De Gids. Jaargang 105
(1941)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||||
De Italiaansche corporatiesIn het onderstaande is getracht een korte schets te geven van de hoofdtrekken van de ontwikkeling en het wezen der Corporazioni. Gedurende een verblijf in Italië van ruim vijf jaren, dat een einde nam in de zomer van 1936, was ik in de gelegenheid persoonlijke waarnemingen betreffende het onderwerp te doen. Voor de latere jaren moest worden afgegaan op schriftelijke gegevens die, in verband met de tijdsomstandigheden, moeielijk waren te verkrijgen, zoodat onvolledigheid niet is uitgesloten. Ik geloof echter niet, dat de wijzigingen die in de laatste tijd hebben plaats gevonden, de toestand op dit gebied ingrijpend hebben veranderd.
Om het karakter der Corporazioni te begrijpen, moet men eigenlijk iets weten van het Fascisme, en om het Fascisme goed te begrijpen, het Italiaansche volk kennen. Er is iets vulcanisch in dit volk. Al wie de tentoonstelling van het Fascisme te Rome heeft gezien, zal dit beamen. De dingen ontwikkelen er zich niet logisch en geleidelijk, maar met sprongen, uitbarstingen. Wat vandaag geldt, is morgen een overwonnen standpunt. Het is een volk dat bij den dag leeft en minachting koestert voor het nuchter verstand. Dit is wat het voor de buitenstaander zoo moeielijk maakt de ontwikkeling van een nieuwe gedachte, als het Fascisme, te begrijpen. Het is niets ongewoon om een Italiaan, volkomen te goeder trouw, een denkbeeld te hooren verdedigen, dat hij kort tevoren heftg heeft bestreden. Toen b.v. het Consiglio Nazionale delle Corporazioni zijn intreê deed, beweerden sommige Parlementsleden, dat het Parlement zelf in gevaar kwam, en werd deze bewering door de Regeering met Italiaansche hartstocht afgewezen: wie dat zei, begreep er niets van en pleegde verraad aan het Fascisme. Doch enkele jaren later hief de Regeering het Parlement op, omdat het naast het Consiglio Nazionale geen | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
reden van bestaan had. Niet minder heftig was de bestrijding van hen, die inzagen dat de Corporaties het einde beteekenden van de Italiaansche vakbeweging. ‘La Corporazione mangia i Sindicati’ (de Corporatie eet de vakvereenigingen op) was de titel van een geschrift, dat geweldig bestreden werd door dezelfde menschen, die er zich later op beroemden de vakbeweging, in de zin van het geschrift, te hebben onderdrukt. Bij het bestudeeren van Italiaansche toestanden en wetgeving, moet men er zich voortdurend rekenschap van geven, dat het een volk in wording is. Het volksbestaan is nog geen eeuw oud, de volkséénheid nog veel jonger. Tot 1923 gold er vijfderlei wetgeving, met cassatiehoven in Rome, Florence, Napels, Palermo en Turijn. Voor de éénwording van Italië heeft het Fascisme ontegenzeggelijk veel gedaan, en een dergelijke omwenteling gaat in een dergelijk land niet langs lijnen van geleidelijkheid. Zelfs het vaststellen van wat als wet geldt, is verre van eenvoudig. Minister Bottai heeft eens gesproken van ‘het geliefde advocaten-vraagstuk van de juridische waarde der Carta del Lavoro’, een door de Gran Consiglio Fascista afgekondigde beginselverklaring, die als een soort grondwet voor de verdere sociale wetgeving geldt. Voor een nietingewijde is ook onbegrijpelijk hoe de vele nieuwe instellingen, die het Fascisme heeft gebracht, zich verhouden tot de vóórdien bestaande. De wet op de Corporazioni van '34 bepaalt, dat alle commissies, werkzaam op het gebied dat een Corporazione bestrijkt, worden opgeheven. Men zou meenen, dat hier een chaos van bevoegdheidsgeschillen in het leven werd geroepen, evenals bij de instelling van het veel omvattende Ministerie van Corporazioni met betrekking tot de bestaande organen. De zucht naar voortdurende vervorming, aanpassing aan nieuw opkomende begrippen, de behoefte om het stuur om te gooien zoodra dit wenschelijk blijkt, hebben ook op de wetten zelve hun stempel gedrukt. Een fascistisch Staatsman heeft geschrevenGa naar voetnoot1): ‘de revolutionaire wetgevingen lijden aan, of hebben het voordeel van, een eenigszins onzeker karakter; alleen de koude wetenschappelijke wetgevingen, uit het laboratorium, die feiten vastleggen, die niet meer in beweging, maar concreet en voldragen zijn, kunnen aanspraak maken op formeele volmaaktheid.’ Het is alles snel gegroeid in Italië. Denkbeelden die ons nu reeds niet meer zoo vreemd aan- | |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
doen, zijn daar het eerst verwerkelijkt. De toestand waarin het land verkeerde, en de volksaard, brachten mede, dat het ging met heftige schokken en langs wegen, voor de outsider niet gemakkelijk te volgen. Het komt me voor dat een en ander niet altijd voldoende in het oog is gehouden door hen, die op het Fascisme kritiek hebben uitgeoefend. Die kritiek lijdt in het algemeen aan gebrek aan objectiviteit; zeker bij vele bewonderaars, maar ook bij tegenstanders. Dikwijls vindt men de voorstelling, dat de Corporaties maar de gevel zijn van het gebouw, waarin de dictatuur zetelt. Eenzelfde bewering is ook ten aanzien van andere landen dan Italië geuit. Wat Italië betreft kunnen zij, die aldus redeneeren, zich beroepen op tal van uitlatingen van fascisten, ook van Mussolini zelf. Voor dergelijke aanhalingen zou ik in de eerste plaats, en in het algemeen, willen verwijzen naar het hierboven opgemerkte omtrent het Italiaansche volkskarakter en de wijze van zich te uiten. Zij moeten niet op een goudschaaltje worden gewogen. Stellig zijn er onder de bekende fascisten, die in de geheele omwenteling niets zien dan een brute verovering van de macht en in de dictatuur het beste middel om ze te behouden. De fascistische opvatting van de zgn. totalitaire Staat vergroot het gevaar voor dictatuur. Dat Italië op dit oogenblik dictatoriaal wordt geregeerd, is ook niet voor tegenspraak vatbaar. Maar men moet wel geheel blind zijn voor de hardnekkige en ontegenzeggelijk oprechte pogingen om de Corporazioni leven in te blazen en te ontwikkelen, wanneer men de dictatuur als einddoel ziet. De macht der Regeering, in het bijzonder van het hoofd daarvan, de Capo del Governo, zooals Mussolini's officieele titel luidt, is vrijwel onbeperkt, maar kon dit anders bij de invoering van een gloednieuw stelsel in een land, dat nauwelijks tot eenheid was gebracht? Die macht is de rem, die altijd moet kunnen worden aangezet, zal aan het corporatieve bestel de groote vrijheid worden gelaten, die het voor zijn ontwikkeling behoeft. Slaagt die ontwikkeling, worden de Corporazioni de lichamen die, zooals bij ieder nieuw wetsvoorstel in den treure is herhaald dat de bedoeling is, het economische leven van het land beheerschen, dan zal vanzelf een evenwicht ontstaan, waardoor de thans heerschende dictatuur tot een krachtig centraal gezag wordt terug gebracht. Want dat de corporatieve Staat | |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
