| |
| |
| |
Halte Noordstad
Tooneelspel in twee bedrijven
Tweede bedrijf
(Eerste gedeelte)
Lage koffiekamer, nog schameler gemeubeld en slechter verlicht dan die van de tweede klasse. Rechts laag buffet met een klein glazen kastje, met wat reepen chocolade, op het toonbankblad. Daarachter donkere doorloop met aan weerszijden een gebluschte lamp. In het midden lange tafel zonder kleed, daaromheen stoelen. Lamp zonder ballon boven tafel. Kleine kachel naast deur aan den anderen wand, aan den achterwand tafeltje met één stoel vlak naast deur. Als het scherm opgaat staan Marietje en juffrouw Varner bedrijvig achter de toonbank. Vijf fabrieksarbeiders, juist binnengekomen, staan aan het buffet, tien fabrieksarbeiders en drie fabrieksmeisjes komen na elkaar door de deur binnen. Vijf mannen blijven in een groep bij het tafeltje staan zóó, dat men het niet meer ziet. Eenigen zetten zich aan de middentafel, de anderen blijven bij het buffet of loopen rond. Gepraat, gelach, rumoer.
Mij ook een koffie, juffrouw, alsjeblieft....
En ik thee!
Jò, wie neemt er nou thee, wijvendrank!
Thee koelt gauwer af, weet je dat niet, stomkop?
Jongens, daar zegt er een wat: thee koelt gauwer af. Moet hij mij maar eens bewijzen.
Krelis, wat sta jij te blazen, je hebt toch tien minuten om je mond te branden.
Beter hard geblazen dan je....
Juffrouw, geef mij ook maar een koffie.... bij mij thuis schenkt moeder de vrouw ze goed, maar u schenkt ze beter.
| |
| |
Een fleschje pils, hier juffrouw, voor mij een pilsje!
Goeie koffie, weet je wat dat is? Eén bonk pit.
Weet je wàt lekker moet zijn? Een glas jajim door je koffie.
Dat doen de rijke lui.
Hooren jullie daar Karel? Die wil een taaie door zijn koffie doen. Geef hem mij maar liever puur.
En tòch doen de rijke lui dat, koffie met jenever.
Jenever met koffie, fijn recept.
Hij zal cognac bedoelen, zwarte koffie met cognac, is het niet, Karel?
Zeg Dientje, wat zitten jullie meisjes daar met je drieën?.... ook overwerk gehad zeker?
Dien, kom gezellig naast me zitten, een fijn plaatsje heb ik vrijgehouden, meid.
Dank je wel, je ruikt me teveel naar smeerolie.
Dan kom ik Zondag om je, dan ruik ik naar cocoszeep.
Zeg, ik weet een goeie, van een dominee en een pastoor.... maar dan moeten jullie effen stil zijn.
Nee, dank je wel.... nou praten ze van een taaie, maar dàt is een taaie, die heeft een lang leven achter zijn rug.
Hoe weet jij dat? Hij is brandnieuw.
Ach man, die heb je me toch zeker gisteren al verteld, en toen zei ik je toch dat mijn moeder me d'r al mee in slaap....
(de rest gaat verloren).
Aan mij moest hij hem ook kwijt, maar ik vond hem flauw, niks aan.
Ik vond hem onstichtelijk.
Hoor hèm, onstichtelijk.... jij lijkt wel een middernachtzendeling.... je weet niet eens wat stichtelijk is.
Juffrouw, hier, nog een koffie voor Teun!
Weet je wat Jan Donker laatst vertelde van zijn vader? Als je nou een bak wilt hooren, dát is een goeie. Het jongste kind daar in huis, dat is een jongen van een jaar of zestien, zeventien, dat is Jan zijn jongste broer.... Nou schijnt die knul niet al te best te deugen, laat thuis komen, vechten, ruiten ingooien, en zoo.... Toen zegt Jan zijn vader tegen Jan: ik zal voortaan mijn been een beetje stijver moeten houen.... Nou moet je weten, die ouwe heeft een houten
| |
| |
poot.... Is-t-ie effen reuze? Hahaha!
(deur gaat open, Spincich komt binnen, zet zich aan het muurtafeltje, alles zonder dat men hem ziet).
Je mag niet spotten met een ander zijn gebrek.
Hoor zoo'n huichelaar.... en die zit zelf nog te lachen ook.
Dat lieg je wel, jongeneer.
