oneer van de onnodige bloedige afsluiting van het reeds in 1942 zo koninklijk afgezworen koloniaal stelsel waar geen bloedvergieten meer op had hoeven noch mogen volgen, - de nationale snipperdag is een bedenksel en misbaksel dat in later tijden als een hoogtepunt van krentenwegerspolitiek bekend zal blijven. Er zijn na de tweede wereldoorlog grootse projecten ten bate van de wereld opgezet, die voor de wereld niet veel meer vruchten hebben gedragen dan het Engelse olienotenplan in Afrika. In die projecten, voorlopig zo weinig geslaagd, heeft men geloofd en men zou er nog in willen geloven. En nu deze projecten zo beangstigend in de verdrukking zijn geraakt, is het dubbel nodig aan de bedoeling van die nog niet prijsgegeven projecten te herinneren; al is het maar één dag in het jaar daaraan te besteden en allerwegen, met de regering vooraan, te vermanen dat men zich daarop bezint. Daar is de UNO, dat was een groots object, heden weinig meer in aanzien dan de Volkenbond zaliger of onzaliger nagedachtenis. Van de ontwapeningsconferentie der jaren dertig onder Henderson heb ik nog jarenlang de verslagen bewaard, tot na de tweede wereldoorlog, en pas onder de indruk van de bewapeningsconferenties van na 1945 heb ik ze in arren moede in de stortkoker geworpen, wat mij vandaag nog weer spijt, maar de verslagen der bijeenkomsten van de UNO of de Veiligheidsraad heb ik wel nooit behoeven te bewaren en ik zal daar ook nooit over hoeven te treuren. In acht jaren is van de UNO als vertrouwensinstrument bitter weinig overgebleven, en de wereld die haar hoop op de UNO had gevestigd,Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 14]
| |
laat haar heil nu maar liever van een Atlantisch Pact afhangen, dat behalve in omvang geheel past in de aloude geschiedenis der blokverdragen met heilloze middelen en heilloze gevolgen. Iets nieuws en van grootser strekking dan enig staatkundig verbond in de wereldgeschiedenis was het project dat de naam draagt van United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation, UNESCO, en dat zoals wijlen Van der Leeuw het heeft uitgedrukt bedoeld was als een soort culturele volkenbond, ‘gericht op de opvoeding van de wereld na de oorlog’. Dit grootse plan tot verheffing van de volkeren die in ontwikkeling zijn achtergebleven, en niet minder tot verbetering der slechte verstandhouding tussen de overontwikkelde gebieden die om te beginnen beter over elkaars geschiedenis, inrichting en bedoelingen ingelicht dienden te worden om de oorlogskansen tussen de beschaafde volkeren (die het leeuwenaandeel van de oorlogen op hun kerfstok hebben) te verkleinen, is in beginsel en aanleg nog altijd het beste dat uit de afgelopen oorlog is voortgekomen. Maar enkele jaren geleden trad zijn president af, omdat de drastische vermindering der gelden die het waren toegestaan en die naar de oorlogsmiddelen moesten worden overgeheveld hem het voortwerken onmogelijk maakte. Vermindering van honger is nog geen welvaart en technische ontwikkeling nog geen wezenlijke verheffing uit onkunde en ellende, maar de gelden nodig om daar een althans draaglijk begin mee te maken, konden er bij het veiligheidsstreven door geweldorganisatie niet af, de minima die men ervoor meende over te moeten hebben bleken daarom nog te hoog. Heden ten dage lijdt nog drie vijfden der mensheid onder voedseltekort. En naarmate er meer wapenen teveel zijn op de wereld, is het voedseltekort groter, want het één hangt van het ander af. Men heeft op de wapenen dusdanig vertrouwd dat daar astronomische bedragen voor beschikbaar zijn gesteld en als gevolg daarvan zijn de technische hulp, de vluchtelingenhulp en de hulp aan de hongerende gebieden als wereldorganisaties noodlijdend, vaak op de rand van bezwijken, gebleven. De wereld, door de bewapening niet vrij van vrees geworden maar juist in groter vrees gestort, heeft daardoor nòg minder kunnen doen aan dat andere punt van belofte, de bevrijding van honger. Het is dat alles, wat bij de bevrijding van de helse onderdrukking voorop werd gesteld. Wij kunnen de bevrijding van ons land niet op zichzelf zien, zelfs niet binnen het land inzoverre er verschillende data voor verschillende delen van het land golden, maar die 5de Mei was toch voor ons de voltooiing der bevrijding van het gehele land en daarom is het de aangewezen dag voor de herdenking ervan door het gehele land; en omdat die bevrijding betekent het principiële herstel van de rechten van de mens en de gelofte die te blijven dienen, zal deze bevrijdingsdatum, na de voorafgegane herdenking onzer doden op de avond tevoren, in die geest herdacht dienen te worden, als een dag van de rechten van de mens, van bezinning daarop in grote nationale manifestaties en overal waar mogelijk in kleiner verband door alle organisaties die daarvoor in aanmerking komen. Laat, terwijl de zo vanzelfsprekende plichten van de mens zich nagenoeg het gehele jaar doen gelden, één dag gewijd zijn aan die voor de meesten zoveel minder vanzelfsprekende plicht, zich te bezinnen op de rechten van de mens, en laat voor dat doel één dag het materieel productieve werk rusten voor dezeGa naar voetnoot+ | |
[pagina 15]
| |
gééstelijke productie die nog zo gebrekkig is, zo schaars en technisch zo slecht beheerst als onze regering en parlement nu juist weer eens in een eendrachtige verenging tot Holland-op-zijn-smalst hebben bewezen. Herstel en vernieuwing, die twee woorden ons uit de jaren van bezetting en uit de bevrijding bijgebleven, laat ons ze ditmaal toepassen op herstel en vernieuwing van de dag der bevrijding en van de bezinning op haar betekenis, niet ‘weggemoffeld’ in een snipperdag maar open en voluit tegenover de doorstane aantastingen van de rechten van de mens, op deze en daardoor op de menselijke waardigheid gericht, in manifestaties waarin de geestesrichtingen in ons land, gedachtig aan de periode voordat zij tot zuilen verstarden, toen men elkaar uit gans verschillende gezindheden de hand reikte (zoals zuilen dat nu eenmaal nimmer kunnen die blijkbaar alleen kunnen ontdooien bij nationale rampen), eensgezind blijven gedenken wáárvoor de strijd heeft gediend en wáárvoor de strijd zal moeten voortduren, om welke allergrootste waarden het ging en nog gaat, hoe vertroebeld ook, wáártoe dan ook de 5de Mei inplaats van vernederd en versnipperd zal moeten worden hersteld, door een initiatief en élan uit het volk zelf als de dag die op ons aller toekomst is gericht, in de geest van de rechten van de mens. Moge het Nederlandse volk zich tot het doen herleven van die Gedenkklank in staat tonen op het ogenblik dat deze dreigt te worden versmoord! |
|