een krachtig centraal gezag vooronderstelt, is zeker. Maar dat behoeft geen dictatuur te zijn, een Regeeringsvorm die zich alleen als overgangsvorm laat denken. De politieke doelstellingen van het Italiaansche Fascisme worden in dit artikel, dat zich bezig houdt met de Corporazioni, niet behandeld. Maar zeker is, dat indien het bij een dictatuur zou blijven, deze niet als bestanddeel van de corporatieve Staat, gelijk men zich die in Italië voorstelt zou bestaan. Dan zou alleen het bewijs geleverd zijn, dat de corporatieve Staat was mislukt. Een ruime bevoegdheid tot ingrijpen van het centraal gezag, vooral in een tijdperk van overgang, beteekent toch niet, dat de lagere organen niets te zeggen hebben. Wanneer die lagere organan zich tot krachtige onderdeelen ontwikkelen, werkt de macht van het centraal gezag vooral preventief. Ten onzent hebben het vernietigingsrecht van de Kroon en de verschillende middelen tot ingrijpen, die de wetgeving 's Lands Regeering in handen geeft, immers evenmin het bestaan van een krachtige plaatselijke autonomie verhinderd. Een zelfde antwoord past op het veel gehoorde verwijt van Staatssocialisme. ‘Le système corporatif en Italie aboutit à une étatisation pure et simple de la vie économique et sociale’Ga naar voetnoot1) Dat het Italiaansche corporativisme een vorm van Staatssocialisme is, is voor velen, vooral in ons land, aan geen twijfel onderhevig. In dit verband wordt dan gewezen op de onvrijheid van de ondernemer in het kiezen, zoowel als in het ontslag van personeel; op het arbeidsboekje, dat bij zijn invoering in 1935 tamelijk krachtig verzet vond, en door de arbeider zijn geheele leven wordt meegedragen, met vermelding van alles wat hij ooit heeft misdreven. De toekomst zal leeren of de Corporazioni zich tot levenskrachtige organen ontwikkelen. Doen zij dit, dan treedt vanzelf de ambtelijke bemoeiing terug; dan zullen voorschriften, die thans zijn gemaakt en hinderlijk worden bevonden, worden vervangen door andere; dan zal het algemeen belang bij hen veilig zijn, altijd onder Rijks-toezicht, omdat eenzijdige behartiging van groepsbelangen op den duur zichzelf wreekt. Het is voor mij niet aan twijfel onderhevig, dat de leiders trachten dit te bereiken. Heeft deze ontwikkeling niet plaats, dan zal moeten worden vastgesteld, | |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
dat in Italië de proef met een corporatief stelsel heeft gefaald. In beginsel is dit stelsel de tegenvoeter van Staats-socialisme. Bovendien is de werkelijkheid zoo verschillend van het geschreven recht! Evenmin als de latere wetgeving in overeenstemming is met artikel IX van de Carta del Lavoro, dat zegt dat ‘Staatsingrijpen alleen plaats heeft, wanneer het particulier initiatief in gebreke blijft of wanneer politieke belangen van de Staat in het spel zijn’, evenmin moet men zich voorstellen, dat in het hedendaagsch Italië het particulier initiatief geen kans meer heeft. Zelf heb ik b.v. voor enkele jaren gezien, hoe een jonge, geestkrachtige landgenoot, die nauwelijks Italiaansch kende, alle belemmeringen ten spijt, een zaakje tot bloei bracht in het hart van Rome.Ga naar voetnoot1) Men heeft ook beweerd, dat het Fascisme leidt tot autarkieGa naar voetnoot2). In de Corporatiën zijn vertegenwoordigd werkgevers en werknemers, maar niet de verbruiker. Dus, zegt men, zal de binnenlandsche markt wel voor de nationale voortbrenging worden opengehouden. M.i. wordt hier een onjuist verband gelegd tusschen corporatief stelsel en autarkie. Dat de dictatoriaal geregeerde landen sterk autarkisch zijn, is niet tegen te spreken, maar zij zijn dit, omdat zij tevens een oorlogseconomie voeren. Met dit laatste heeft het corporatieve stelsel als zoodanig niets uit te staan. Neem b.v. de zgn. ‘veldtocht voor het graan’, die in Italië de grenzen voor het ingevoerde graan heeft gesloten (en daarmede tevens de nationale nijverheid niet weinig ontwricht!), deze veldtocht is niet uitgegaan van de grondeigenaars of de landbouwers, maar van de Regeering, die bij oorlog voor de graanvoorziening onafhankelijk van het buitenland wilde zijn. De veranderlijkheid van het Fascisme, ‘het dynamische karakter’ zooals 't heet, geldt ook op politiek gebied. Het program, door Mussolini ontvouwd op de eerste openbare fascistische bijeenkomst in 1919, was heel wat anders, veel radicaler, dan b.v. de wetten van '26, de Carta del Lavoro van '27 en wat er verder | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
uit gegroeid is. Er was iets geweldig brutaals in het eerste optreden der fascistische syndicaten, dat van 1921 dagteekent. Hun werd na '22 de macht gegeven over alle andere arbeiders. Wanneer zij slechts 10% van de vakgenooten binnen een zekere kring vertegenwoordigden, konden zij als sindacato erkend worden, dat gemeenschappelijke arbeidsovereenkomsten vaststelde, in de ruimste zin alle verhoudingen beheerschte, en bijdragen inde, gewoonlijk het loon van één dag, van allen, dus ook van de 90% die niet meededen. Een dergelijke regeling gold voor de werkgevers-syndicaten. Tegelijkertijd werden werkstaking en uitsluiting verboden. Degenen die dachten, dat een stelsel, dat zóó optrad, iets duurzaams zou scheppen, waren aanvankelijk niet talrijk. De vele veranderingen van beleid toonden overeenkomst met wat in Rusland gebeurde, waar immers van de communistische opzet gaandeweg niet veel schijnt overgebleven. Toch heeft het Fascisme stand gehouden en is er in zijn ontwikkeling een lijn te vinden. Het wezen van het Fascisme acht ik het best te begrijpen, wanneer men zich er rekenschap van geeft hoe het de zgn. demokratisch geregeerde landen beschouwt. De samengestelde verhoudingen van deze over het algemeen economisch meer ontwikkelde, oudere volken, nog altijd beheerscht door de beginselen der Fransche revolutie en van Marx, zijn in fascistische oogen een warnet van los van elkander gegroeide krachten, die een volk uiteenrukken en verzwakken. De fascisten ontkennen niet het bestaan van die krachten, sterker ontwikkeld vaak dan in Italië, maar het is h.i. een ontwikkeling zonder onderling verband, dikwijls onderling tegen elkaar in gaande en zoodoende schadelijk voor het geheel, de Staat. Er moet één macht zijn, de Staat, die al deze stroomingen en krachten leidt. ‘Het kenmerkende van de totalitaire Staat’, aldus Rocco, een van de theoretici van het Fascisme, ‘is gelegen in het overwicht van de politieke boven de economische orde.... niet de Staat in handen van de corporaties, doch de corporaties in handen van de Staat’. Als de twee groote vernielers van nationale geestkracht, ziet het Fascisme: de miskenning van het eigenbelang der menschen als bron van werkkracht, en de klassenstrijd; twee ouderdoms-ziekten van een tijdvak dat zijn einde nadert. In een rede van 21 April 1930 zegt Mussolini: ‘het Socialisme voert naar afschaffing van de private eigendom | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
