| |
| |
| |
A.M. de Jong
Het Byzantijnse rijk
Een herdenking
Begin April 1453 slaat sultan Mohammed 11 met een voor die dagen geweldige legermacht, waaronder (een novum in de geschiedenis) een goed georganiseerd park zware artillerie, het beleg voor Constantinopel. Wekenlang bombardeert hij de stad. De formidabele muren waartegen in den loop der eeuwen tal van vijanden zich het hoofd te pletter liepen, gaan ernstige bressen vertonen. Het handjevol verdedigers houdt onder de bezielende leiding van Constantijn xi Palaeologus moedig stand en weet aanvankelijk alle aanvallen af te slaan. Maar hun aantal slinkt; de voorraad levensmiddelen wordt voortdurend kleiner; de positie van de belegerde vesting met den dag benarder. De vroege morgen van 29 Mei brengt de beslissing. Op drie plaatsen tegelijk voeren de geduchte Janitsaren stormaanvallen uit. Constantijn XI vindt, tot het laatste toe strijdend, een heroischen dood bij de poort van St Romanus. Over zijn lijk trekken de aanvallers de stad binnen. Constantinopel is door de Turken veroverd.
Sedert het geruchtmakende beleg en zijn triesten afloop zijn thans vijf volle eeuwen voorbijgegaan. Het feit vraagt om herdenking van het eens zo machtige rijk, welks ondergang door den val van Constantinopel wordt gemarkeerd.
Staatkundig gesproken, was het Byzantijnse rijk de voortzetting van het oude Romeinse rijk van Octavianus Augustus, nadat het zwaartepunt van dat rijk verlegd was naar het oosten. Die verlegging is een proces van jaren geweest. Het belangrijkste element in dat proces was de tenuitvoerlegging, in het jaar 330, van het besluit van Constantijn den Grote om Byzantium, naast Rome, tot de tweede hoofdstad van het rijk te maken. Op 11 Mei 330 werd de stad aan den Bosporus als zodanig geïnaugureerd. Als men wil, kan men van dien datum af van een Byzantijns rijk spreken. De naam Constantinopel is spoedig daarna in gebruik gekomen.
De oude opvatting, die nog ten grondslag ligt aan Gibbon's Decline and
| |
| |
Fall, als zou de geschiedenis van het Byzantijnse rijk een monotoon relaas zijn van verval en afbrokkeling, wordt thans door niemand meer aanvaard. Het rijk heeft, in de meer dan duizend jaren van zijn bestaan, perioden van op- en nedergang gekend. Dat het zo lang in stand bleef, bewijst op zichzelf reeds dat het elementen van grote politieke en sociale kracht bezat. De omstandigheden waaronder het leefde, wisselden voortdurend, en de opeenvolgende regeerders zagen zich steeds voor nieuwe problemen gesteld. Maar het rijk bleek telkens weer over een geweldig recuperatievermogen te beschikken; het eigenlijke verval is eerst begonnen tegen het midden van de veertiende eeuw.
De eerste zestig of zeventig jaren van het Byzantijnse rijk (wanneer men het laat aanvangen in 330) vormen een periode van consolidatie. Het centrale punt in die periode is de regering van Theodosius den Grote (379-395). Deze vestigde definitief den orthodox-christelijken staat. Hij verschafte zich als keizer in het oosten een overheersende positie tegenover zijn mede-keizer in het westen (er bleven daar medekeizers tot 480). Hij sloot vrede met Perzië (387) en maakte daarmede voor meer dan een eeuw een einde aan den oorlog op het oostelijk front. Na den dood van Theodosius werd het Duitse gevaar, dat het rijk reeds geruimen tijd bedreigde, acuut. Het westelijk deel van het rijk had in de vijfde eeuw zwaar te lijden van de invasies van verschillende Germaanse stammen (Franken, Gothen, Vandalen, Sueven, Hunnen), met het gevolg dat het in feite verloren ging. Het oostelijk deel wist zich daarentegen op wonderbaarlijke wijze tegen de barbaren te handhaven. Het omvatte, omstreeks het einde van de vijfde eeuw, het Balkan-schiereiland (behalve het noord-westen daarvan), Klein-Azië (tot aan de bergen van Armenië), Syrië (tot voorbij den Euphraat), Egypte en Cyrenaica.
