De Gids. Jaargang 106(1942)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Maagd Haar maagdelijkheid: een zilveren mantel Die wijd van plooien, streng van lijn, Het gave ongerepte glooien Bedekt van haar jonkvrouwelijk-zijn. Ze richt zich op, en trekt wat vaster Rond zich de ruimte van het kleed, Wanneer met woorden of met blikken Men tast naar haar verborgen leed. Het is het Háre, en besloten Blijft 't kostbaar schreien in den schrijn, Waar kern van lijf en ziel tot wanden Zich vouwen rond dit eenzaam zijn. Maar bij de vrouwen, aan wie 't baren De lichtheid nam, de blanke gloed, Laat zij haar mantel openzwieren En treedt hen zwevend tegemoet. Géén speurt verlangen of begeeren, Men ziet alleen den glans, den schijn, En in dit zwijgend, trotsch ontberen Is zij sereen en souverein. Elisabeth Cheixaou Vorige Volgende