en het particulier initiatief, het Fascisme naar samenwerking in de Corporazioni, met behoud van beide’. Inderdaad gaf het Italië van de eerste jaren na de oorlog een beeld van zóódanige wanorde te zien, dwingelandij van vakvereenigingen, ontreddering op velerlei gebied, vooral ook economisch, zwakte van de parlementaire Regeering, dat het begrijpelijk is hoe de bodem er voor fascistische denkbeelden gunstig was. Tegelijkertijd was het land op geestelijk en cultureel gebied veel minder verdeeld dan andere Europeesche volken. Godsdienstige verdeeldheid als in ons land, is er onbekend. Vakvereenigingen ‘op confessioneele grondslag’ vormden geen tegenstellingen in de arbeidersbeweging in de mate als ten onzent. Godsdienst ligt ‘buiten de zeggingsmacht van de Staat’, heeft Mussolini al spoedig verklaardGa naar voetnoot1), en niettegenstaande er wrijvingen met het Vaticaan geweest zijn en nog zijn, heeft het Fascisme de Lateraansche verdragen gebracht en de R.-K. Kerk nooit bestreden. Ook kende Italië, althans tot voor kort, geen Joden-vraagstuk. Gelijk in andere landen, sloegen de fascistische denkbeelden aanvankelijk vooral in bij de middenstand. Een verschijnsel, dat zich zeer goed laat verklaren, maar een negatief karakter heeft. De middenstand toch ziet zich evenzeer bedreigd door het grootkapitaal (kartellen, monopolies, warenhuizen enz.) als door het socialisme. Het Fascisme verklaart aan beide de oorlog, maar het voert deze oorlog aanvankelijk door een samentrekking van macht bij de Overheid, die de middenstand weinig voordeel brengt. Ik denk dat menige kleine Italiaansche zakenman er gaandeweg minder voor is gaan gevoelen. Dit wil niet zeggen, dat in de fascistische Staat de middenstand tot ondergang is gedoemd, want, zooals reeds opgemerkt, een overgangs-tijdperk van Staatssocialisme is onvermijdelijk, ook al is dit niet beoogd. De Staatsmacht berust voor een groot deel in handen van de Capo del Governo, wiens persoonlijke invloed men overal in de administratie van het land gewaar wordt. Een tanen van dit gezag zou van groote politieke beteekenis voor het Fascisme zijn, waarmede echter niet gezegd is, dat dan ook het corporatieve stelsel zou worden overboord gezet. Mussolini kiest zijn Ministers, die aan hem verantwoordelijk zijn. Zelf beheert hij eenige portefeuilles: Binnenlandsche Zaken, | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Oorlog, Marine, vroeger ook wel Buitenlandsche Zaken. Nu en dan roept hij bijeen de hoofden der Partij, vereenigd in de Gran Consiglio del Fascismo, die niet in het openbaar vergadert en voornamelijk beginsel-uitspraken doet. De wet (van 9 XII 1928) eischt het hooren van de Gran Consiglio over alle vragen, die een constitutioneel karakter dragen. De volksvertegenwoordigende lichamen, Kamer en Senaat, zijn aanvankelijk gehandhaafd. Mussolini nam in zijn eerste Kabinetten ook wel politieke tegenstanders op. Maar dit heeft niet lang geduurd. Het totalitarisme is hoe langer hoe meer doorgevoerd, de volksvertegenwoordigers hadden te prijzen wat de Leider geliefde te wijzen en leenden zich hiertoe. In Rome werd verteld, dat zij van de Ministeries de redevoeringen, die zij moesten houden, thuisgezonden kregen. Dit zal wel niet waar geweest zijn, maar het praatje teekent de toestand, welke heeft geduurd tot in '39 de Kamer is afgeschaft. Er bestaat een Raad van State, welke eveneens een deel van zijn bevoegdheden heeft zien overgaan naar de Consiglio Nazionale delle Corporazioni. In het algemeen tracht het Fascisme niet zoozeer nieuwe instellingen te scheppen als de bestaande te vervormen en aan zijn eigen stelsel aan te passen. Ook de Corporazioni zijn niet plotseling in het leven geroepen. Te onderscheiden vallen vier tijdperken: I. November 1922-April 1926. II. 1926-'30. III. 1930-'34. IV. Daarna. I November 1922-April 1926. In dit tijdvak is er nog geen begin van Corporaties. Het Fascisme bevestigt zijn macht, neemt ingrijpende maatregelen tot opheffing van wanorde, maatregelen die ook bij vele tegenstanders waardeering vinden. Hiermede heeft de fascistische Regeering in die eerste jaren de handen vol. Van de Corporaties hoort men alleen in de vorm van plannen, o.a. een van Rocco, die gemengde vakvereenigingen wilde. Dit denkbeeld schijnt voornamelijk op tegenstand bij de werkgevers te zijn gestuit. Het laat zich hooren, dat één gemeenschappelijke vertegenwoordiging van de over zoo vele uiteenloopende gebieden verdeelde werkgevers en de in het algemeen gelijk loopende belangen der arbeiders, bij eerstgenoemden bezwaar vond. De arbeiders b.v. in een margarine- en een boter-fabriek zullen het gemakkelijker eens worden dan de ondernemers. In de geheele | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