In de zesde eeuw, de eeuw van Justinianus, gaat Byzantium tot het offensief over. Met behulp van zijn bekwame veldheren, Belisarius en Narses, slaagde Justinianus er in Afrika, Italië, Corsica, Sardinië, de Balearen en een deel van Spanje te heroveren. Zijn regering was ook in andere opzichten een periode van ongekenden bloei. In het gehele rijk werden wegen, bruggen, waterleidingen en soortgelijke openbare werken aangelegd. Kerken, schouwburgen, badhuizen en dergelijke verrezen in menigte. Constantinopel, in 532 tijdens een oproer ten dele verwoest, werd met ongekende pracht herbouwd. Wetenschap en kunst beleefden een gulden tijd. De Hagia Sophia dateert uit deze periode. Op wetgevend gebied werden wonderen verricht. De Codex Justinianus kwam gereed in 529; de Pandecten volgden in 533. Maar de inspanning bleek te groot geweest te
| |
| |
zijn. Men had de verdediging van de oostgrens verwaarloosd; en de Perzen aarzelden niet daarvan gebruik te maken. Het rijk was niet sterk genoeg om oorlog te voeren op twee fronten; het westen moest worden opgeofferd.
De zevende eeuw kenmerkt zich door een hervorming van het rijk, dat nu meer en meer een oosterse staat wordt; door het einde van den strijd tegen de Perzen (630); en door het opkomen van het Arabische gevaar. De Arabieren maakten zich meester van Syrië en Palestina, later ook van Egypte en Noord-Afrika. Zij verwoestten Klein-Azië en vielen tenslotte ook Constantinopel aan. Constantijn iv (668-685) wist hen echter terug te slaan. In 678 zagen zij zich gedwongen vrede te sluiten met het rijk, dat met dat al een belangrijke aderlating had ondergaan en kostbare gebieden had verloren.
Onder de dynastie der Isauriërs (717-867) vertoont het rijk een krachtige opleving. Deze periode vangt aan met de briljante overwinning op de Arabieren van Leo iii in de jaren 717-718, die het opdringen van den Islam voor meer dan drie eeuwen stuitte. Aan dezen keizer en aan zijn zoon Constantijn v komt de verdienste toe het rijk te hebben gemaakt tot de beste defensieve organisatie die het Christendom heeft gekend, en aan het rijk welvaart en voorspoed te hebben gebracht ondanks de beroering, gewekt door den befaamden beeldenstrijd.
Zijn grootsten glans bereikte het Byzantijnse rijk onder de Macedonische dynastie (867-1025), die een aanvang nam met den begaafden Basilius i. De Macedonische keizers voerden een expansiepolitiek en slaagden er in hun rijk sterk uit te breiden. In deze periode werden grote stukken van Azië op de Arabieren heroverd; Bulgarije werd onderworpen, en Byzantium maakte zich effectief tot heerser over het gehele Balkanschiereiland. Met deze politieke expansie ging een grote mate van materiële welvaart gepaard. Wetenschap en kunst bloeiden als in de beste dagen van Justinianus.
Gedurende de elfde eeuw treedt een periode van verval in, die ongeveer zestig jaren duurt. In deze jaren gaat het het rijk in alle opzichten slecht. De Noormannen en de Seldsjoeken brengen het geduchte slagen toe. Ook hierop volgt echter weer herstel, dank zij Alexius Comnenus (1081-1118), den stichter van de dynastie der Comneni en een bekwaam staatsman. Onder hem, zijn zoon Johannes (1118-1143) en zijn kleinzoon Manuel (1143-1180), beleefde het Byzantijnse rijk opnieuw een tijdvak van schittering en bloei. Inmiddels waren de kruistochten begonnen. De landen en de zeeën van het rijk werden nu de wegen waarlangs de
| |
| |
expedities uit het westen zich naar het Heilige Land begaven; en dit - gevoegd bij de eerzucht en de commerciële suprematie van Venetië, die van jaar tot jaar toenamen - werd op den duur het rijk noodlottig. De vierde kruistocht is voor het Byzantijnse rijk een ramp geweest. Constantinopel viel in handen van de kruisvaarders (1204), die de stad barbaarser behandelden dan Alarik achthonderd jaar tevoren het oude Rome behandeld had. Maar zelfs na deze ramp begint de cyclus opnieuw. De kruisvaarders stichtten het Latijnse keizerrijk van Constantinopel onder Boudewijn van Vlaanderen; maar daarnaast ontstond weldra het Griekse keizerrijk van Nicaea, dat een symbool werd van het herstel. Dat herstel werd een feit met de herovering van Constantinopel door Michael Palaeologus in 1261; het Latijnse keizerrijk vond een roemloos einde.
