het onderwerp vertrouwd, was hij de aangewezen man, het definitieve werk over den vader der mikrobiologie te schrijven. Het thans verschenen eerste deel bevat vooreerst een minutieuze levensbeschrijving van den merkwaardigen mens die Leeuwenhoek was en begint daarna, zoveel mogelijk met gebruikmaking van zijn eigen karakteristieken schrijftrant, met een overzicht van zijn wetenschappelijke onderzoekingen, dat in het tweede deel zal worden voltooid.
Op een grote Nederlandse wetenschappelijke figuur van veel recenteren datum heeft het bij denzelfden uitgever verschenen boek Leven en Werken van Cornelis Adrianus Pekelharing betrekking, waarin de hoogleraren J.M. Baart de la Faille, H.G.K. Westenbrink en P. Nieuwenhuijse de menselijke persoonlijkheid en den wetenschappelijken arbeid van den vermaarden Utrechtsen physioloog en histoloog schetsen (Prijs f 6.50). Geheel afziende van de waarde van hun werk moet men reeds het initiatief dat zij genomen hebben, van harte toejuichen. De herinnering aan belangrijke wetenschappelijke figuren verbleekt zeer snel en wanneer zij niet door auteurs die hen nog persoonlijk hebben gekend, wordt vastgelegd, bestaat er gevaar, dat het later onmogelijk blijkt, haar nog te reconstrueren. De beschavingsgeschiedenis zou er ten zeerste mee gebaat zijn, wanneer het voorbeeld der drie schrijvers geregeld navolging vond en wanneer het dus regel werd, dat aan personen van betekenis dadelijk na hun dood een biographie gewijd werd. Het thans verschenen werk zou daarbij gevoeglijk als model kunnen dienen: het zuiver biographische gedeelte geeft een helder beeld van den mens Pekelharing en de auteurs van de twee hoofdstukken waarin hij achtereenvolgens als beoefenaar van de physiologische chemie en van de pathologie en de histologie behandeld wordt, zijn er in geslaagd, ook den niet vakkundigen lezer een duidelijken indruk van zijn wetenschappelijke betekenis te geven.
Op historisch gebied beweegt zich eveneens het werk Grote Sterrenkundigen van Dr W.J.A. Schouten (Leidse U.M. 1950; f8.90), waarin korte levensbeschrijvingen worden gegeven van achttien grote astronomen uit alle tijden en dat daardoor in zekeren zin een geschiedenis van de gehele astronomie vormt. Het boek is zeer bevattelijk geschreven en zal er ongetwijfeld toe kunnen bijdragen, in bredere kringen belangstelling in de astronomie te wekken. Het is te betreuren, dat het niet vrij is van feitelijke onjuistheden en dat het den lezer niet den weg wijst tot diepergaande studie.
Een ruimere historische taak heeft zich de beroemde Engelse physicus Sir James Jeans gesteld, toen hij het ondernam in zijn The Growth of Physical Science (Cambridge 1947) een overzicht van de wordingsgeschiedenis van de gehele wetenschap der anorganische natuur te schrijven. Toen het Engelse werk verscheen, hebben wij hier uiteengezet, dat het den naam van zijn schrijver geen eer aandoet: het bevat uitsluitend tweede-hands historische kennis en wordt bovendien ontsierd door ernstige fouten. Wij kunnen het dan ook slechts betreuren, dat de U.M.Leopold er een Nederlandse vertaling (De groei der natuurwetenschap; 1949; f 8.90) van heeft laten verschijnen.
Met des te meer genoegen kondigen we hierna een voortreffelijk product van eigen bodem aan: Op ontdekking in het Maanland door A.J.M. Wanders (Het Spectrum, Utrecht f 19.50). De schrijver behoort tot de over alle landen verspreide en in alle tijden voorkomende groep van hemelwaarnemers die zich gegrepen hebben gevoeld door het mysterie van de maan en die dank zij een nu al gedurende meer dan drie eeuwen stelselmatig beoefend onderzoek een ongelooflijk gedetailleerde kennis van het deel van het maanoppervlak dat wij alleen te zien kunnen krijgen, verzameld hebben. Hij voelt