De Gids. Jaargang 106(1942)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Twee gedichten Op de trans O zorgeloos en prachtig Amsterdam: de duiven vallen rond de Westertoren als dwarrelende bloesems rond de stam; gevleugeld in de blauwe vensterschijven weerspiegelen de witte vogellijven, zoals de zon, die glazenier, het nam; hij werpt met stofgoud over Beurs en Dam, maakt markt en mensen met elkaar vertrouwder, bleekt het paleisfries en de bol vat vlam op Atlas en diens ongebroken schouder; hij aarzelt bij een gevel van de Keyzer. Ik voel mij Gulliver, die weer moet reizen, want daar, in gindse gouden mist verloren, schimmelt het huis waarin ik werd geboren. Op de toren Al wat men zich herinnert op de trans: daar woonde Lily, Jossy, daar Jeanine; de meeuwen schuiven traag als mousseline over hun huizen op de Oude Schans. En van de tweede trans ziet men de stad: de smalle grachten, door de zon begoten, als kleine hulpeloze, gouden sloten uit de legende der Gelaarsde Kat. O zorgeloos en prachtig Amsterdam; de duiven vallen rond de Westertoren als dwarrelende bloesems rond de stam. Gevleugeld wiekt het mensenhart verloren; daar ligt de Beurs, de Waag en daar de Dam en dàar, in gindse waas, werd ik geboren. Bertus Aafjes Vorige Volgende