Hoewel het Byzantijnse rijk nu wel een macht van den tweeden rang was geworden, wist het zich onder de dynastie van de Palaeologi nog nagenoeg twee eeuwen lang te handhaven.
Michael viii (1261-1282) deed heroïsche pogingen om de positie van het rijk te herstellen en verloren gebied terug te winnen; maar de successen die hij behaalde, werden duur gekocht; en zijn opvolgers waren voor het merendeel middelmatige figuren. Gedurende de laatste anderhalve eeuw vóór 1453 was het rijk ten prooi aan financieel en militair wanbeheer en aan een nagenoeg onafgebroken reeks van twisten op politiek, sociaal en religieus gebied, die het tenslotte volkomen ondermijnden. Intussen is de vitaliteit van de Byzantijnse beschaving zo groot, dat in de veertiende eeuw nog een laatste renaissance optreedt op het gebied van letteren en kunst.
De positie en het prestige van het Byzantijnse rijk zijn enorm geweest. Tot het begin van de elfde eeuw was het de machtigste staat van Europa; en ook onder de Comneni (1081-1185) was het nog een mogendheid van den eersten rang. De politieke betekenis van het rijk is hierin gelegen, dat het Europa meer dan duizend jaar lang heeft verdedigd tegen de machten van West-Azië. Hoewel de Byzantijnse keizers herhaaldelijk te strijden hadden tegen gevaarlijke vijanden aan hun noordelijke grenzen in Europa, was het front van het rijk toch steeds oostwaarts gericht. In het weerstaan van opdringende volken en stammen uit het oosten vond het zijn natuurlijke roeping.
Het Byzantijnse rijk is echter niet alleen belangrijk om de politieke betekenis die het heeft gehad. Het is evenzeer belangrijk om de beschaving die in dat rijk heerste en van dat rijk uitging. Hiermede komen wij tot de twee
| |
| |
cardinale punten waarop het Byzantijnse rijk, hoewel staatkundig de voortzetting van het oude Romeinse rijk, principieel van de schepping van Julius Caesar en Octavianus Augustus verschilde: het was Christelijk en het was Grieks. Deze omstandigheid heeft op de Byzantijnse beschaving haar onuitwisbaren stempel gedrukt. Die beschaving vertegenwoordigde de laatste phase van de oude Helleense cultuur. Ook in dit opzicht was er continuïteit. De tweede phase van het Hellenisme was begonnen toen Alexander van Macedonië de Griekse wereld tot Azië uitbreidde. Met de opkomst van Byzantium trad het Hellenisme in zijn derde phase. In den loop van de vijfde eeuw moest Alexandrië, het voornaamste centrum van de Helleense wereld sedert de derde eeuw vóór Christus, zijn suprematie afstaan aan de stad aan den Bosporus. Dit betekende méér dan louter een verplaatsing van centrum. Het Christendom van het Byzantijnse rijk met zijn dogmatische theologie en den overheersenden invloed van zijn monnikorden, gaf aan de derde phase van het Hellenisme een zeer eigenaardig karakter, dat nog gecompliceerd werd door het nauwe contact met het oosten.
Als geciviliseerde staat heeft het Byzantijnse rijk drie functies vervuld. Het voedde de Slavische volken van Oost-Europa op. Rusland, Bulgarije en Servië danken hun eerste ontwikkeling aan Constantinopel. Daarnevens oefende het rijk een stillen, maar gestadigen invloed op West-Europa door zijn eigen fabrikaten en de producten van het oosten naar Italië, Frankrijk en Duitsland te zenden. Bovendien is Byzantium de schatbewaarder geweest van de klassieke Griekse litteratuur die op de beschaving van de moderne wereld een moeilijk te overschatten invloed heeft geoefend.
