De Gids. Jaargang 111(1948)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Het Haarlemmer meer-lied Tussen Leiden, Haarlem en Amsterdam Daar lagen eens vijf meren; Geen dijk zo sterk en zo hoog geen dam Of soms het water eróver kwam En was niet meer te keren. Zo werden die meren tot één meer. Wel moesten er eeuwen verlopen, Maar eindelijk heugde het niemand meer Dat men ééns van Hillegom naar Aalsmeer Dwars over land kon lopen. Drie grote dorpen lagen er eens, Die zijn door het water bedolven; 't Zijn Rijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk, 't Langst stond nog de toren van Nieuwerkerk Doch langzaam deed het water zijn werk: Toen overstroomden 't de golven. Zo werden die meren tot één meer Van elf uur gaans in het ronde. Drie dorpen zonken. Er dreigde méér, Men vreesde voor Sloten en voor Aalsmeer, Waarvan nog de torens stonden. * * * [pagina 162] [p. 162] Daar woonde eens in het dorp de Rijp Een molenmaker met name Jan Adriaansz. Leeghwater. Rokend zijn pijp (Dan werden hem beter de plannen rijp) Kon hij grootse dingen beramen. Doch één plan was er dat leven bleef In sobere oudhollandse tale; 't Was toen hij het ‘Haerlemmermeerboeck’ schreef, 't Was deze gedachte die steeds hem dreef: Het Haarlemmermeer droog te malen! Hij dacht zich om 't hele meer een dijk, Dien zou weer een vaart omringen, En op den dijk om het werk te doen Honderd-zestig molens. Ruim drie miljoen Zou 't kosten aan zilverlingen! Zo dacht het Leeghwater. Na zijn dood Moesten nog twee eeuwen verstrijken; Toen eindlijk heeft zich zijn droom vervuld, Toen hebben de golven de dijken geduld En het stoomgemaal op de dijken! Drie stoomgemalen brachten 't water omhoog, Gericht naar verschillende winden: De Leeghwater stond aan den Zuider rand, De Cruquius aan den Noordwester kant En in het Noordoosten de Lynden. Vijfhuizen verrees weer en Rijk. Met hun naam Zijn genoemd de gewonnen landen. Daar staan nu de velden van haver vol, Daar stijgen de vliegtuigen op, in Schiphol, Hoog boven de wuivende handen! * * * [pagina 163] [p. 163] Leiden, Haarlem en Amsterdam Dat zijn drie Hollandse steden, Drie nuchtere steden bewust van hun kracht. - Maar zijt gij nooit in een stormigen nacht Op den donkeren ringdijk gereden? Ik deed het en keek op de landen neer Maar kon hen niet meer onderscheiden. Het was mij: het land was verzonken en wéér, Weer gingen de golven uitzinnig te keer Als in die vervlogen tijden. Weer zongen de golven, wild-dansend, hun lied, Het lied van hun innigste leven. Het was het lied van het Haarlemmermeer, Het kwam op een stormigen nacht in mij neer, Zo heb ik het opgeschreven. J.J. van Geuns Vorige Volgende