verdere ontwikkeling der Corporatiën wordt streng vastgehouden aan de afzonderlijke organisatie van werkgevers en arbeiders, die elkander eerst ontmoeten in de Corporazioni. Wel ontwikkelen de pas opgekomen fascistische vakvereenigingen zich tot grootere verbanden. Dit geschiedt door middel van het afsluiten van collectieve arbeidscontracten. II. 1926-'30. De Corporazioni doen haar intrede in de wetgeving. De wet van 3 April 1926 spreekt van de vereeniging van werkgevers- en arbeidersvereenigingen in ‘organi centrali di collegamento’. Het woord ‘corporazione’ komt het eerst voor in het uitvoerings-reglement van deze wet. Feitelijk veranderde er nog niets. De wet voorzag de mogelijkheid van de vorming van Corporazioni, maar riep ze nog niet in het leven. Ook Rocco achtte Italië er nog niet rijp voor. Waarom niet? Omdat de vakbeweging, de noodzakelijke ondergrond voor een corporatief stelsel, in Italië onvoldoende was ontwikkeld. Rocco, noch een ander heeft dit, voorzoover mij bekend, ooit uitgesproken, maar dit moet de overweging zijn geweest. Inderdaad schijnt Italië een van de minst geschikte landen voor een corporatieve Staatsinrichting. Een van de voorwaarden hiervoor is toch de zucht naar zelfdoen, het bewustzijn van eigen kracht, het verlangen om zaken te regelen met anderen, die dezelfde belangen hebben, zonder tusschenkomst van de Staat. Deze karaktertrek, zoo kenmerkend voor het Angel-Saksische ras, die ook wij Nederlanders eenigszins hebben, is bij de Italianen, vooral de Zuidelijke helft van het volk, weinig ontwikkeld. Vandaar de achterlijkheid in de vakorganisatie, bij de ondernemers, maar nog meer bij de arbeiders. Minister Bottai heeft openlijk zijn teleurstelling uitgesproken, op grond van een jarenlange ervaring van besprekingen met leiders van de vakbeweging, over de onvoldoende kennis en voorbereiding van de vertegenwoordigers der arbeiders-vereenigingen. Vandaar dat van 1926-'30 niet anders gedaan is dan dat gepoogd is door het stichten van grootere verbanden, hierin verbetering te brengen. Ook nu tracht men dit te bereiken door collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten. De collectieve arbeidsovereenkomst is, in zekere zin, de oer-cel van de Corporazione. De Carta del Lavoro, die in '27 verschijnt, verklaart het tot stand brengen van collectieve arbeidsovereenkomsten tot een verplichting van de vakvereeniging. In deze jaren geschiedde dit als volgt. | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
De vakvereeniging, van ondernemers of van arbeiders, moet voorstellen doen. Worden partijen het niet eens, dan beslist uiteindelijk de Arbeids-rechter. In laatstgenoemde hoedanigheid treedt op een afdeeling van het Corte di Appello, welke uit drie rechters bestaat, met toevoeging van een werkgever en een arbeider. De Arbeidsrechter is geheel vrij in zijn beslissingen. Kan hij partijen niet tot overeenstemming brengen, dan mag hij een hem voorgelegd ontwerp wijzigen of een geheel nieuwe overeenkomst vaststellen. Van deze bevoegdheid is zelden gebruik gemaakt. Niettemin wordt het werk van de Arbeids-rechter, als beslechter van arbeids-geschillen, door de schrijvers, ook door buitenlanders, geprezenGa naar voetnoot1). Hoezeer men in deze jaren nog zoekende en tastende was, blijkt uit de erkenning van zes Confederaties van werkgevers-vereenigingen, en één enkele arbeiders-Confederatie, voor het geheele land. Dit is in '28 weêr ingetrokken. Tot recht begrip van de beginselen der Italiaansche sociale wetgeving is de Carta del Lavoro een belangrijk stuk. Wat betreft duidelijkheid van uitdrukking, bondigheid, scherpte van omschrijving zou ik ze, al is zij geen eigenlijke wet, een voorbeeld van wetgeving willen noemen. De totstandkoming heeft deze eigenaardigheid gehad, dat na een ampele voorbereiding door een commissie van achttien, waarin bekende geleerden en deskundigen, een ontwerp is vastgesteld, dat maar weinig leek op dat der Commissie. Heeft Mussolini eigen denkbeelden in de plaats gesteld? De Carta del Lavoro is het eerste Staats-stuk, dat een omschrijving geeft van het begrip ‘corporazione’. Schrijvers over dit onderwerp geven meestal een dergelijke omschrijvingGa naar voetnoot2) en uit deze onderling soms zeer verschillende omschrijvingen blijkt, hoe weinig vast het begrip staat, en vooral hoe vaak de Italiaansche beteekenis van het woord wordt misverstaan. Zoo wordt dikwijls de publiek-rechtelijke aard, die zeer overwegend is, over het hoofd gezien, gesproken van ‘een terugkeer’ tot de gilden der Middeleeuwen, e.d. meer. De omschrijving van de Carta del Lavoro luidt als volgt (art. VI): | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
‘De Corporazioni zijn een organisatie, die de verschillende takken der voortbrenging in zich vereenigt en derzelver belangen in hun geheel vertegenwoordigt. Krachtens deze algeheele vertegenwoordiging, en aangezien de belangen der voortbrenging nationale belangen zijn, zijn de Corporazioni wettelijk erkend als organen van de Staat.’ De Italiaansche wet onderscheidt de ‘Corporazione’, d.i. het geheel der ondernemingen, behoorende tot een bepaalde tak van voortbrenging, en de ‘Consiglio della Corporazione’, het lichaam waarin de verschillende bestanddeelen der Corporazione zijn vertegenwoordigd. In de litteratuur wordt met Corporazione gewoonlijk deze Consiglio bedoeld, gelijk ook hier is gedaan. Zoo duiden ook wij met het woord ‘Staten-Generaal’, taalkundig de Staten (of standen) zelf, de vertegenwoordiging hiervan aan. III. 1930-1934. De 20e Maart 1930 verscheen de wet, die geheel reorganizeerde de Consiglio Nazionale delle Corporazioni. Dit lichaam is gedacht als de overkoepeling van alle Corporazioni. Aangezien de geheele voortbrenging van het land door Corporazioni wordt vertegenwoordigd, kon van de Consiglio Nazionale gezegd worden: ‘C'est de lui que dépend toute la vie économique de la Nation’Ga naar voetnoot1). Voorzitter is de Capo del Governo, de Minister van de Corporaties plaatsvervangend voorzitter. De verdere organen van de Consiglio Nazionale zijn: a. de Assemblea Generale, b. de Sezioni en sotto-Sezioni, c. het Comitato Corporativo Centrale. De Assemblea Generale, of algemeene vergadering, vergadert in den regel tweemaal 's jaars. Een derde van de leden kan bijeenroeping eischen. Behoudens ander besluit zijn de vergaderingen openbaar (het aanwezige publiek moet zijn ‘met ongedekten hoofde’). De Sezioni, de afdeelingen, zijn verdeeld over zeven groepen: 1. Vrije beroepen. 2. Nijverheid en handwerk. 3. Landbouw. 4. Handel. 5. Vervoer te land. 6. Vervoer te water en door de lucht. 7. Banken. - Naarmate de Corporazioni zich ontwikkelen, moet het zwaartepunt komen te liggen bij de Sezioni. De Assem- | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
blea bemoeit zich alleen met zeer belangrijke vraagstukken, die alle, of meerdere, groepen betreffen. Het Comitato Corporativo Centrale, het Dagelijksch Bestuur van de Consiglio, met tamelijk uitgebreide bevoegdheden, vervangt het Centraal Vakvereenigings-bestuur (Comitato intersindacale centrale), waardoor uitkomt hoe de vakvereeniging gaandeweg plaats maakt voor de Corporazione. De leden van het Comitato Corporativo Centrale zijn bij de wet aangewezen. De andere leden van de Consiglio Nazionale zijn de gezamenlijke stemgerechtigde leden der Corporazioni. Zij genieten geen betaling, alleen vergoeding van reiskosten.
