| |
| |
| |
Emmy van Lokhorst
Toneelkroniek
Bij de grote activiteit die het toneel in ons land de afgelopen maanden heeft ontwikkeld waren diverse praestaties van jongeren. In Amsterdam hebben de ‘Kunst-studerenden’ in een samenwerking van leerlingen der verschillende kunst-instituten een tentoonstelling en een toneel- en muziekmiddag in de Stadsschouwburg georganiseerd.
Leerlingen der Toneelschool waagden zich aan Euripides en Shakespeare. Was de sterf-scène uit Euripides' Alkestis minder gelukkig als keuze, (zelfs voor geroutineerde acteurs zou een dergelijk fragment een zware opgave genoemd moeten worden) des te geslaagder was de scène uit Shakespeare's Koning Hendrik V, het aanzoek van de Engelse koning aan de Franse prinses Catherine, die door de pretendent vertrouwelijk Kaatje werd genoemd, terwijl de hofdame de bemiddelende rol speelt tussen de jongelieden die elkanders taal niet machtig zijn.
Aan deze scène zag men, hoe jonge acteurs het vak leren, hoe zij gelegenheid krijgen zich op het ‘grote’ toneel te bewegen en voor een volle zaal op te treden. Hoe eenvoudiger een dergelijke opgave is, hoe meer kans, dat de onderneming slaagt, en dat was hier het geval.
Welk een voorrecht deze mogelijkheid voor jongeren bood, wordt duidelijk, als men ziet, hoe de Amsterdamse Studenten Toneelvereniging zich op een klein toneel moest behelpen om een stuk van groter bezetting te brengen. Op het miniatuurtoneeltje van het Hypokriteriontheater regisseerde Ton Lutz de voorstelling van Het huwelijk van de heer Mississippi, een spel van (de Zwitserse toneelschrijver) Friedrich Dürrenmatt, waarvan de première in 1952 in München ging.
Het werk van Dürrenmatt, bizar, fantastisch en grillig, herinnert aan Brecht, aan Georg Kaiser, aan Hopla, wir leben! van Ernst Toller. Geestelijke armoede en intellectuele hoogmoed schijnen volgens de auteur het wereldbestel te regeren. Ondanks de gewilde of toevallige karikatuur die hij van mensen en toestanden geeft, luistert men met belangstelling naar hem, omdat hij door het wereldgebeuren hevig is aangegrepen en het lot van de mens hem obsedeert. Het expressionisme is voor hetgeen hij
| |
| |
wil zeggen, misschien wel de beste vorm, maar er is een discrepantie tussen deze wijze van de dingen ten tonele te voeren en de huidige werkelijkheid. Daardoor krijgt het stuk een droom-achtige sfeer, meestal dichter bij de nachtmerrie dan bij de glimlach.
Zelfs voor beroepsacteurs die over een behoorlijk geoutilleerd toneel beschikken, zou dit stuk moeilijk zijn op te voeren. Des te lofwaardiger is hetgeen de amateurs, - jonge studenten, - praesteerden. Deze voorstelling moet ieder die haar bijwoont ervan overtuigen, dat er in deze jonge mensen belangrijke krachten aanwezig zijn, niet slechts een scherpzinnig begrip van onze tijd, maar vooral een edele overgave aan de uitbeelding van figuren, die on-alledaags, en in het karikaturale soms diepzinnig zijn.
Tegelijk vraagt de toeschouwer zich af, of er geen gevaar gelegen is in een dergelijke overgave. Deze acteurs bezitten niet het vakmanschap, waardoor zij hun rol buiten zich kunnen plaatsen. Het aangrijpende lag juist in de identificatie, waarvan sommigen blijk gaven. Het spelen van een stuk als dit, sleept mee. Deze jonge mensen drinken het leven in, vermengd met deze bitterheid, zij verplaatsen zich op fel-dramatische wijze in mensen, die tot ondergang zijn voorbestemd. Het sarcasme van de Openbare Aanklager, waarin wordt afgerekend met elk menselijk gevoel, de wanhoop van de dronken Saint Claude die niet tegen het leven is opgewassen, deden de vertolkers tot in hun eigen leven lijden. Men had moeite, te beseffen, dat deze jongens straks naar de Studentensocieteit zouden rennen om het feest van de overwinning van Nereus mee te vieren.
Een andere groep van dezelfde studenten-toneelvereniging vertoonde in het Minerva Paviljoen een nieuw stuk van Tennessee Williams, Summer and Smoke, vertaald als ‘Een Zomer smeult tot as’ in de regie van Elise Hoomans.
