De Gids. Jaargang 113(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] Gerrit Achterberg Plexus solaris Soms heeft de weg een ruimte die ik weet uit baarmoederverblijf en celbestaan binnen het sperma van een vroeger man, die mij na hem op aarde komen deed. Iets wat ik om het leven niet versleet neemt dan voortdurende verrukking aan. De verte stelt bij elke zon een maan, bij elke vrouw een man die haar vergeet. Aan kruispunten staan handwijzers gereed. Ik ben naar u op weg, van u vandaan. Een wit kasteel achter een oprijlaan kan al het vaderhuis zijn dat zo heet. Diep door een dal, omhoog in een bergspleet: voor op de bumper houdt de kleine vaan koers naar het einde, iedere douaan sluit de slagbomen achter onze rit. [pagina 402] [p. 402] gerrit achterberg Vercors 't Massief gaat van elkander naar het hart der korreling, der onverschenen wet, die nog geen naam of noemer heeft gezet onder de macht die ieder meten tart. Schrik in de benen en het bloed benard, zie ik de wanden wijken uit het bed van het riviertje, dat meandert met de muren, wier geweld het dartel tart. Verkleind tot mier in deze majesteit, kruipt onze auto langs de richels rond. Een nagel kan ons hier verwijderen. De afgrond gaapt in onverschilligheid. Alleen een kijker ziet ons vorderen op de corniche; dan knipt een tunnelmond. [pagina 403] [p. 403] gerrit achterberg Chrysoliet Bergwandbewoners met rotskiezelogen, gezet in het porfier van hun gezicht, kijken tot aan het einde van het licht, dagreizen ver de wereld ingebogen. Binnen hun bergen, groot en onbewogen, doen zij hun wezen voor geen diepte dicht. Vleugels vermoed ik in het evenwicht waarmee zij klimmen naar het hemelhoge. Wij houden stil en vragen naar de weg. Onder de loupe van hun kristallen blik staat onze auto als een raderdier. Ik hoor heel in de verte wat ik zeg. Ik ben een vreemdeling. Een vreugdeschrik slaat door mij heen: hoe kwam ik ooit tot hier? [pagina 404] [p. 404] gerrit achterberg Jeanne d'Arc Die morgen, door het land van Jeanne d'Arc, begon de weg te golven en de wagen kreeg lange sprongen, om ons af te vragen wat zich nog in de nevelen verstak bij Domrémy. Een vege zon verbrak de vage sluiers. Achter witte ragen verscheen de maagd van Orleans. Wij zagen haar rijden op een paard in rood schabrak. Kuras, maliënkolder, helm en schild verborgen haar jonkvrouwlijkheid. De stemmen, die zij gehoord heeft, hebben het gewild. Luchtspiegeling, waar wij langs snellen, mild na zoveel eeuwen ... Jonge zonnevlammen verslinden het. De wereld ligt verstild. Vorige Volgende