Stemmingen geschieden, ter keuze van de voorzitter:
Evenals bij de voorschriften betreffende de wijze van stemmen, laat de wet veel mogelijkheden open voor allerlei bijzondere gevallen: gemeenschappelijke vergaderingen van afdeelingen, overdracht van bevoegdheden, opdrachten aan commissies, tijdelijke toevoeging van vertegenwoordigers van bepaalde groepen, hooren van deskundigen. Deze buigzaamheid is in het algemeen een kenmerk van de fascistische wetten. Naast een zeer uitgebreide adviseerende bevoegdheid, ‘onverminderd de bevoegdheden van andere organen’, ligt de hoofdbeteekenis van de Consiglio in art. 12. Dit artikel geeft wetgevende bevoegdheid, voorzooverre het onderwerpen betreft, die niet geregeld zijn bij wet of reglement, in zake de economische verhoudingen tusschen de verschillende takken van voortbrenging, waarin erkende organisaties bestaan. Het initiatief moet uitgaan van deze laatste. Met dit artikel is de groote stap naar het nieuwe stelsel gedaan. Natuurlijk is dan ook voor ieder besluit goedkeuring van de Capo del Governo voorbehouden. Economische raden, die adviseeren, | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
bestaan in tal van landen. Hier voor het eerst treedt in werking een corporatief gekozen wetgevend lichaam. De wet van '30 geeft aan de Consiglio Nazionale verschillende bevoegdheden, die vóórdien bij anderen berustten. Het is de Consiglio die de collectieve arbeidsovereenkomsten vaststelt, op verzoek van een vakvereeniging, en behoudens goedkeuring van de Minister van de Corporaties. In het algemeen werd in '30 het zwaartepunt verlegd, van de vakvereeniging, naar de Corporazione. Het eigenaardige is, dat er nog geen Corporazioni waren. Aan de Via Vittorio Veneto te Rome staat een mooi en indrukwekkend modern gebouw, het Ministerie delle Corporazioni. Toen iemand vroeg of er zoo veel Corporazioni waren, moest het antwoord luiden, dat er nog geen enkele bestond. De eerste werd gevormd in December 1930, voor het Tooneel, dus een betrekkelijk onbelangrijk onderdeel en van een zeer bijzonder karakter. De aan de Corporazioni toegedachte taak werd na '30, in naam door de Sezioni van de Consiglio Nazionale, maar feitelijk uitgevoerd door het Ministerie zelf. Dus zuiver ambtelijk. Ten opzichte van één belangrijke opdracht, de beslechting van arbeidsgeschillen, verleent de wet uitdrukkelijk de bevoegdheid aan de Minister, in afwachting van het ontstaan der Corporazioni. IV. 1934 en volgende jaren. Er is dus wel veel voorbereid eer in Italië de Corporazioni werden in het leven geroepen. Het is op grond van deze voorbereiding, die zooveel arbeid gekost heeft en waarbij zoovele oplossingen zijn beproefd, dat ik meen de voorstelling, als zouden de Corporazioni slechts dienen als camouflage van de dictatuur, onjuist te mogen noemen. Sedert '30 had men in het Ministerie van de Corporaties het ambtelijk lichaam, dat ongeveer de gebieden bestrijkt, ten onzent tot voor korte tijd behoorende tot de Ministeries van Sociale en van Economische Zaken (zonder de Landbouw). Daarnevens had men in het Consiglio Nazionale de overkoepeling, een lichaam waarin alle takken van voortbrenging van het land te zamen zouden komen. Het is de wet van 5 Februari 1934, die de zuilen gesticht heeft, waarop de koepel rust. Het is niet gemakkelijk de geheele voortbrenging van een land in te deelen. De gedachten liepen ver uiteen en groepeerden zich in hoofdzaak om de tegenstelling: verticale of horizontale in- | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
deeling. Volgens de horizontale indeeling zou de maatstaf zijn het belang der in een groep werkzame personen, volgens de verticale het nationale belang bij de voortbrenging. Volgens de eerste zouden bijeengebracht worden de groepen, waar de belangen van de werkgevers eenerzijds, de arbeiders anderzijds, gelijksoortig zijn; waar ongeveer gelijke verhoudingen en tegenstellingen bestaan. Volgens de tweede wordt hierop niet gelet, maar een voortbrengsel in zijn verschillende trappen van ontwikkeling gevolgd, en worden alle bedrijven bijeengevoegd, die daaraan meêwerken. Neem b.v. het voortbrengsel zijde. De kweekers van zijde-rupsen behooren tot de landbouw; zij zouden volgens de horizontale indeeling, of indeeling naar categorie, ondergebracht zijn bij een landbouw-corporazione. Zoo zouden de spinnerij, de twijnderij en de weverij bij de nijverheid, en alles wat de handel betreft, bij de handels-corporaties zijn ingedeeld. Volgens de verticale indeeling is de geheele zijde-nijverheid in éénzelfde Corporazione van textiel-voortbrengselen vertegenwoordigdGa naar voetnoot1). Het is kenmerkend voor het Fascisme, dat het laatste beginsel, dat der verticale indeeling, is gevolgd. Een socialistisch bewind, in de eerste plaats bedacht op het aandeel van de arbeider in de opbrengst, zou het eerste beginsel hebben gekozen. Bottai heeft bij de verdediging van de wet van '34 in de Senaat dan ook gezegd: ‘de maatstaf van de categorie zou in de boezem der Corporazione onverzwakt hebben doen herleven de tegenstelling tusschen de vakgroepen van werkgevers en werknemers.’ Het Fascisme richt de aandacht op het gemeenschappelijk belang van de voortbrenging. Dat de zijde-nijverheid bloeit is zoowel een belang van de rupsen-kweeker, de spinner, de wever, als van de groothandelaar die de zijde uitvoert. Wanneer zij samenwerken, dienen zij hun eigen belangen, maar daarnevens: het nationaal belang. Daarnaast moeten natuurlijk waarborgen geschapen worden voor andere nationale belangen dan dat van een bloeiende zijde-nijverheid. Die waarborgen zouden bij een indeeling naar categorie eveneens verzekerd geweest moeten zijn. De wijze van indeeling is echter van het hoogste belang. Er is lang over gestreden eer het inzicht werd verkregen, dat alleen dit stelsel strookte met fascistische beginselen. | |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
