De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Hans Warren Februari Het water wordt al lichter lichter en geuriger; de boten glijden gonzend op maankleurige banen. Een zonzuil als een zilvergrijze zaaier werpt armenvol leeuwriken boven de verre branding uit. De wolken schudden reeds hun bed voor meeuwen die op stille bogen voortzeilen, vlindersilhouetten oplossend in het golvenspel. Op koude wind waait lente aan in elk geluid, in geur van wier, in kleuren van de vroege avond die om de moede vogels vouwt. Warm ben ik, eerlijk en herboren gloeiend als een schoon rookloos houtvuur dat vlamt in 't woud op een vergulde wijdopen Februaridag. Er was nog geen viooltje in 't gras, niets wist de zon nog los te branden dan smeul van dor kruid en dan zang van vogels die nauwlijks ontwaakten. Het schip sprak vrouwlijk met het water de ploeg sprak manlijk met de klei en rhythmisch wierp een blauwe jongen stuifwolken kunstmest langs de einder waar ik een blanco boek aan zee lig wachtend op je schrijvende hand. [pagina 325] [p. 325] Een beertje daalde uit de Atlas neer een droeve ezel draafde langs de kust met woestijnvalken in een spanen kooi rinkel nu enkelband en tamboerijnen, ik dans met de schilden van de toearegs en draag de blauwe sluier voor mijn mond opdat mijn liefde niet ontsnappe met mijn lied ik klem de speer van mijn verlangen in mijn vuist en trek magische kringen om je beeld zodra de morgenzon je gouden huid te gloeien zet als fijn Saharazand. een beertje daalde uit de Atlas neer en danste op het snerpen van een rhaita in elk olijvendorp van Groot Kabylië. Je ligt als een romeinse mozaiek in 't peristylium bij de fonteinen. In 't murmelen van tropicale stromen duik ik naar 't parelmoer van negerogen het gouden groen van diepe waterplanten om je te sieren als een blijde mandolien. Je telt er als een kralensnoer je gunsten vandaag een handgebaar morgen een blik. Vorige Volgende