De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Hans Warren Fragment uit ‘Leeuw lente’ De ode voor de avond is opengesneden. Op straat zijn negers blauw gedoopt in neon. Nu spreken in pas geboren talen wij zijn zo vol als vaten wijn met leven wij zijn zo hongerig en sterk als jonge leeuwen we strekken als bottende bomen de armen uit naar 't fata morgana van de hemel de nacht ligt als een rode deken op de stad de ingewanden van de donkere pleinen grommen de cabarets strooien speels knipogen van licht als schaterend de deuren opengaan. We lopen soepel en geruisloos Seinegolven van grijze crêpe virile stroom over de straten elkanders schaduw complement schouder aan schouder meisjes glimlachen nachtviooltjes in hun ogen 't plaveisel draait muziek als zij zich wenden. Pas wie het leven proeft van hart tot opperhuid van hel tot hemel kan zo licht zijn als champagne onze lichamen zijn gevoelig als gitaren licht ruisend als een avondblik hen streelt luid bonzend als nocturne handen slaan. Wij zingen alle mooie vrouwen oosters van hartstocht, hangen rode parelsnoeren van liefde om de borsten van hun weelde vlechten de klimop van hun kleine tuin rondom de griekse zuil van ons verlangen en spatten als een schroeiend vuurwerk open in 't diepste van de nacht aarde en dood. Niet nu - vanavond als nubiele knapen drijven wij kuis als schuim over het leven drijven wij licht als jonken op de golven terug het voorjaarslandschap in van onze jeugd. [pagina 322] [p. 322] Het domp gestamp van motorschepen nadert het koele orgelwerk van schroeven waterpijpen de vrije bries van krullend zog en meeuwen. Ik kijk je aan: in je zwartopen ogen vallen sterren met zacht sissend geluid neer in een steeds verhelderende gloed. * * * de huizen rekken hun groene bleekblauwe kelen luid geeuwend open na de winterslaap op heg en stoelen zonnebaden bedden brandgeur waait langs de akkers; over zwart verkoolde lijken schuimen speelgoedlammers. helgroene stengels knappen een zacht vuurwerk van groeikracht door wit donzen as en zonfonteinen leeuwerikken sproeien blussend neer op het zilt koraalspel van de branding. ik leg een gloeiend oor tegen je hart en vind alles terug in je aan lente aarde goden. Je warme huid staat open, flonkerend als kleine prisma's parelmoer en fijngewreven goud. Je zwarte haren groeien als het gras met kleine knetterende schokken. Eeuwig zijn wij als heimwee voorjaarswind als vogels wier verhitte bloed tot zang verdampt hier in je stem eeuwig, je lichaam eeuwig je ik mijn ik eeuwig ons stamelen eeuwig je ademt heden en verleden uit en in. ik schrijf zoals een eenzaam kind onder een boom speelt ik heb gewonnen voor je maar ik wend mijn hoofd af. Vorige Volgende