Inleiding
Er zijn tijden geweest, waarin een reis naar, liefst een langdurig verblijf in Italië als een onmisbare voorwaarde voor de voltooiing van een culturele vorming werd beschouwd. Deze traditie verzwakte, toen de centra van wetenschappelijke en artistieke activiteit zich meer en meer in Noordelijke en Westelijke richting begonnen te verplaatsen en ging vrijwel geheel teloor, toen cultuur niet langer een intern-Europese aangelegenheid bleef. Tegenwoordig, nu men reeds met een verdere verschuiving in Westelijke richting rekening moet houden, begint de reis naar Amerika voor de vroegere Italiaanse in de plaats te komen.
Het is onder deze omstandigheden goed, zich van tijd tot tijd er op te bezinnen, dat Italië als historische voedingsbodem voor wetenschap en kunst toch altijd een onvervangbare beteekenis zal blijven behouden en daarnaast niet over het hoofd te zien, dat het, wel verre van zich tot de koestering van een groot verleden te beperken, alle krachten inspant om ook in de hedendaagse ontwikkeling der cultuur een werkzaam aandeel te nemen.
Dit speciale, aan Italië gewijde nummer van De Gids beoogt den Nederlandsen lezer een indruk te geven van wat ginds sedert het einde van den oorlog is nagestreefd en bereikt. De Redactie heeft een aantal Italiaanse kunstenaars en kunstkenners bereid gevonden, daarvan in een reeks korte artikelen iets te vertellen. Hierbij komen letterkunde, toneel, muziek, film, schilderkunst, beeldhouwkunst en bouwkunst aan de orde. Pogingen, op dezelfde wijze ook de hedendaagse Italiaanse werkzaamheid op wetenschappelijk gebied te doen behandelen, zijn helaas niet met succes bekroond.
De Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, Graaf Sforza, is zo welwillend geweest, het nummer met een beschouwing over het Italiaanse volkskarakter te openen. Een deskundige op het gebied van het monumentenwezen verhaalt, wat er gedaan is en wordt voor het herstel van de