Gedurende het grootste gedeelte van de Middeleeuwen stond de geestelijke ontwikkeling in het Byzantijnse rijk op een veel hoger peil dan in de staten van West-Europa. In het westen bestonden in dien tijd zelfs de welgestelde klassen der bevolking - met uitzondering van de geestelijkheid - doorgaans nog uit analphabeten. Aan den Bosporus waren in die kringen onderwijs en geestelijke opvoeding regel. De universiteit van Constantinopel, gesticht in de vijfde eeuw door Theodosius ii en later herhaaldelijk uitgebreid, was een bolwerk van klassieke traditie. Zij trok studenten tot zich uit alle delen van het rijk, uit de Arabische wereld en uit het westen, en had groot gezag. De Byzantijnse bibliotheken waren rijk voorzien van Griekse litteratuur; elk ontwikkeld man kende Homerus; schrijvers als Aristophanes, Thucydides en Polybius, redenaars als Demosthenes, wijsgeren als Aristoteles en Plato, werden ijverig gelezen en bestudeerd.
| |
| |
Dit bracht mede, dat men geregeld doorging met het copiëren hunner werken. Ware dit anders geweest, dan zou de Italiaanse renaissance waarschijnlijk achterwege gebleven zijn.
Op het gebied van de kunst heeft Byzantium prachtige en duurzame schatten aan de wereld nagelaten. De Byzantijnse kunst was de kunst van het keizerlijke Constantinopel, die beoefend is zolang er keizers aan den Bosporus regeerden. Zij was nauw verbonden met de klassieke traditie, maar werd daarnevens sterk beïnvloed door het oosterse realisme en bovenal door het Christendom, dat de kunst niet alleen in dienst stelde van de kerk, maar ook min of meer onder zijn hoede nam. De Byzantijnse bouwkunst verdient het eerst te worden genoemd. Die kunst bereikte, ook in haar techniek, in het Byzantijnse rijk een wonderbaarlijke hoogte. In de kerkelijke bouwkunst, en ook in de door den kerkbouw sterk gestimuleerde decoratiekunst, waarin zij meesters waren, ontwikkelden de Byzantijnen een opmerkelijken stijl. Zij blonken uit in mozaïekwerk, in het schilderen van fresco's en ikonen, in het vervaardigen van fijn geciseleerde ivoren en bronzen, van gouden en zilveren sieraden en gebruiksvoorwerpen, in het weven van sumptueuze stoffen van zijde of brocaat. Beroemd zijn ook hun miniaturen en hun boekversieringen. Karakteristiek voor hun stijl was een uitgesproken voorliefde voor pracht en praal, die hen ertoe bracht bij voorkeur kostbaar materiaal te gebruiken. Deze voorliefde voor kostbaar materiaal was oorzaak dat hun producten soms gering van omvang waren; maar juist in kleine voorwerpen, zoals bas-reliëfs in ivoor of emaille broches, bereikte hun kunst vaak haar hoogsten vorm van volmaaktheid. De Byzantijnen waren zeer ver in het emailleren. Het cloisonné was een van hun uitvindingen.
De geschiedenis van het Byzantijnse rijk heeft ook belangwekkende economische aspecten. Het rijk was gelegen op de kruising van de verbindingswegen, enerzijds tussen Azië en Europa en anderzijds tussen Europa en Afrika. Alle routes, te land, ter zee en over de rivieren, die Oost-Europa met de Middellandse Zee verbonden, liepen over Byzantijns gebied. Deze geographische positie - uit politiek oogpunt bedenkelijk omdat zij het rijk zeer kwetsbaar maakte - leidde er automatisch toe dat Constantinopel een centrum van internationalen handel werd. De onvergelijkelijke haveninham, bekend als de Gouden Hoorn, droeg daartoe mede in niet geringe mate bij. Behalve die van Constantinopel had het rijk nog tal van andere goede havens, ten dele met een zeer belangrijk achterland. De internationale
| |
| |
handel is dan ook eeuwen lang een rijke bron van inkomsten voor de Byzantijnen geweest, te meer omdat zij tot in de elfde eeuw over een grote handelsmarine beschikten, die, beschermd door de keizerlijke oorlogsvloot, de Middellandse Zee beheerste.
