Bibliographie
Charles Hooper, Teaching music to classes. - E.J. Arnold & Son, Leeds. 311 blz.
De aanstaande invoering van de muziek als leervak op scholen voor Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs vereist, wil zij geen mislukking worden, een degelijke voorbereiding zowel van den kant dier scholen als van dien der instituten, die de leerkrachten opleiden. Het Ministerie van Onderwijs heeft het tot dusver laten ontbreken aan een duidelijke omschrijving van de doeleinden, die het met het nieuwe vak wil verwezenlijken en aan een uiteenzetting van de methoden, die men daarvoor zal kunnen toepassen. Er heerst daardoor op de scholen een stemming van onzekerheid, die zich in een gelaten afwachten manifesteert en men is, om een indruk te krijgen van wat er eigenlijk gaat gebeuren, aangewezen op sporadische uitlatingen in tijdschriften van musici, die over het te geven onderwijs ervaring of althans ideeën bezitten.
Onder deze omstandigheden verdient het hierboven aangekondigde werk van een Engelsen muziekpaedagoog, die over jarenlange ondervinding op het gebied van muziekonderwijs aan schoolklassen beschikt en die op grond daarvan nu zijn denkbeelden uitvoerig en systematisch en in verband met algemene paedagogische gezichtspunten uiteenzet, levendige belangstelling zowel in schoolkringen als onder musici. Met de vele algemene beschouwingen over muziekonderwijs, die de schrijver houdt, zal men hier te lande evenzeer zijn voordeel kunnen doen als met de talrijke practische wenken, die hij op speciale punten geeft.
De auteur legt er voortdurend den nadruk op, dat classicaal muziekonderwijs waaraan alle leerlingen, ongeacht hun aanleg en belangstelling, zullen moeten deelnemen, gans anders geaard moet zijn dan min of meer individueel onderwijs aan muzikaal begaafden; hij wijst er de musici in dit verband op, dat zij zich daartoe een afzonderlijke didactiek eigen zullen hebben te maken. Met het oog op de onzekerheid in de doelstelling, die men hier te lande nog vaak moet opmerken, is het verder van belang te zien, dat hij vast overtuigd is van de prioriteit, die het zelfstandig leren beoefenen van muziek behoort te genieten boven het muziek leren horen, hoe belangrijk dit laatste dan ook moge zijn. Het gaat niet in de eerste plaats om schoolconcerten, zoals ze hier te lande tegenwoordig ook reeds veel gegeven worden, maar om de ontwikkeling van een eigen muzikale activiteit, niet allereerst om muziek voor, maar om muziek door leerlingen.
De schrijver is er niet blind voor, dat juist deze opvatting van muziekonderwijs aan scholen de docenten, die er mee belast zullen worden, voor aanzienlijke paedagogische en didactische moeilijkheden zal plaatsen en hij gaat zelfs zover, dat hij, doceertalent en muzikale begaafdheid van den docent in hun practische betekenis tegen elkaar afwegend, aan het eerste het grootste gewicht toekent; volgens zijn mening zal men liever een didactisch ervaren amateur moeten zoeken dan een beroepsmusicus, die niet weet hoe hij met schoolklassen om moet gaan.
Het ziet er niet naar uit, dat deze mening hier te lande veel aanhang zal vinden. Niet, dat men hier gesteld zou zijn op musici, die geen les kunnen geven. Maar men meent, dat er genoeg te vinden, althans te vormen zullen zijn die dat wel kunnen en men gaat, terecht, uit van de gedachte, dat het vak muziek niet tot een speelbal voor goedwillende dilettanten mag worden. Er zijn te grote belangen mee gemoeid, dan dat men aan den eis van een degelijke muzikale vakopleiding getornd zou willen zien.
E.J.D.