Nou, Jan vertelde het toch zelf aan Arie?
Nou, en Jan zijn vader zei het toch óók zelf aan Jan?
Jò, ik heb vanmorgen een natuurwonder gezien, vijf zonnen. Vijf?
Ja, vijf, één in het midden en vier er om heen. Je zal een tik tegen je snavel hebben gehad.
Nee, waarachtig niet.... het was net effen dag, hè.... ik kijk zoo naar buiten.... zoo'n beetje mist... wat zie ik?
Zeg het eens.
Vijf zonnen, man.... Henk Meyer was er bij.... is 't waar, Henk, of niet?....
(kijkt rond).
Och, die kerel is met een vroegere ploeg weggegaan.
Bestaat niet.
Echt waar, één in het midden, vier er om heen.... ik zeg nog zoo tegen Henk: ‘Verrek, kijk nou eens....’ en we tellen ze samen.... ‘één in het midden en vier aan den kant.... en één en vier is bij mij vijf.
Ik zal het eens in de krant nakijken, zulk soort dingen staan altijd in de krant....
Ik hoef geen vijf zonnen, ik ben tevreden met drie sterren. Drie sterren? Op je kraag?
Ben je gek? Ik ben toch geen militair.... Ik bedoel die drie meiden hier.
Hoooo!....
(met stemverheffing):
Zeg Truus, Dien, Corrie, willen jullie wat moois hooren?.... Janus de Bruin die vindt jullie sterren, drie sterren....
Een fijn compliment voor een getrouwden man.
En met een schep kleine kinderen thuis.
Dat zal ik eens overbrieven aan je vrouw. Waar woon je Janus?
Dat zal ik jou aan je neus hangen.... en mijn huisplaag laat je er buiten, verstaan?
| |
| |
Nou vertel ik het zeker.... hooren jullie dat? Die man noemt zijn vrouw zijn huisplaag!
Wat zal dat mensch thuis een leven hebben....
Met zoo'n man.... nou, als een hond
(Marietje en juffrouw Varner zijn voortdurend achter de toonbank bezig geweest met schenken van koffie uit een ketel, thee uit een trekpot, enz. De mannen geven elkaar den drank en het geld over. Warmolts komt op door deur en stapt naar toonbank).
Dag juffrouw Varner.... dag juffrouw Marietje.... Tjonge, dat is een goed beklant zaakje hier....
(tot Marietje):
Ik heb al naar u gekeken in de tweede klasse, maar daar was niemand, dus toen ben ik maar hier gekomen.... ja, ik wil ook wel wat hebben.... eens kijken, geef mij maar een glas bier....
(juffrouw Varner schenkt in, Warmolts betaalt en drinkt),
dat smaakt best....
(tot arbeider naast hem):
Hooren jullie bij mekaar?
Ja, meneer, we zijn van de avondploeg van meneer Bernslag, dien kent u misschien wel....
Natuurlijk, de dubbele Adelaar.
Precies.... We hebben overgewerkt met ons honderdvijftigen en dertig vrouwen en meisjes.... maar wij hier wonen in Hondam, we gaan terug met een extra treintje....
Niet te klagen.... er is den laatsten tijd telkens overwerk.
Voor mijn part was er altijd overwerk.
(die zelf rookt biedt den vier arbeiders aan de toonbank een sigaar uit zijn koker):
Eens opsteken?
Ja, de dubbele Adelaar, dat is een klant van me, jongens, en een goeie ook. Daar heb ik een stuk of wat ijskasten mogen leveren, en van de grootste soort.
Bent u zelf fabrikant, als ik vragen mag?
Nee, vrind, maar ik ben hoofdvertegenwoordiger... ik verkoop die kasten en allerlei koelmachines voor de North Pole Company.
Dien naam heb ik wel op plaatjes van onze kasten gelezen.
| |
| |
Een móóie fabriek is dat, die fabriek van ons, folio!
Ja, en meneer Bernslag.... dat is nou niet om wat te zeggen.... maar meneer Bernslag is een patroon uit duizenden.... wat jullie?
Hij is streng, maar hij is rechtvaardig....
Als je je maar precies houdt aan het reglement....
Zeg meneer, hebt u bijgeval ook gehoord van een erg ongeluk dat er vanmiddag moet zijn gebeurd.... met een vrachtauto?
Het moet zijn omgeroepen door de radio. Een kameraad van me kwam er mee op de fabriek.