Een andere belangrijke bron van rijkdom was de landbouw. InThracië en in Klein-Azië lagen tal van vruchtbare gebieden; en het merendeel van de bevolking in de provinciën hield zich met den landbouw bezig. De verdeling van het grondbezit leverde herhaaldelijk problemen op. Gedurende de eerste eeuwen van het bestaan van het rijk schijnt grootgrondbezit regel te zijn geweest. Onder de dynastie van de Isauriërs werden energieke pogingen gedaan om tot kleingrondbezit te komen. Deze pogingen hadden ten dele wel succes; maar in de latere jaren kregen de kleine grondbezitters het steeds moeilijker. De keizers uit de tiende eeuw gaven zich veel moeite om de kleine landeigenaren te beschermen, maar slaagden daarin uiteindelijk niet, zodat tenslotte het grootgrondbezit weder sterk toenam. Een belangrijke factor hierbij was, dat onder de grootgrondbezitters een brede plaats werd ingenomen door de kloosters, en dat het grondbezit van de kloosters, gegeven de vroomheid van het merendeel der bevolking, zich door giften en legaten voortdurend uitbreidde. De opbrengst van den landbouw wisselde uiteraard sterk met oorlog en vrede. Zolang de tijden niet al te slecht waren, was het rijk echter in staat in zijn behoeften te voorzien.
Ook de industrie nam in het Byzantijnse rijk een plaats van betekenis in. Zij had haar centra in de grote steden - in de eerste plaats natuurlijk Constantinopel - en moet wel voor een groot deel luxe-industrie zijn geweest. In de bazaars waren alle soorten zeldzame en verfijnde zaken te koop, die de Middeleeuwen kenden. Het uitgebreide hofceremonieel, maar vooral de kerkelijke plechtigheden, in het rijk aan de orde van den dag, vroegen om tal van luxe-artikelen. De grote welvaart die langen tijd in het rijk heerste, werkte die vraag sterk in de hand, waarbij nog kwam, dat de over het algemeen bijzonder fraaie voortbrengselen van de Byzantijnse nijverheid op den duur ook in het buitenland zeer in trek kwamen. Industriële luxeartikelen behoorden tot de belangrijkste uitvoerproducten.
Zolang het Byzantijnse rijk heeft bestaan, is Constantinopel niet alleen het centrum, maar ook het hart en als het ware het symbool van het rijk geweest. Evenals het oude Rome op zeven heuvels gebouwd, voldeed de stad aan den Bosporus op uitnemende wijze aan alle eisen die aan een hoofdstad gesteld konden worden. De ontwikkeling van de stad is vrij snel ge- | |
| |
gaan. Theodosius ii (408-450) moest haar sterk uitbreiden, omdat zij veel te klein geworden was voor de krachtig toenemende bevolking. Hij bouwde de drievoudige rij van versterkingen van de Zee van Marmora tot het einde van den Gouden Hoorn (later nog uitgebreid door Heraclius 610-641), die de stad tot een voor dien tijd onneembare vesting maakten. Het toppunt van haar glorie bereikte het nieuwe Rome in de tiende eeuw. De stad zou toen een bevolking hebben gehad tussen 800.000 en 1.000.000 zielen, die een zeer cosmopolitisch karakter droeg. Drie bouwwerken trokken er bovenal de aandacht: de Hagia Sophia, het Gewijde Paleis en het Hippodroom. Om die drie polen bewoog zich een groot deel van het Byzantijnse leven.
De Hagia Sophia, kerk van de Heilige Wijsheid, het meesterstuk der Byzantijnse kunst, was de kathedraal van Constantinopel, waarin de patriarch op feestdagen den dienst leidde, en waar de keizer gekroond werd. De enorme kerk, in opdracht van Justinianus gebouwd door Anthemius van Tralles en Isidorus van Milete, is vooral beroemd om haar koepel, waarvan de geschiedschrijver Procopius zeide, dat men zou denken dat hij met gouden kettingen aan den hemel hing.