Glazen Speelgoed en Tramlijn Begeerte hebben hier te lande de naam van Williams bekend gemaakt. Na de schrilheid van ‘The Streetcar named Desire’ komt in dit stuk hetzelfde milde mededogen met de vrouwelijke hoofdfiguur tot uiting als in Glazen Speelgoed het geval was. ‘Summer and Smoke’ is niet gelukkig van compositie, vooral het laatste deel valt uiteen in een aantal verbrokkelde zeer korte scènes, die verwarrend en irriterend werken.
In een kleine stad van Amerika wonen de dokter en de dominee naast elkaar. Alma, de domineesdochter, wordt doordat zij een kindse moeder heeft, te jong belast met zorgen voor de parochie en de moraal. De
| |
| |
dokterszoon John verzet zich tegen de verantwoordelijkheid die zijn vader op zijn schouders wil leggen en vlucht in losbandigheid. Later komt hij terug en zet het werk van zijn vader voort. Alma heeft aanvankelijk de moraal boven haar liefde voor John gesteld en als zij eindelijk aan haar liefde gehoor wil geven, heeft John een andere vrouw boven haar verkozen. De grote tragedie der kleine dingen is door de auteur met fijne toetsen uitgebeeld.
De figuur van Alma, ietwat hysterisch, maar aandoenlijk in haar ernst en haar liefde, is met diep begrip en innigheid weergegeven en ook John werd menselijk volkomen aanvaardbaar gemaakt. Het merkwaardige van deze amateurvoorstelling was het spel van Annet Nieuwenhuizen, die in de rol van Alma een aangeboren toneeltalent toonde. Zij droeg de voorstelling en verraste aanhoudend door uitstekende dictie, beheerst gebaar, en door een gevoeligheid in stem en houding, die voor een geroutineerd actrice niet onderdeed. Ook werd goed spel gegeven door Kick Stokhuizen als John, en door Thea Hordijk als de kindse moeder. Elise Hoomans had in haar overigens voortreffelijke regie de ‘culturele club’ wat karikaturaal aangezet. Wat zij echter met deze groep studenten bereikte (op een klein toneel en met beperkte mogelijkheden) was zeer bijzonder.
Het Amsterdams Toneel bracht, eveneens onder regie van Elise Hoomans, het beroemde stuk van Pirandello: ‘Zes Personages op zoek naar een schrijver’, dat reeds in 1923 in ons land is opgevoerd. Pirandello heeft schijn en werkelijkheid hier zo dooreen gevlochten, dat de toeschouwer af en toe de draad kwijt is. De ‘zes personages’ doen hun intrede op het lege toneel waar acteurs bezig zijn te repeteren. Deze zes zijn door een tragedie verbonden, zij voelen zich werkelijkheid, en als de acteurs hun levensscènes spelen, zïjn zij onvoldaan en klinkt elk woord hen vals in de oren. De transpositie van werkelijkheid naar fictie en van fictie naar vertoning vormt de kern van het stuk en dit probleem vermag niet meer zo te boeien als dertig jaar geleden. De tragedie der zes personages is ook te zeer aanhoudend onderwerp van aller discussie, om ruimte voor ontroering te laten. De regie had de kloof tussen personages en acteurs goed aangegeven, Tiemeyer als de vader en Annie de Lange als de stiefdochter speelden met toewijding, maar het stuk heeft ondanks zijn knappe dialoog en flitsende vondsten voor onze tijd aan betekenis verloren.
In andere zin is dit ook het geval met Het Woud van Ostrovski (1823-1886), dat in regie van Saalborn werd vertoond door het A.T.G. Het
| |
| |
probleem van de rijke Russische weduwe, die het arme nichtje wil onterven om haar jeugdige minnaar tot een huwelijk te bewegen, is niet belangwekkend. Wel zijn dat de twee zwervende comedianten, die het stuk opvrolijken en smakelijk werden gespeeld door Saalborn en Johan Walhain. Om dit tweetal, met hun bluf en eigenwaan, hun verslagenheid en hun levenskunst zag men het stuk toch met genoegen. Ook de decors van Rosemarijn v.d. Does de Willebois waren zeer fraai.
Groot succes oogstte het A.T.G. met de her-opvoering van Shaw's Je kunt het nooit weten, dat in regie van Defresne licht en geestig werd gespeeld. Shaw's verrukkelijke humor schijnt maar niet te verouderen; ook nu heeft de volle zaal met grote geestdrift het plezierige stuk ontvangen, waarbij Sternheim als de beroemde kellner triomfen vierde.