Nou, er moet een heele zware wagen, een truck met een langen oplegger vol groote blokken graniet.... maar die moet in een nauwe straat zijn stuur hebben verloren.... in welke plaats weet ik niet meer.... en in volle vaart zoo maar pardoes opgereden tegen de huizen, drie voorgevels er uit, en ze weten nog niet hoeveel dooden....
Daar hoeven die bewoners tenminste geen dankje voor te zeggen tegen dien chauffeur.
Nee, daar had ik nog niet van gehoord.... Die smalle straten zijn en blijven....
(van lieverlede heeft het rumoer van de anderen het gesprek van het vijftal aan de toonbank overstemd. Het publiek praat opnieuw dooreen):
Ze hebben mijn zusje haar rijwielplaatje alwéér gestolen.... dat is nou de tweede keer in vijf maanden.... ook een strop voor zoo'n kind dat nog maar pas verdient!
Je hebt kokertjes, daar zijn ze niet uit te krijgen, nog niet met een tang, nog niet met een koevoet.
Het veiligste is maar om het gewoon aan je jas te hangen, en dan kan een ander....
(de rest gaat verloren).
Nou gepasseerden Zondag had ik het mijne aan mijn jas en ik fietste met mijn vrouw en die had er heelemaal geen... Weet je wat ik toen dacht? Als er een agent komt zeg ik ijskoud: Man en vrouw zijn één.. Maar er kwam geen agent.
| |
| |
Dat lieg je wel, opsnijer!.... Als een smeris jullie had gesnapt, dat stond je, of liever je zat met je mond vol tanden.
Dien enkelen keer dat we dien extra trein hebben moeten moet hij altijd te laat komen.
Nou, wees dan maar blij dat het zoo weinig voorkomt.
Maar ik zou blij zijn als ik een extra duit verdienen mocht, voor mijn part is de trein dan altijd te laat.
Heb je zoo'n honger, Dien? Kan je niet wachten?
Kijk eens, er staan tranen in haar mooie oogen.
Ik zal wel een donker plekje in den coupé voor je uitzoeken, Dien, dan zoen ik daar die traantjes weg.
Jullie bent allemaal engerts.... Ik reis nooit meer met je.
Hahaha, dat geloof ik niet vóór ik het zie.
Zeg, heb je dat proces gevolgd in de krant.... je reinste poppenkast.... ik heb waarachtig steken in mijn zij gekregen van het lachen, dat begon eerst met een gewoon burenheibeltje.... toen zegt er een vent tegen zijn buurman: Kalf van Bagdad.... Nou moet je me goed begrijpen, die man scheldt dus zijn buur uit voor kalf van Bagdad.... Nou staat die man terecht voor den politierechter, wegens beleediging, en nou heeft die man een advocaat, en die advocaat zegt: ‘dat is geen beleediging, dat is een opera!’
(Gelach).
Stel je voor.... snap jij er wat van?.... Nee, houd je mond.... Die advocaat zegt: Kalf van Bagdad wil zeggen Kalif van Bagdad.... Nou schijnt een kalif een soortement van chef te zijn in Turkije.... Dus die advocaat zegt: dat is geen beleediging, dat is een groote eer wanneer je door je buurman voor een kalf van Bagdad wordt uitgescholden.
Ja, die advocaten praten de zaak altijd aan mekaar.
Dat zeg ik ook, en die advocaat mocht een leeperd zijn, maar die rechter was nog leeper, want die veroordeelt dien vent tot vijf pop of drie dagen brommen....
Nou jij.
Van die opera, dat snap ik óók niet.... maar Bagdad dat ligt ergens in Turkije of in Egypte, dus daar had die advocaat gelijk aan.... dat is geen beleediging.
Affijn, als niemand het maar in zijn hersens
| |
| |
krijgt om tegen mij kalf van Bagdad te zeggen, want dan is die nog niet gelukkig, beleediging of geen beleediging.
(bij de deur, met stemverheffing):
Jongens, jullie trein staat klaar!
(allen loopen groetend en pratend op een draf het lokaal uit; Warmolts blijft; men ziet Spincich stil aan het tafeltje bij de deur zitten).
Zoo chef, goeienavond.... ik had u nog niet gezien.... moet u er niet bij zijn?
(wijst naar deur).
Dat gaat u niet aan, meneer.... Of was het uw bedoeling dat ik als lastige derde?.... Maar dan is de moeder er nog.... hm.... hm.