Het Gewijde Paleis bestond niet uit één gebouw, maar uit een ganse reeks van woonhuizen, paviljoens, badhuizen, kerken en bibliotheken, bureaux en kazernes, een gevangenis en een textielfabriek (voor het vervaardigen van de stoffen voor de ceremoniële hofkledij) - alles gelegen temidden van tuinen, vijvers, terrassen en boomgaarden, omringd door een sterken muur en terdege bewaakt. Het paleis was niet alleen de residentie van den keizer, maar tevens de zetel van het keizerlijk secretariaat en van de voornaamste ministeries. De keizer leidde er het leven van een hogepriester, vol representatieve verplichtingen, waarbij een ceremonieel en een etiquette werden in acht genomen, die aan het ongelofelijke grensden en er op gericht waren aan het gezag, de waardigheid en de majesteit van het staatshoofd zoveel mogelijk reliëf te geven. Het Paleis was ook het toneel van talloze complotten, intrigues, staatsgrepen, moordpartijen en dergelijke, die in het keizerlijke Constantinopel bij tijden aan de orde van den dag schenen te zijn, en waarbij de vrouwen vaak een belangrijke rol vervulden.
Het Hippodroom, of circus, was het voorwerp van de meest intense, welhaast hartstochtelijke belangstelling van gans Constantinopel, van den keizer af tot den eenvoudigste van zijn onderdanen toe. Het kon 60.000 à 80.000 toeschouwers bevatten. De verenigingen die de wedrennen en spelen in het Hippodroom organiseerden, stonden bekend als de groene
| |
| |
en de blauwe partij; en men heeft wel gezegd dat de gehele geschiedenis van Byzantium zich laat resumeren in een voortdurend gevecht tussen deze ‘groenen’ en ‘blauwen’. De bewering is overdreven; maar er schuilt een kern van waarheid in. Het Hippodroom was veel méér dan een gewoon circus. Overwinnende generaals vierden er hun triomfen. Het was ook het toneel van de openbare executies van veroordeelden. Bovendien vervulde het de functie van het Forum in het oude Rome. Het was in het Hippodroom, dat het volk uiting kon geven aan zijn gevoelens tegenover de regering, aan zijn instemming of zijn ontevredenheid. In het Hippodroom vertoonde de nieuwe keizer zich voor het eerst aan zijn onderdanen; het was ook dáár, dat muiterijen en revoluties vaak haar aanvang namen. Zodanige - min of meer ernstige - opstandige bewegingen waren geen zeldzaamheid. Want het was allesbehalve eenvoudig, orde te houden onder de heterogene, rusteloze en gemakkelijk te beïnvloeden bevolking van deze wonderlijke stad. De massa van het volk werd grotendeels onderhouden door de regering, die gratis brood, wijn en olie distribueerde en voor afleiding zorgde door spelen in het Hippodroom en door het ten toon spreiden van ongelofelijke pracht en praal bij allerhande ceremoniën.
Gedurende meer dan duizend jaren is de stad van Constantijn de meest briljante en karakteristieke vertegenwoordigster van de Byzantijnse beschaving geweest. Constantinopel was gedurende gans die periode alom bekend als de machtigste, schitterendste en welvarendste stad van de wereld. Door zijn sublieme ligging, zijn ruime pleinen, de grandeur van zijn publieke gebouwen, de menigte van zijn standbeelden, de weelde van zijn paleizen en de pracht van zijn kerken moet het een overweldigenden indruk hebben gemaakt. De attractie van dit bewonderenswaardige geheel werd nog verhoogd doordat het nieuwe Rome ook bij uitstek een stad was van vermaak. Men heeft Constantinopel niet ten onrechte het Parijs van de Middeleeuwen genoemd.
Anders dan voor het Byzantijnse rijk betekende 1453 voor de stad aan den Bosporus niet het einde. Mohammed de Veroveraar maakte haar tot hoofdstad van het Ottomaanse rijk. Het aspect van Constantinopel onderging ingrijpende veranderingen. Tal van kerken werden vernield en de overblijvende werden grotendeels veranderd in moskeeën; de bevolking werd in hoofdzaak oosters. Maar ook in haar nieuwe gedaante bleef de schepping van Constantijn een imposante stad, die als zetel van de Verheven Porte nog geruimen tijd een belangrijke plaats in de wereld zou innemen. |
|