De Gids. Jaargang 111(1948)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Jan Prins De dood had nauw'lijks vat op hem. Hij kende rust. En van zijn stem, Wanneer hij voorlas, kwam geluid Als onder dieper stilten uit. Rechtlijnigheid der havenkaai, Op Zondag zorgeloos en saai, Richtte zijn oudst verlangen vast Op waar het leven eeuwig wast. Hij hoorde door het klokkespel Het ruisen van een waterwel Der tijdloosheid, klank der Bron, Waarbij zijn levensvreugd begon. Doorzichtig van oneindigheid Als lucht en zee, was hem bereid Het onmiskenbaar onverward Geluk van elk eenvoudig hart. Anton van Duinkerken Vorige Volgende