(heel even verward):
Het was maar belangstelling, anders niet.... Ik meng me natuurlijk niet in uw zaken.
Dat is verstandig, maar als u het weten wilt: mijn collega heeft nu dienst.... hoor, hij zal zoo fluiten....
(mondfluit klinkt, trein rijdt weg met weinig gerucht, Spincich kijkt op zijn horloge):
Acht minuten over tijd....
(met stemverheffing):
Juffrouw Varner en juffrouw Marietje, ik moet er u op wijzen....
Het spijt me dat ik het zeggen moet waar iemand bij is, maar u overtreedt het contract.
Gunst meneer, we doen toch niks?
Och moeder, laat hem praten.
Stil, dat is geen zeggen.... zoo mag je niet spreken over je chef, waar hij bij is.
Hij is geen chef, hier is hij geen chef, dat weet u heel goed.
Tut, tut
(tot Spincich):
U moet er maar niet op letten wat mijn dochter zegt.
Wel, nou nog mooier! Hij moet er juist wel op letten.. Hij moet goed begrijpen dat hij hier niets heeft te commandeeren....
Maar kind, wat een toon tegen meneer Spincich!
Och moeder, u altijd met uw onderdanigheid. Ik wou dat u wat flinker was, zooals ik.... ik ben niet bang voor hem.
| |
| |
Wie praat er nou van bang? Ik ben ook niet bang, en trouwens, waarom zouden we bang zijn?.... Meneer Spincich geeft ons geen reden.... waar, meneer?
Nou, goed dan, niet bang, des te beter.... Maar ik ben toch anders.... Als meneer Spincich zich hier als een gewoon mensch gedraagt dan zal ik de laatste zijn om.... maar hij moet niet beginnen met te dreigen ....
(tot Spincich):
Ik wil niet eens weten wat u bedoelt met dat contract overtreden.... Het kan me niet schelen.... U vindt dit en u vindt dat.... u bent altijd aan het muggenziften tegen ons, en als u dat niet doet dan dreigt u.... ja, u bent altijd aan het dreigen, tenminste den laatsten tijd, en dat hangt me de keel uit.... Uw heele manier van optreden hangt me allang de keel uit.... Nou weer dat stiekeme binnenkomen tusschen al die menschen.... ze gaan weg, en daar zit u ineens, u sluipt hier rond als een booze geest...
Marietje, houd toch je fatsoen!
Fatsoen? Ik ben niet onfatsoenlijk.... Ik ken wel iemand anders die onfatsoenlijk is, hier in de kamer.
Je maakt het aldoor erger.
Nog niet zoo erg als hij.
Maar meneer heeft je toch niks gedaan?
Dàt is een zaak die we misschien nog wel eens zullen ophelderen, bij een andere gelegenheid.... Maar het zit me tot hier, moeder, als u het dan weten wilt.... en meneer Warmolts moet het dan ook maar hooren: het zit me tot hier!
(tot Spincich):
Meneer, ik moet u mijn excuus maken....
....over mijn dochter. Ik weet niet wat ze heeft. Anders is ze....
(er klinkt een belletje in de doorloop):
Hemeltje, dat heb ik heelemaal vergeten!
(exit snel door doorloop).
(wijzend met stok naar doorloop):
Dàt is het.
(Marietje gaat zitten op kruk achter buffet, doet of ze niet hoort. Spincich zwijgt even, dan):
Dàt is het, dàt is de overtreding.... de tweede klasse koffiekamer onbeheerd laten totdat er iemand komt die bellen moet.... die bellen moet omdat er
| |
| |
niemand in het buffet staat.... dàt is de overtreding.... ik zit hier al een kwartier, en al dien tijd niemand in het buffet.... daar kan de Maatschappij boete voor opleggen, dat weet u toch, juffrouw Marietje?
(Marietje blijft op haar handen zien).
....Ik mag dan hier al geen chef zijn, volgens u tenminste, maar ik mag toch de overtredingen van den pachter aan de Maatschappij rapporteeren, ik moet dat zelfs doen, ik ben daartoe verplicht....
(uitvallend):
Mooie plicht!.... Als u maar weet dat u niks hebt geconstateerd, niks.... Vader staat in het andere buffet.
Nou betrap ik u op een jokkentje, voor het eerst, hoor, maar nou betrap ik u toch.... Want ten eerste is uw vader nog niet terug uit zijn winkel, en nummer twee liep uw moeder op dat buffetschelletje als een kievit weg.... Wat wil je nog meer voor bewijs?