Bij de samenstelling van de Corporazioni ontkent de wet van '34 het bestaan van de klassen-strijd niet. Zij houdt er meê rekening in zooverre als tegenover een zeker aantal werkgevers telkens een gelijk aantal arbeiders-vertegenwoordigers wordt geeischt. Maar daarnaast worden andere leden aangewezen, die geacht worden tot geen van beide groepen te behooren. ‘Paritätisch’ is de Corporazione niet samengesteld. De samenstelling van de Corporazioni, gelijk de wet van '34 die regelde, is alreeds gewijzigd bij een wet van 5 Januari 1939 (G.U. No. 20). Thans bestaan zij uit tezamen vijfhonderd stemgerechtigde leden, ‘membri effettivi’, en een gelijk aantal leden, die alleen aan de beraadslagingen deelnemen, ‘membri aggregati’. De wet van '34 kende deze onderscheiding niet. Bij de wet van '39 is het deskundig gedeelte, dat niet mede-stemt, sterk uitgebreid, terwijl de vertegenwoordigers der belanghebbenden, die stemrecht hebben, iets zijn ingekrompen. Als voorbeeld van de tegenwoordige samenstelling diene de Corporazione voor tuinbouw, bloemen- en vruchtenkweekerijen, die eenendertig stemgerechtigde leden telt. Het zijn: Drie leden van de Fascistische Partij, waarvan één onder-voor-zitter. Aldus in alle Corporazioni. Acht werkgevers en acht arbeiders uit de tuinbouw, bloemenen vruchtenkweekerijen. Drie en drie, als voren, uit de fabrieken van conserven en uit bloemen of vruchten gemaakte voortbrengselen, zooals essences en geleien. Twee en twee uit de handel in al die voortbrengselen. Eén vertegenwoordiger van ambachten en kunsten. Eén vertegenwoordiger van de uitvoer-coöperaties. Behalve de eerst- en de laatstgenoemden, die worden aangewezen onderscheidenlijk door de Fascistische Partij en door de Bond van Coöperaties, worden al de leden gekozen door de vakvereenigingen. Het aantal niet-stemgerechtigde leden van deze Corporazione bedraagt vijftien. Het ledental loopt bij de verschillende Corporazionizeer uiteen. Zoo tellen die voor de ambachten en kunsten elf, voor het vreemdelingenverkeer (‘ospitalitá’ genaamd) veertien leden, tegen | |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
vierendertig die voor de textiel-nijverheid, veertig voor de sociale voorzorg en het crediet-wezen. Voorzitter der Corporazioni is de Capo del Governo of de Minister van de Corporaties (als bij de Consiglio Nazionale). Het aantal Corporazioni, dat ingevolge de wet van '34 aanstonds in het leven werd geroepen, bedraagt tweeentwintig. Zij behooren tot drie groepen: één waarin de landbouw (zeven), één waarin de nijverheid (negen), en één waarin de diensten (zes) overwegen. Het doel dat beoogd werd, is het scheppen van éénheid in een bepaalde tak van voortbrenging. De eenheid in de voortbrenging in haar geheel, de economische eenheid van het land, moet de Consiglio Nazionale verzekeren. Zóó hoopt het Fascisme de krachten, die het in onderlinge tegenwerking had gezien en die, naar zijn voorstelling, in parlementair geregeerde landen nog in onderlinge tegenwerking verspild worden, te vereenigen tot het ééne groote, het nationale belang. Houdt het Fascisme rekening met de belangen-tegenstellingen, die er bestaan tusschen werkgevers en werknemers, al wordt getracht die te overbruggen door vooropstelling van de groote gemeenschappelijke belangen, de politieke tegenstellingen aanvaardt het, gelijk bekend is, niet. De werkgevers en werknemers van alle takken van voortbrenging van het geheele land, zijn vereenigd gedacht in groote Confederazioni. Alleen voor de vrije beroepen is er slechts ééne Confederazione voor werkgevers en werknemers samen. Bij de weinige Confederazioni zijn ingedeeld de vakvereenigingen (Unioni, die zich tot het gebied van een provincie beperken, of Federazioni, die over het geheele land leden van een bepaald vak hebben). Iedere Unione is vertegenwoordigt in een of meer Federazioni. De Federazione heeft rechtspersoonlijkheid, de Unione niet. Nu bepaalt de wet, dat voor die gebieden van de voortbrenging, waarvoor een Confederazione is ingesteld, alle Federazioni deel moeten uitmaken van die Confederazione, en dat niet-aangesloten Federazioni niet worden erkend. De Confederazione controleert het geheele gebied. Verschillende richtingen kunnen zich in vakvereenigingen organizeeren. Maar in de Federazione en Confederazione moeten zij gemeenschappelijk de vak-belangen behartigen. De Federazione omvat alle richtingen of stroomingen, die er onder de werkgevers | |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
