De Gids. Jaargang 114(1951)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] Hans Lodeizen Mazurka Geef mij de hand zo zacht en goedgeefs, de hand die liefde als een sjaal uitspreidt, de hand die een doorn is in de zijde van de nacht, en de regen overschaduwt. doodsbenauwd is de hand; een keizer geef mij het lichaam, zachter dan zeewind, zacht als een vos. dan zal ik niet meer vragen, de storm van mijn ogen zal lachen in zonlicht, een waaier van lente gelijk, een zaad dat ontplooit tot lach en droefheid, nevel en rood. daar hangen de bloemen, de vingers van de hand, de hand van het lichaam. raak mij zachtjes aan, in mij woont het raadsel. soms wandelt het in jouw wereld, soms wandelt het dagenlang, soms rust het uit in jouw ogen, laat me je hand zien, morgen zal ik een andere zien. ik ken jouw leven omdat de zon met jou wat te doen heeft. [pagina 402] [p. 402] Er was een feest van balspelers op het veld in de zomer. twee vuile kleine jongetjes gaapten het wonder van de chaos aan (hun zakken vol broodkruimeltjes) en liepen toen door over de zon. de balspelers aten biefstuk en hun vermoeide spieren waren in gesprek met elkaar onder de douche, het veld was in hun ogen, het groene, de gewiekste komeet (de bal), en de witte melkweg, in hun lichaam gespaard. Vorige Volgende