Ik wou dat u zweeg, ik vraag u niks.
Nee, maar nou vraag ik wat.... Bewijzen genoeg, zou ik denken, niet?.... En uw moeder zei óók nog ‘Dat heb ik heelemaal vergeten.’ Uw moeder bekende daarmee schuld.
Ik heb het niet vergeten, ik vergeet niks....
(tot Warmolts):
Ik heb een geheugen, ik onthoud als.... U heet meneer Warmolts.... Dat hoor ik nou zoo toevallig, en dan onthoud ik dat.... Ik ken u natuurlijk al wel, want u komt hier meer, maar je naam wist ik nog niet, hè?.... Nou ging me dat ook niet aan, want ik heb met u eigenlijk niet te maken, maar ik hoef uw naam maar even te hooren, en ik weet hem voorgoed.... Dat is een zegen als je op mijn jaren nog zoo goed onthouden kunt, want ik ben vijftig, en er is me al heel wat door mijn kop gegaan, maar dit hier
(tikt op voorhoofd)
is nog best in orde.... Om u een voorbeeld te geven: in artikel 7 van het contract van de buffetpachters met de Maatschappij staat: ‘De pachter is verplicht gedurende den tijd dat het buffet overeenkomstig artikel 3 geopend moet zijn te zorgen voor een ononderbroken mogelijkheid van bediening’. U let wel op dat ‘ononderbroken’.. Ik wil maar zeggen: dit
(tikt weer op voorhoofd)
is nog dik
| |
| |
in orde.... Ik ben niet meer zoo heelemaal valide, toegegeven, ik heb wat aan mijn voet, ik moet loopen met een stok.... maar onthouden kan ik alles.
Onthouden kunt u alles, u vergeet alleen maar dat u getrouwd bent.
(grijnslachend):
Foei, wat een verdachtmaking!....
(tot Warmolts):
Juffrouw Marietje is iemand die iedereen graag lijden mag
(Marietje doet weer of ze niet luistert)
.... ten minste wanneer ze niet is zooals nou.... maar naar mijn bescheiden opinie drijft ze de deugd wel wat te ver.... ten minste, wanneer ik als oude man niet eens kind en Marietje tegen haar zeggen mag.... maar affijn, zand erover.... het is van geen beteekenis.... Meneer is reiziger?
Nee, hoofdvertegenwoordiger.... Mijn reizigers werken onder me....
Ik zie u wel meer, maar niet geregeld....
Nee, ik ben trouwens vandaag laat.... Voor ons soort menschen is de week eigenlijk met Donderdag afgeloopen, Vrijdag loop je nog zoo'n beetje rond te hangen, en Zaterdag lever je je rapport in.... maar op Vrijdag wordt er al practisch niks meer verkocht....
Zoo, en als ik vragen mag, wat verkoopt meneer eigenlijk?
IJskasten en koelkasten, aan slagers, aan restaurateurs, aan ziekenhuizen, aan hotels, aan warenhuizen, ènzoovoort, ènzoovoort, en dan ook kleintjes aan particulieren.
Ja, daar gaat tegenwoordig veel om in dat soort goed....
(hard fluisterend):
Hier konden ze er ook best een gebruiken, maar ze gaan niet met hun tijd mee....
(weer gewoon).
Maar u zult met den winter toch niet veel verkoopen.
Dat zou u meevallen.... je verkoopt altijd, het heele jaar door, maar je verkoopt niet de heele week.... wanneer je Maandag niet goed is, dan wordt je week ook niet meer goed, dat is een vaste regel in ons vak, dat is als het ware een wetsartikel.... de Maandag moet het hem doen.
U vertelt me wat nieuws, en toch kan ik daar heel goed inkomen.... Ja, de Maandag moet het hem doen.... daar
| |
| |
steekt een diep inzicht achter, dat geeft blijk van een goeden kijk op het karakter van de menschen.... de Maandag moet het hem doen, dan zijn de menschen aan den eenen kant nog wat lauw en wat week na den Zondag, dan hebben ze niet zooveel weerstandsvermogen, wanneer ik u niet beleedig.... en aan den anderen kant zijn ze toch ook weer vol goeden moed, want er is een nieuwe week begonnen, en wat kan de nieuwe week hun niet voor goeds brengen, hè?.... Dat is klaar als een klontje.