of -nemers bestaan, gelijk de Corporazione, nog een groote stap verder gaande, werkgevers en werknemers omvat. Aldus de wettelijke regeling. In hoeverre nu reeds in de praktijk er volkomen gelijkheid van recht bestaat, onverschillig tot welke richting iemand behoort, vermag ik niet te beoordeelen. De Corporazione oefent op haar gebied de ver-gaande bevoegdheden uit, aan de Consiglio Nazionale toegekend voor het geheele gebied der nationale voortbrenging. In de eerste plaats de wetgevende. Bovendien mag zij, onder zekere voorwaarden, tarieven en prijzen vaststellen voor diensten en goederen, welke worden bewezen of geleverd ‘onder bevoorrechte omstandigheden’. Deze zeer belangrijke bepaling schijnt een contrôle in het leven te roepen op de monopolies, een contrôle die niet noodzakelijkerwijs alleen ten behoeve van de verbruiker wordt uitgeoefend. Een voorbeeld van een prijsregeling, waarover gunstig werd geoordeeld, was die voor de melk in Rome. In de onmiddellijke omgeving der stad is veel gedaan aan grondverbetering. De deswege geheven belasting drukt zwaar op de veeboeren en maakte dat zij de mededinging met andere, verder af gelegen streken niet aan konden. Toen zijn voor Rome melkprijzen vastgesteld en is tevens bepaald, dat eerst wanneer alle beschikbare melk uit de Agro Romano is afgenomen, die uit andere streken mag worden verkocht. Dit geschiedde in 1933 op grond van een overeenkomst tusschen de Romeinsche Federazioni voor Landbouw en Handel. Omtrent de ervaringen met de prijsregelingen, die sedert 1934 door de Corporazioni zijn gemaakt, is mij niets bekend. Ook ten aanzien van deze bevoegdheden, wetgevende en prijsregelende, voorziet de wet natuurlijk centraal toezicht en de mogelijkheid tot ingrijpen, als waarborgen tegen benadeeling van het algemeen belang. De Corporazione moet over alle zaken, die haar belang raken, gehoord worden. Verder is haar in volle omvang overgedragen de taak der bemiddeling in arbeidsgeschillen. Tot dusver lag de taak der Corporazioni nog steeds uitsluitend op economisch gebied. Deze beperking gold ook voor de wetgevende bevoegdheid van de Consiglio Nazionale delle Corporazioni. Er waren dus twee wetgevende organisaties: de oude, met een | |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
politiek karakter, Kamer en Senaat, die niets in te brengen hadden, en de Consiglio Nazionale, die alleen economische onderwerpen behandelde. Hieraan is een einde gemaakt bij de wet van 19 Januari 1939 (G.U. No. 37), waarbij werd ingesteld de Camera dei Fasci e delle Corporazioni. Zooals de naam aanduidt zijn hierin vertegenwoordigd: de Partij en de Corporazioni. Voor de Partij hebben zitting de Consiglio Nazionale del Fascismo en de Gran Consiglio; voor de Corporazioni, de Consiglio Nazionale delle Corporazioni. Alles tezamen ruim zevenhonderd leden, waarvan vijfhonderd voor de Corporazioni. De leden genieten een vergoeding. De voorzitter wordt benoemd bij K.B. Hiermeê is dus de eerste volksvertegenwoordiging op corporatieve grondslag geschapen, die het geheele gebied der wetgeving omvat. De Corporatiën vertegenwoordigen de nationale voortbrenging, de Partij het algemeen Staatsbelang. Omtrent het werk van deze Kamer ontbreekt vooralsnog ieder gegeven. De tot dusver genoemde corporatieve organen zijn Rijksorganen. Daarnevens bestaan natuurlijk provinciale en plaatselijke organisaties, waarop in dit artikel niet nader kan worden ingegaan. Naar intusschen mag worden aangenomen, zal het Fascisme tot nu toe niet decentraliseerend hebben gewerkt. De machtige Prefetto en Podestá zijn de plaatselijke belichamingen van het centraal gezag. Bij wet van 1 September 1940 (G.U. No. 229) is ingesteld een Corporatief Inspectoraat, met een personeel van duizend man over het geheele land, ongerekend de hulp van het corps Carabinieri. Taak en werkwijze zullen bij Ministrieel Besluit worden vastgesteld. Thans rest nog een woord te zeggen over de werkgeverskartellen. Het Fascisme heeft van het begin af heftige tegenstand van links ondervonden. Tusschen socialisten en fascisten gaapt een afgrond. Dat ook een strijd tegen werkgevers werd gevoerd, is minder bekend. Over deze strijd heeft weinig in de kranten gestaan, maar dat hij alles behalve zachtzinnig is geweest, staat niettemin vast. In een protectionistisch land als Italië, waren de werkgevers natuurlijk krachtig georganiseerd en dat het Fascisme hiermeê in botsing zou komen, was te verwachten. Op verschil- | |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
lend gebied, o.a. op dat van scheepvaart, bankwezen, grondbezit, is diep ingegrepen. De geschiedenis van het vele wat in deze richting is gedaan, zal misschien eenmaal geschreven worden. Hier zij slechts medegedeeld wat op wetgevend gebied is geschied bij wet van 16 Juni 1932 (G.U. No. 170)Ga naar voetnoot1). Een Consorzio is een organisatie van werkgevers voor een bepaald doel, soms voor bepaalde handelingen. De wet voorziet de schepping van verplichte Consorzii (te vergelijken dus met de Duitsche Zwangskartellen en zekere Engelsche landbouw-organisaties). Dit kan geschieden op verzoek van belanghebbenden en gehoord de betrokken Corporazione. Zulk een Consorzio staat onder scherp ambtelijk en corporatief toezicht. De Minister kan de bestuurders ten allen tijde door anderen vervangen. Voor de rechten van minderheden worden waarborgen gesteld. Deze bepalingen, die zeer ingrijpend luiden, gelden ook voor de vrijwillig gevormde Consorzii, ‘die de nationale voortbrenging of handel beïnvloeden.’ Van dergelijke aard schijnen de Comitati Corporativi, die de Capo del Governo ingevolge art. 6 der wet op de Corporazioni van '34 voor bepaalde voortbrengselen kan in het leven roepen. In deze Comitati zitten, naast leden der betrokken Corporazione, hoofdzakelijk ambtenaren. Bij de instelling wordt ook het doel omschreven, b.v. te onderzoeken hoe in de behoefte aan een of ander voortbrengsel kan worden voorzien met handhaving van de autarkie.
