De Gids. Jaargang 105
(1941)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
2Nu alles trilt, nu alles is genomen,
nu alles eender werd van kosmos tot atomen,
heb ik in 't hart gebouwd een nest van lichte twijgen, -
daar kan ik rusten tot de groote wind wil zwijgen.
En valt de zon in zee, geen Westen laat haar onder:
zij hangt nog tusschen takken die ik omdraag als een wonder.
| |
3De groote goedigen zijn niet van deze wereld:
vuur van den Oorsprong straalt uit edel wezen,
zalig en vrij, verteederd bij zijn genus.
Als het ook blind en koud is, zij belezen
met zachte waarheid en een licht dat duurt
't materie-volk dat de planeet bestuurt.
Er bleef wel zwart, - is ergens kwaad gerezen,
zij preevlen beden tot die schaamte heen is.
De wende van den tijd is ieders uur:
het goede leeft terzijde in den eeuwgen duur.
| |
[pagina 95]
| |
4Gij zijt degene die gij zijt,
geen dienaar en geen wreker,
gij zijt in d' ongemeten tijd
van de seconde zeker.
| |
5Aan Ambrosia Ik heb in een ravijn gebeden,
ik heb om u, om u alleen geleden.
De knechten van het Koude gaan tekeer.
O, geef mij aan het lichte zweven weer!
Jan Engelman |
|