U zegt het daar precies, zoo leeren onze vertegenwoordigers het ook. U zou waarachtig hun leermeester kunnen zijn, chef, want ze krijgen les in het bewerken van het publiek, in het intensief bewerken voordat....
Voordat ze op het publiek worden losgelaten, hahaha.... Neem me niet kwalijk, een aardigheidje.... En uzelf, meneer Warmolts, wat soort werk doet u?
Ik heb de opperleiding, het overzicht, het finantieel beheer.... en ik verkoop ook wel zelf, maar dan altijd in het groot.... Ik heb hier b.v. zelf, hier, in de stad, een prachtige order geplaatst voor de fabriek van Bernslag. De dubbele Adelaar, die kent u natuurlijk.
Of ik hem ken? De zaak en den man. Meneer Bernslag is een van de commissarissen van mijn Maatschappij, van den spoorweg....
(staat langzaam op).
Kom, ik ga eens naar mijn collega.... Hoe heet die ijskastenzaak waarvoor u werkt?
Mij onbekend. Nooit van gehoord....
(tot Marietje).
Zeg juffrouw Marietje, als ik vragen mag, hoe staat het met jullie kellner, met dien Kreft?.... Ik heb hem na Dinsdag niet meer gezien.
U vraagt naar den bekenden weg.
U hebt hem hier zelf letterlijk weggeslagen, Dinsdagavond.
Ik heb hem alleen maar geaaid.... Een flinke aframmeling had hij anders wel verdiend.
Die man is als de dood voor u.... Die komt niet terug.... maar ik ben niet bang, dat herhaal ik.
| |
| |
Zoozoo, we hebben nou Vrijdag.... dus al die dagen zonder kellner geweest?
Dat raakt u niet.... Als we maar zorgen dat de buffetten beheerd zijn, hoe heet dat ook weer zoo mooi?.... ononderbroken beheerd, dan heeft niemand iets te zeggen... Of staat er wat van een kellner in het contract?
Nee, ik ben strikt eerlijk en onpartijdig.... nee.
(spottend):
O zoo, nou zit u in den knoei, hè....? Nou kunt u lekker eens niet....
Maar juffrouw Marietje, laten we toch den vrede...
Meneer Warmolts, blijft u er alsjeblieft buiten.... ik moet dien man daar....
Laten we den vrede bewaren.
Juist, ik ben voor den vrede.... Ik ben voor den vrede, juffrouw Marietje.... dus wat ik daarnet heb geconstateerd.... ik wil niet op alle slakken zout leggen.... dus daar praten we niet over, dat heb ik niet geconstateerd.
(spottend):
Hoe genadig!.... Ik herken u niet, daar zal wel weer wat achter steken.
(tot Marietje):
Laat er nou niet weer ruzie komen.... ik blijf er buiten, maar ik ben voor vrede, voor honderd procent.
(tot Warmolts):
Meneer, u ziet het, ik kan bij juffrouw Marietje geen goed doen.
Ik blijf er buiten, chef.
(tot Marietje):
Eén ding wou ik nog vragen, en als ik het beleefd vraag hoop ik ook op behoorlijk antwoord.
Hoe staat het met de verlenging?
(voelt in zijn borstzak).
De verlenging van het pachtcontract van uw vader.
(even schrikkend, dadelijk zich beheerschend):
Daar weet ik niet van. Dat zijn vaders zaken.
(listig):
Ik dacht maar, ziet u.... ik dacht al, wat blijft....
U staat daar even goed buiten als ik.
(voortgaande):
....wat blijft die verlenging lang uit!
| |
| |
Wat weet u er van of het contract afloopt of niet? U hoeft daar niets van te weten.
Zeg dàt niet te gauw. De Maatschappij houdt me op de hoogte.
Weer wat nieuws. Vader contracteert toch met de Maatschappij, en niet met u?
Ja, maar van alles wat de Maatschappij aan uw vader schrijft krijg ik een copie.
En toch is het waar, wezenlijk en waarachtig.
De vorige chef stond ook buiten die dingen, dat weet ik zeker.
Kan zijn, maar ik heb dat anders ingesteld.... ik heb nog geen copie gezien van een brief aan uw vader, en daarom vraag ik....
