op de bruiloft, omdat echte satiriek op een of andere manier verwant is aan het sprookje.
Niets in zijn verschijning maakte Van der Feen sprookjesachtig, maar hij was het. Voor het blote oog een doorgefoerneerde burgerheer met welstandsovertuigingen, die een onderstand van het ondersteuningsfonds niet als ‘een premie op de ontucht’ aanvaard wilde zien, liep hij zich voor een arme drommel, wiens verzen hij voor geen geld van de wereld in huis wilde hebben, het vuur uit de sloffen. Hij was de enige Nederlander van zijn tijd, die onderscheidde, wat Marsman gemeen had met Bilderdijk of, Slauerhoff met Poot, allemaal hetzelfde slag te vlugge genialiteit uit ongeduld. Heerlijk om naar te kijken, uit de verte!
Hij zei zulke dingen niet. Hij dacht ze misschien niet eens met volle bewustzijn. Zelfs wist hij, dat ze banaal waren, als alle grondwaarheden der menskundigheid, waarin hij, geen psycholoog nochtans, uitmuntte.
Iemand, die Nietzsche een druktemaker vond, als aesthetisch denker verre de mindere van Boileau, is in onze maatschappij sprookjesachtig. A.H. van der Feen bezat zulke meningen tezamen met de overtuiging, dat ze juist zijn. Hij miste ‘de angst voor het komische’, waarover hij schreef in het Haagsch Maandblad van Februari 1933.
Op de bodem van zijn ontstellende oprechtheid lag van alles, als op een rommelzolder, en het lag nog door elkaar ook, zoals gewoonlijk bij ‘nuchtere’ mensen, maar die bodem zelf was goedheid. Hij vond het waarschijnlijk niet leuk, te worden gehouden voor een goede kerel. Hij kon bars doen en vernepen kijken. Maar hij had een hart van goud. Eigenlijk hoorde hij in Dickens thuis, die hij voortreffelijk kende en zienderogen genoot.
Wat hij voor het ondersteuningsfonds gedaan heeft, zou menigeen niet voor zijn eigen moeder doen. Hij deed het met blijmoedige goedgeefsheid, altijd in twijfel, of het ergens goed voor was. ‘Veel helpen zal het niet’, zei hij, maar hij verstond de kunst, dit op bemoedigende wijze te zeggen. Hij weigerde het woord ‘existentialisme’ te onthouden.
Op 22 Februari zou hij tachtig jaar geworden zijn. Hij overleed op 2 Januari, na een korte ziekte. Het leven, dat hij achter zich liet, heeft hij precies gekend. Dit ontbreekt velen op hun sterfbed.