leding komen zij onvoldoende tot hun recht, flonkersteenen gelijk, die uit de schaduw naar het licht geschoven willen worden voordat zij het volle genot hunner schittering bieden. Het werk van Staring, zooveel ‘dicht-kunst’ in elken zin van het woord, maar zoo weinig ‘poëzie’ in den modernsten, vraagt door zijn aard om verstandelijke ontleding en bevredigt haar. Dit beteekent dat zij vooral een recht begrip van den Nederlandschen zinsbouw en van de wetten der dichterlijke woordschikking als een middel tot schoonheidsopenbaring aanwendt. Het is dan ook heel goed, dat Staring op school wordt gelezen en het is heel verkeerd, indien men hem om nieuwere dichters verwaarloost. Want het is beter, dat scholieren goed Nederlandsch leeren dan dat zij zich op jeugdigen leeftijd laten leiden door de subjectieve gemoedsbewegingen van buitengewone individuen. Onderwijs, dat voor de toekomst waarde wil hebben, moet eenigszins conservatief zijn.
De poëzie vraagt vandaag echter datgene, wat Staring slechts bij uitzondering bood, en wat hij overvloedig gaf, laat haar op het oogenblik onverschillig. Zij vreest het vernuft als een vijand van het waar gevoel en de eenvoudige beschrijving als de vijandin van den persoonlijken indruk. Zij is voor den dichter een middel geworden om datgene te zeggen, waarin hij zich verscheiden acht van andere menschen. Staring is een gezelschapsdichter en zoekt naar het gemeenzame. Hij schrijft bij het haardvuur, en veronderstelt dat hij daar niet alléén zit. In al zijn werk voelt men de kamerwarmte, die het gesprek tusschen vrienden doorprikkelt. Ook hierdoor is het bijzonder geschikt om in den kleinen kring van leeraar en leerlingen besproken te worden. Bij het gezamenlijk behandelen van deze dichtkunst begrijpt men elkaar. Ze levert haar schoonheid minder gaarne uit aan de eenzame ziel dan aan het vertrouwelijke gezelschap.
De reden, waarom zij tegenwoordig te weinig gewaardeerd wordt, ligt niet zoozeer bij haar als bij het gemis van een beschaafd letterkundig gezelschapsleven in Nederland. Staring schrijft kamermuziek. De muziek bleef goed, maar de kamers werden te leeg.
Hernieuwde liefde voor de poëzie van Staring zal mogelijk worden, wanneer degenen, die de schoonheid beminnen, elkander meer zoeken. De waardeering voor zijn werk is niet alleen een graadmeter van den letterkundigen smaak, maar van de vat-