Tenslotte bracht het A.T.G. in regie van Van Dalsum Beau Sang, door Jules Roy (een stuk dat in 1307 speelt na de ontbinding van de Orde der Tempeliers door Philips de Schone), met een indrukwekkend decor van Van Dalsum.
De vervolgde gewonde tempelier die wordt verborgen door de mooie kasteelvrouwe Anne en haar kwaadaardige schoonmoeder, vergeet zijn monniken-eed en raakt verliefd op de mooie vrouw, die zijn wonden verbindt en die zo verstandig en liefdevol spreekt. Te rechter tijd komt Hamelin, een andere broeder, een schuilplaats zoeken en redt de tempelier van de zonde, door hem te geselen en mee te voeren uit het huis des verderfs. Het stuk werd toegewijd gespeeld, in de eerste plaats door Jenny van Maerlant als Anne. Haar vorstelijke houding, haar ingetogen rust en mooie stem maakten deze rol tot een der beste die zij ooit heeft gespeeld. Ook mevrouw Royaards als de verbitterde schoonmoeder gaf uitnemend spel. Johan Schmitz had als de tempelier te kampen met zijn dictie, terwijl de scène van de geseling wat erg realistisch aandeed.
De Haagse Comedie vertoonde van Andrew Rosenthal een vrolijke Feestelijke Dag, geregisseerd door Jan Retèl, tot inhoud hebbend de moeilijkheden van een bekoorlijke mondaine vrouw, die op haar vijftigste verjaardag de les van haar leven leert. Jeugd heeft afgedaan, bril en wollen sjaal zullen nu verder haar wankel huwelijksgeluk steunen. Was het stuk niet diepzinnig, dartel en charmant was de opvoering en Retèl heeft zijn debuut als regisseur met warm succes bekroond gezien. Ida Wasserman, veroverend met haar weerzin tegen de bejaardheid, Bob de Lange als de rustige echtgenoot op de achtergrond, Pim Dikkers als Zuid-Amerikaan speelden met een vaart, een charme, die de zaal tot geestdrift stemden.
| |
| |
De Haagse Comedie heeft met Anouilh's Colombe een van haar grote stukken gebracht. Laseur had de regie van deze gecompliceerde comedie, waarin men een persiflage van Sarah Bernhardt zag spelen door Fie Carelsen, omringd door de ‘hofhouding’ van de grote tragédienne, haar kapper, pedicure, lijfdichter en secretaris. Colombe, het argeloze bloemenmeisje trouwt een der zoons van de beroemde actrice, die deze zoon minachtend behandelt. Niettemin roept Julien, als hij in dienst moet, zijn moeders hulp in voor Colombe. Het argeloze duifje wordt in de theatersfeer door tal van mannen belaagd, maar Julien ontdekt, dat zijn broer Armand in feite haar minnaar is. Hoe het duifje, dat zich geëmancipeerd heeft, en Julien, die een compromis met de zuiverheid der liefde als on-ontkoombaar ziet, het verder als echtpaar zullen maken, laat Anouilh aan onze fantasie over.
Amusant, bitter, cynisch en op zijn tijd poëtisch, heeft Anouilh dit stuk alle uiterlijke flonkering gegeven waartoe zijn virtuoos talent hem in staat stelt. De toneelsfeer, met kleedkamers, een toneel op het toneel, gangen, waar acteurs, kleedsters, toneelmeesters en bezoekers elkaar ontmoeten, is uitstekend getroffen. Fie Carelsen geeft de grande tragédienne met allure en venijn, Heleen Pimentel speelt het duifje gracieus en betoverend, Jan Retèl is de norse verongelijkte Julien en Luc Lutz de zwierige Armand. Mooie decors van Wim Vesseur zetten het geheel in een brillante omlijsting.
De Nederlandse Comedie bracht in vertaling van Bert Voeten Der Schwierige van von Hoffmannstal, een stuk uit het Wenen van de grote toneeltijd. ‘Een moeilijk Mens’ werd geregisseerd door Ludwig Berger, die het Wenen van die dagen door en door heeft gekend en de sfeer van dat frivole, charmante tijdperk voor ons deed leven. Het is meer een schildering van de toenmalige zeden en gebruiken dan een stuk met intrige en problemen. Hans Carl Bühl (Bentz van den Berg) komt moeilijk tot een besluit en wil niemand kwetsen. Hoewel hij Helene Altenwyl bemint, kan hij de andere vrouwen die hem belagen, moeilijk weerstand bieden. Maar Helene doorbreekt de etikette en vraagt hem ten huwelijk. Dit is de gehele inhoud van het bekoorlijke maar wel zeer geantiquiseerde stuk, dat glanzend, bewegelijk en sierlijk ten tonele werd gevoerd, maar dat ondanks de fraaie decors van Friso Wiegersma, de bevallige costuums van Annie Roland Holst en het bekoorlijke spel van Ellen Vogel, Lous Hensen en Bentz van den Berg ons niet meer terug kon brengen in de tijd van een Schnitzler, een Hermann Bahr of Werfel.
