De Gids. Jaargang 104
(1940)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Aanteekeningen en opmerkingenEen ConferentieIn de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort - deze ideale verblijfplaats voor allen, die een harmonische gedachtenwisseling met gelijkgezinden beoogen - is in de laatste jaren reeds herhaaldelijk een studieconferentie bijeengekomen, die den naam ‘Klassieke Oudheid’ draagt en die zich de gezamenlijke bestudeering van onderwerpen uit de Grieksche en Romeinsche cultuur ten doel stelt. Deze bijeenkomsten waren aanvankelijk uitsluitend bestemd voor classici en het is daardoor begrijpelijk, dat zij tot dusver geen noemenswaarde aandacht in ruimeren kring hebben getrokken. Daarin is echter dit jaar een aanmerkelijke verandering gekomen. Als onderwerp was namelijk gekozen Antieke en Moderne Kosmologie en de cursus was zoo opgezet, dat de voornaamste phasen, die het kosmologisch denken in de ons toegankelijke tijden heeft doorloopen, alle aan de orde werden gesteld. Er was een voordracht over de kosmologische opvattingen van de Aegyptenaren en de Babyloniërs, twee over de Grieksche, een over de Middeleeuwsche en een over de periode van Coppernicus tot Newton, terwijl ten slotte in twee afzonderlijke lezingen de denkbeelden werden behandeld, die op dit gebied in de hedendaagsche physica en astronomie bestaanGa naar voetnoot1). Het veelzijdige programma had een deelnemerspubliek gelokt, dat weliswaar in hoofdzaak uit classici bestond, maar waaronder | |
[pagina 98]
| |
toch ook verscheidene wis- en natuurkundigen voorkwamen. Deze gemengde samenstelling van het auditorium, gevoegd bij het feit, dat van de zeven voordrachten slechts twee aan de Klassieke Oudheid waren gewijd, heeft bij sommige classici de vraag doen rijzen, of op deze wijze het doel, waarmee de conferentie oorspronkelijk was ingesteld, nog wel in voldoende mate tot zijn recht zou kunnen komen. De vraag was begrijpelijk en bij eerste beschouwing scheen zij zelfs voor geen ander dan een ontkennend antwoord vatbaar te zijn. Toch drong bij nader inzicht ter conferentie wel de overtuiging door, dat, al mocht dan ook de gevolgde opzet minder dan in andere jaren tot verdieping en uitbreiding van de kennis der klassieke cultuur als zoodanig leiden, ditmaal een ander resultaat bereikt werd, dat voor de waardeering van die cultuur van niet minder belang moet worden geacht. Het Grieksche denken verscheen hier namelijk niet als een in zichzelf afgesloten en in den tijd geïsoleerd verschijnsel, maar het werd beschouwd als de voedingsbodem voor de latere historische ontwikkeling. Deden de denkbeelden der voor-Helleensche kosmologieën nog aan als vreemde overblijfselen uit een voor goed voorbij gegaan verleden, waarvan men met belangstelling en piëteit kennis neemt, maar waarin men zich toch nauwelijks meer kan verplaatsen, in de Grieksche opvattingen vond men de grondslagen, waarop de wetenschappelijke beoefening van de leer van den kosmos in latere tijden zou voortbouwen en ontwaarde men de krachten, welke haar tot verderen groei zouden inspireeren. Dat men dit niet slechts op gezag van anderen behoefde na te zeggen, maar het als het ware zelf beleefde, was een verwerving, waarvan de waarde niet hoog genoeg kan worden aangeslagen. Wanneer immers de studie van de klassieke talen en de klassieke cultuur ook voor onzen tijd nog aanspraak maakt op een essentieele plaats in de opvoeding van het jongere geslacht en in den belangstellingskring der ouderen, dan kan die aanspraak niet beter worden ondersteund dan door telkens weer in het licht te stellen, hoezeer ons tegenwoordig denken met dat der Ouden in een ononderbroken historischen samenhang staat. Men kan natuurlijk zich bij de beoefening van tal van hedendaagsche wetenschappen van historische beschouwingen onthouden; het kan om practische redenen zelfs gewenscht zijn, dit te doen. Maar, | |
[pagina 99]
| |
zet men eenmaal een voet in het verleden, dan komt men in den regel niet tot rust, voordat men bij de klassieke cultuur is aangeland; wie niet al te radicaal is in zijn historisch verlangen vindt daar dan echter ook wel het ware land van herkomst; in het bijzonder herkennen de beoefenaren van de wis- en natuurkunde en van de wijsbegeerte in Hellas steeds weer hun geestelijk vaderland; dit algemeene inzicht werd door de Amersfoortsche conferentie op het speciale terrein der kosmologie bevestigd. Door dit vast te stellen, heeft men echter de waarde der bijeenkomst nog niet voldoende bepaald. Die waarde bestond voor een niet gering deel ook hierin, dat het samenzijn in staat bleek, vertegenwoordigers van verschillende faculteiten te vereenigen tot een homogene groep, waarin de verscheidenheid van studierichting niet tot miskenning, maar integendeel tot hoogere waardeering van anders gerichte denkwijzen aanleiding gaf. Het universitaire ideaal, een geestelijke vorming te geven, waarin de beheersching van het eene speciaal beoefende vak een principieel inzicht in den aard en de waarde der andere wetenschappen niet in den weg staat, bleek bij de hier vereenigden tot op groote hoogte verwezenlijkt te zijn. De aandacht, waarmee de aanwezige classici de voordrachten over de moderne natuurwetenschap volgden, was er evenzeer een bewijs van als de herhaalde besprekingen, die door classici en mathematici over de nieuwere ontwikkeling der logica werden gehouden. Men moet dan ook hopen, dat de leiding van de conferentie ‘Klassieke Oudheid’ in de ervaringen, die dit jaar zijn opgedaan, aanleiding zal vinden, op den ingeslagen weg voort te gaan. Wanneer zij er in slaagt, andere onderwerpen van actueel belang te vinden, waarvan de historische ontwikkeling terugreikt tot in de klassieke cultuur, zal zij èn voor de waardeering der klassieke oudheid èn voor de bevordering van den samenhang der faculteiten nuttig werk doen, door deze onderwerpen op soortgelijke wijze tot studiethema te maken als dit jaar met de kosmologie geschied is. Zij kan zich daarbij gelukkig prijzen, dat haar in de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort een omgeving ter beschikking staat, die voor het welslagen van haar plannen alle denkbare waarborgen biedt. Ieder, die hier ooit een conferentie heeft meegemaakt, zal weten, hoezeer zoowel de rustige | |
[pagina 100]
| |
ligging der school in een boschrijke omgeving als de harmonische sfeer, die haar leider, Prof. Mennicke, weet te scheppen, aan de onderlinge verstandhouding der deelnemers ten goede komt en hun concentratie op het te behandelen onderwerp bevordert. De instandhouding van deze instelling moet dan ook, vooral in moeilijke tijden als die wij thans beleven, als een hoog cultureel belang worden beschouwd.
E.J.D |
|