(tot Warmolts):
Toen ik hier kwam, nou twee jaar terug, toen heb ik tegen de heeren van de directie gezegd, want ik heb veel protectie.... maar toen heb ik gezegd dit en dat en zus en zoo.... en zoo zal het voortaan worden, begrijpt u me?.... en zoo is het geworden.... ik doe dus, me dunkt, een heel gewone vraag naar een brief waarvan ik nog geen copie gezien heb.... omdat het contract dit jaar afloopt, snapt u?....
(tot Marietje).
Dus u weet er niet van?
(koel):
Vraagt u aan vader.
Dàt zal ik zeker
(voelt weer in borstzak, buigt dan voor Warmolts)
....Je dienaar, meneer
(hinkt, stampend met stok naar deur; exit).
Oef, dien zijn we kwijt.... voor zoolang als het duurt.
Zeg, juffrouw Marietje, die vent valt u toch niet lastig?
U zei dat hij vergat dat hij getrouwd was.... daar hebt u toch een reden voor?.... Is hij hinderlijk, handtastelijk?
Anders.... wanneer ze aan u raken....
Och meneer Warmolts, u bedoelt het goed, maar u begrijpt wel, als je bedient in een buffet, dan kan je niet al te preutsch zijn.... alleen van dien man wacht ik niks af.
| |
| |
Dus toch? Wat?.... Als u maar weet dat er niks is gebeurd.
Dàt veronderstel ik ook geen oogenblik.
U sprak anders daarnet van hinderlijk en handtastelijk.
(eenigszins verlegen):
Nou ja, ik bedoelde.... ik heb aan dien kerel zijn oogen wel gezien, aan de manier waarop hij naar u zat te loeren.... zoo'n onguur individu.
U stond hem toch maar heel vriendelijk te woord.
Nou ja, als die man tegen mij beleefd is, wat moet je dan anders terugdoen?.... Maar ik geef u de verzekering, wanneer hij ongepast tegen u optreedt, dan zal hij merken dat ik een paar flinke knuisten aan mijn lijf heb....
Ik weet dat u het goed bedoelt, maar ik kan mezelf ook nog wel verdedigen als het noodig is....
(op anderen toon):
Bent u tevreden met de zaken?
Best, hoor.... Ze praten nou van malaise, maar ik heb nog niet te klagen.... Nou deze week was bijvoorbeeld weer heel goed, en ik heb nog niet eens van alle reizigers de rapporten binnen....
Ik wou dat ik ook zoo kon spreken.
(voortgaande):
....Vandaag nog sluit ik een goede order af, ik persoonlijk.... Nou was het een adres waar ik allang een oogje op had, bij een alleen wonende dame.... ik zal u den naam niet zeggen, maar dat mensch is beroemd, niet in onze kringen, maar ze schijnt een dichteres te zijn, je ziet haar boeken wel eens voor de ramen van de boekwinkels liggen.... niet dat ik er ooit een oog ingeslagen heb.... maar ik denk zoo, want ik ben niet ongevoelig voor een knap snoetje en ook niet voor een leelijk snoetje.... ik denk dus: jongen, reken er op dat je daar een tooverkol ontmoeten zult.... Want nietwaar, een vrouw van faam mag leelijk zijn, die kan zich de weelde veroorloven om leelijk te zijn, en die is bij mijn weten ook leelijk, en zelfs buitengewoon... dus ik schel aan, een prachtige villa.... zoo eentje bewoond door een soort menschen die ik altijd tamelijk rijke millionnairs noem.... en ik zie in den salon mijn dichteres, een heel knappe vrouw van een jaar of veertig.... en een alleraardigst mensch ook nog, ik heb zeker wel een uur met haar gepraat....
| |
| |
U bent zoo verrukt, ze heeft u bepaald een beetje ingepalmd, meneer Warmolts!
Dat niet, maar het was toch een aardige verrassing... en een goede zakenvrouw bleek het ook.
Dan heeft ze zeker een ijskast gekocht om af te koelen als ze een vers heeft gemaakt.
U bent net zoo gevat als zij.... en ze zei nòg een aardig ding... ik was in mijn plus fours, hè, deze, die ik nu aanheb.... en ze zei: ‘meneer, als u staat, doet u me aan den dierentuin denken’.... en ik zeg: ‘zoo!’.... want wat moet je daarop antwoorden.... en toen zegt zij weer: ‘ja, de arenden dragen ook plus fours’.... nou begreep ik dat nog niet....
Ik wel: die hebben eerst een eind poot met veeren en dan het restje kaal.... Aardig gezegd, werkelijk aardig, maar niet bepaald vleiend....