| |
| |
De Rotterdamse Comedie heeft Barabbas van de Belgisch-Franse schrijver de Ghelderode opgevoerd in regie van Mieke Verstraete. Zij heeft het drama van Golgotha beschouwd als steeds weer actueel en op grond van die overweging de figuren in hedendaagse kleding laten optreden, hetgeen alles een belemmerende slordigheid en gewildheid gaf. Tropenhelmen, priesters in een overall, zaklantaarns deden hinderlijk aan. Er was geen vastheid van stijl, zodat het op vele punten ontroerende stuk toch niet uit de verf kwam.
Richard Flink speelde met overtuiging de titelrol, Kees Brusse gaf een zonderlinge figuur te zien als Herodes, Mieke Verstraete was een mooie Maria Magdalena. Wat aan ontroeringskracht in dit stuk school, onderging men door Hans Culeman, die een waarlijk prachtige creatie gaf van de Gallileër. Hij alleen deed het drama voelen in zijn woordenloze rol. De uitnemende vertaling van Anna Blaman en de oprechte inspanning van de spelers konden niet verhelen, dat men met dit stuk te hoog had gegrepen.
Er zijn enige blijspelen opgevoerd, waarvan Comoedia met Roussin's De kleine Hut de palm wegdroeg. Het drietal schipbreukelingen (een vrouw en twee mannen) dat op een onbewoond eiland de amoureuze verwikkelingen van het boulevard-Parijs continueert zou niemand bijster hebben geïnteresseerd, als niet Guus Hermus voor een creatie had gezorgd, die tot zijn beste rollen behoort. De driehoeksverhouding is na het eerste bedrijf van alle kanten bekeken. Maar Hermus heeft dit schrale stuk tot een avond van uitzonderlijk toneelspel gemaakt. Hij schiep een figuur van zo originele, onweerstaanbare humor, (met een stem, een geknepen lachje, een houding van een ambtenaar in het oerwoud) dat men moe van het lachen de zaal verliet. Enny Meunier en Steye van Brandenburg gaven goed tegenspel.
Een ander stuk van Roussin, ‘Welkom thuis, Helena’ werd door de Nederlandse Comedie vertoond. Het dollen met de Trojaanse oorlog en wat erop volgt gaf Roussin gelegenheid een vrij goedkope klucht te schrijven, die door Teulings uitstekend werd geregisseerd. Hij speelde de portier, (butler) Eteoneus, Hans Kaart Menelaos, Kitty Janssen het dochtertje Hermione. Mary Dresselhuys gaf veroverend met veel charme en gratie Helena.
Het Rotterdams Toneel zette het internationaal befaamde Hemelbed van Jan de Hartog op de planken. Hoe onze landgenoot erin slaagt, met een reeks platitudes en moppen uit een studenten-almanak het wereld-repertoire te
| |
| |
veroveren, is raadselachtig en een testimonium paupertatis voor de ‘smaak’ van de burgerman in de gehele wereld. Dat Ko van Dijk dit leugenachtig samenstel anecdotes speelde en daarmee toch nog bewees, welk een knap vakman hij zelfs in de Schmiere blijft is evenwel onloochenbaar. Lily Bouwmeester stond hem trouw terzijde, in het bed en ernaast. Iets anders dan de slaapkamer krijgen wij van dit echtpaar niet te zien. Men ging naar huis met het visioen van onderbroeken en slaapmutsen en met een kater voor drie dagen minstens.
Verfrissend was aan het slot van dit seizoen het openbare eind-examen van de Toneelschool. De twee candidaten, die met lof en toejuichingen van de volle Stadsschouwburg een spectacle coupé van Ibsen, Kingsley, Asselijn en Tchechov brachten, gaven blijk uitgesproken acteurstalent te bezitten. Wij zullen in het komende seizoen Coen Flink en Lies Franken zien optreden bij de Haagse Comedie en de Toneelgroep ‘Theater’. |
|