En wat hebben nu de Corparazioni Italië gebracht? Een antwoord op deze allerbelangrijkste vraag, die zich vanzelf opdringt, is eigenlijk nog niet te geven. De invoering der Corporazioni dagteekent van '34 en al leven we tegenwoordig snel, voor de beoordeeling van de gevolgen eener omwenteling is zeven jaar wat kort. Bovendien is er juist in deze jaren zooveel gebeurd, dat de beoordeeling nog moeielijker maakt. In '34 duurde de in '30 ingezette wereldcrisis nog onverflauwd voort in Italië. Kort daarop kwam de Abessijnsche oorlog met zijn, diep in het economische | |||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||
leven ingrijpende sancties. En toen dit was afgeloopen, wierp de oorlog, die thans woedt, zijn schaduwen reeds vooruit. Onder deze omstandigheden is het gevaarlijk gevolgtrekkingen te maken uit het optreden der Corporazioni. Een anti-fascist heeft geschreven, dat Italië een revolutie had gemaakt om te bereiken, dat de treinen op tijd aankomen. Het onloochenbare, door alle toeristen geconstateerde feit van de thans regelmatige treinenloop is ontegenzeggelijk kenmerkend voor de sterk veranderde geest van het volk. Zin voor orde en tucht zijn niet de voornaamste deugden van de Italiaan. In '22 waren zij nauwelijks meer aanwezig. Dat de fascistische omwenteling in dit opzicht wonderen heeft gedaan, vooral onder de jeugd, wordt vrijwel algemeen toegegeven. Evenzeer kan worden vastgesteld dat het Fascisme Italië tot grootere eenheid heeft gebracht. Ook in dit opzicht heeft het belangrijke verbetering te boeken, gelijk reeds is opgemerkt. Een derde onderwerp, dat de aandacht trekt ook van de vreemdeling, vormen de reusachtige openbare werken, welke zijn uitgevoerd. Een werk als de drooglegging van de Pontijnsche moerassen, de plannen mogen dan pre-fascistisch zijn, is, nadat er eeuwen lang over gepraat en geschreven was, in weinig jaren tot stand gekomen. Er zijn ook andere belangrijke ontginningen ter hand genomen en uitgevoerd, de ontbossching wordt tegengegaan, en van dezen aard is er nog veel te noemen. Het is merkwaardig, dat zelfs een tegenstander van de fascistische beginselen als de Franschman R. Pré, het corporativisme crediteert voor deze ontginningen. De Corporazioni hebben hier de leiding, merkt hij opGa naar voetnoot1). Ik zou eerder geneigd zijn de uitvoering van zulke werken als een der voordeelen van de dictatuur te beschouwen. Onder een dictator toch wordt vlugger gewerkt dan in een demokratisch bestuurd land. Tal van kleine moeielijkheden, die zoo vaak groote werken tegenhouden, bestaan voor hem niet. In de besteding van 's Lands gelden gevoelt hij zich vrijer. En zoo zou ik evenmin de andere genoemde verschijnselen aan de invloed der Corporazioni durven toeschrijven. De verbeterde treinenloop, zoomin als de grootere tucht of 's Lands eenheid. Ik kan mij voorstellen, dat dit alles ware bereikt zonder dat ooit | |||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||
één Corporazione had vergaderd. In het boek van BottaiGa naar voetnoot1) wordt gewezen op de zegenrijke gevolgen van zekere overeenkomst, door een tweetal Confederazioni gesloten met het oog op de bieten-oogst van een bepaald jaar. Men kan aannemen dat het stelsel hier goed heeft gewerkt, zonder aan dit ééne feitje gewicht toe te kennen bij de beoordeeling van het stelsel in zijn geheel. Moet dan volstaan worden met de opmerking, dat over dit stelsel, gezien de korte werking, in onregelmatige tijden, nog niets te oordeelen valt? M.i. kan er wel iets worden vastgesteld. Het heeft over de geheele wereld de aandacht getrokken, dat sedert de omwenteling in Italië geen arbeiders-onlusten hebben plaats gevonden. Opgetreden in een tijd, dat het er naar leek alsof spoedig meer zou worden gestaakt dan gearbeid in Italië; staande tegenover aaneengesloten arbeiders-bevolkingen, als vooral bij de nijverheid in het Noorden des lands te vinden zijn; in jaren van betrekkelijke voorspoed, zoowel als van de daarop gevolgde groote druk; is het fascistische bewind er in geslaagd zijn verbod van staking en uitsluiting te doen eerbiedigen. Het heeft op zekere dag, met handhaving van dit verbod, een algemeene loonsverlaging met 20% doorgezet. Dit op rekening van de dictatuur te schrijven, acht ik onjuist. Met bajonetten alleen wordt de orde niet zoo vele jaren onder een ontevreden arbeiders-bevolking gehandhaafd. Het verschijnsel is veel meer samengesteld en ik geloof, dat hier iets op de credit-zijde van de rekening van het corporatieve stelsel kan worden geschreven. Het stakings-verbod dagteekent van het begin der omwenteling, de Corporazioni werden eerst in '34 ingesteld. Ja, doch het corporatieve beginsel heeft het Italiaansche fascisme van het begin af doortrokken. Het heeft de maatregelen van de Regeering beïnvloed lang voordat de Corporazioni bestonden, en ik meen dat aan de uitwerking hiervan een groote beteekenis voor de rust in de arbeiders-wereld valt toe te kennen. Het is door velen opgemerkt, dat de verhouding werkgever-arbeider in Italië een andere is geworden. Wanneer de Fransche schrijver Eccard verklaartGa naar voetnoot2): ‘un des grands avantages du régime actuel, c'est d'avoir supprimé la lutte des classes’, dan blijve dat woord ‘supprimé’ voor zijne | |||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||
rekening, maar acht ik een grond van waarheid aanwezig. Diezelfde arbeiders-massa, die in '21 en '22 kookte en ziedde, fabrieken bezette en allerlei buitensporigheden bedreef, heeft zich sedert dien gevoegd in een stelsel, dat er op ingesteld is werkgever en -nemer te doen samenwerken. Merkwaardig is vooral, hoe de Italiaansche arbeider aanvaard heeft de gedwongen indeeling bij de van Overheidswege ingestelde organisaties. Van vrijheid van organisatie is in Italië geen spoor meer en over dit punt heb ik nooit klachten gevonden of vernomen. Door de vak-belangen nummer één te plaatsen, is het blijkbaar mogelijk gebleken de verschillende stroomingen tot samenwerking te brengen. Is trouwens de vrijheid van organisatie altijd een feit in de demokratische landen? Er behoeft nog geen ‘closed shop’ te bestaan, zooals in sommige Amerikaansche bedrijven, om de arbeider feitelijk te dwingen tot toetreding tot een vakvereeniging, met welker beginselen hij niet instemt. Indien het juist is, zooals naar mijn overtuiging het geval is, dat het corporatieve stelsel een geest van samenwerking heeft weten te stellen in de plaats van strijd, zal men moeten toegeven dat hier iets zeer belangrijks is gewrocht. In hoeverre de Camera dei Fasci e delle Corporazioni iets zal bereiken, evenals al wat de politieke vraagstukken van het Fascisme betreft, blijft hier buiten beschouwing. De minder aan de oppervlakte komende, maar veel dieper werkende invloed, die het corporativisme op de geesten uitoefent, is een verschijnsel dat op zichzelf merkwaardig genoeg en waard is in zijn verdere ontwikkeling te worden gevolgd.
's Gravenhage, December '40 J. Patijn |
|