Waarom niet?.... Mag een man niet met een arend worden vergeleken? Er zijn wel minder vleiende toespelingen op het dierenrijk.
Dat is waar, ofschoon, als het over de beenen of de pooten gaat.... maar nou begrijp ik nog altijd niet het verband tusschen een dichteres, het dierenrijk en een ijskast.
Dat verband zal ik u duidelijk maken: de dame in kwestie is ook voorzitster van een stichting die drie kookscholen in het land exploiteert, dus in die kwaliteit moest ik haar hebben.... En zaken gedaan!.... een bestelling voor drie groote koelkasten.... ik heb de geteekende order in mijn zak.... dat mensch zet een pracht van een handteekening, net een man.... jammer, dat ik hem u niet mag laten zien.
Och meneer Warmolts, ik weet het allang, u hebt zaken gedaan met Jacqueline Freuger....
Mijn compliment.... maar u bent ook meer belezen dan ik.
Dat is geen kunst.... Op de H.B.S., in de vijfde, hebben we haar behandeld.... ze staat in mijn bloemlezing, met een portret en een korte levensbeschrijving.... het is onze grootste dichteres van den tegenwoordigen tijd... een knap gezicht, dat ben ik met u eens....
| |
| |
(de order toonend):
Hier hebt u haar handteekening.
Ting-tang! Ting-tang! Ting-tang!
(voortgaande en het bovenste van het papier met de hand bedekkend):
Alleen de handteekening, de rest mag u niet zien, dat is in elk geval geheim.
(leest):
Jacqueline Freuger.... ja, een mooie handteekening, een mooie naam ook.
(de order opbergend):
Ik vind uw naam ook mooi: Maria Varner.... mooi en eenvoudig.
U weet dat ik een pleegkind ben.... mijn vader heette Sterning.... toen heeft mijn pleegvader gemaakt dat ik den naam Varner er achter dragen mag: ik heet dus eigenlijk Sterning Varner.
Maria Sterning Varner.... Maria vind ik een mooie voornaam, en Marietje klinkt aardig.... Marie zou ik leelijk vinden, maar u heet gelukkig geen Marie.... Mag ik nog een fleschje bier?
(Marietje schenkt in en Warmolts betaalt en steekt een nieuwe sigaar op).
Mannen houden van hartig. Mijn pleegvader ook.
Ik ben van huis uit een stevige eter, maar vandaag heb ik het er eens fijn van genomen....
Zeker om uw kennismaking met Jacqueline Freuger te vieren.
Voor mannen gaat er toch niets boven lekker eten.... Ik begrijp dat eigenlijk niet.
Dat zou u niet zeggen als u het gebraden piepkuiken zag dat ze vanmiddag vóór me gezet hebben.... en zoo smakelijk opgemaakt.... en zoo beleefd!
Ja, want het stak me zoo netjes een pootje toe in zoo'n keurig wit manchetje, dat ik werkelijk niet kon nalaten het eventjes de hand te drukken.... Maar toen veranderde ik dadelijk van vriend in vijand.
En toen heb ik nog 'n goede sigaar laten komen.
| |
| |
Dus u merkt wel, ik heb flink van het vette der aarde genoten.
Zooals ik al zei, eten en drinken is bij de heeren der schepping nummer één.... èn dan nog rooken... maar u rookt, geloof ik, te veel.... ik zie u nooit zonder sigaar.
Dat komt omdat ik de tweede helft van een sigaar zoo lekker vind, de eerste niet, maar de tweede... daar is het heele aroma van de sigaar ingetrokken.... als je over de helft bent dan wordt een sigaar zoo zacht en zoo geurig en zoo zwaar.... In Parijs verzamelen ze de peukjes, dat weet u toch?.... Vroeger dacht ik: wat een smeerpijpen, maar nu denk ik: wat een fijnproevers!.... Och, juffrouw Marietje, ik sta u hier maar zoo'n beetje op te houden met mijn geleuter....
Heelemaal niet, ik ben blij dat ik eens....
(zwijgt).
Dat u eens kunt lachen. Dat dacht ik ook, en daarom.... Maar als ik nu ernstig mag zijn: ik voel me zoo welvarend naast u, dat ik er waarachtig verlegen mee ben... ik bedoel, ik zie er uit als Hollandsch welvaren, en u....
Och, zwijgt u toch over mij....
(er raast een trein voorbij).
F. Bordewijk
(Wordt vervolgd)
|
|