Nederlandsche wis- en natuurkundige vaktaal, die inderdaad tot een eigen beschavingsinstrument zou worden en hier, niet in het Burgherlick Leven, treft men die vele uitmuntende door hem gevormde termen aan, die, als evenwicht en evenredigheid, tot een onvervreemdbaar bezit van ons taaleigen zijn geworden en waarin zijn werkzaamheid naamloos is blijven voortleven.
Het trekt de aandacht, dat de uitgevers ook dit heel goed weten. ‘Zijn vertalingen in het Burgherlick Leven’, schrijft Prof. Overdiep, ‘zijn niet zoo talrijk, en ook niet zoo belangrijk, als die in zijn wiskundige werken. Het is ook opmerkelijk, dat er betrekkelijk veel bij zijn, die niet in ons taaleigen konden beklijven.’
Dit is wel een merkwaardige aanvulling van de bekentenis, die we mevr. Romein hoorden doen! Het uitgegeven geschrift bleek ontoereikend en onrechtvaardig voor de beoordeeling van den mensch en den geleerde; en nu blijkt het als taalmonument ook al niet het beste te zijn, wat men in Stevin's werk kon aantreffen. Maar opnieuw: waarom is het dan eigenlijk gekozen?
Men zal nu begrijpen, waarom we voor de eerste daad der Stichting, bij alle sympathie voor haar voornemens, niet meer dan een getemperde voldoening kunnen uiten. De Stichting vervolgt een schoon doel, maar haar werk zal pas een waarlijk nationale beteekenis verkrijgen, wanneer zij haar taak, het geestelijk verleden van ons volk te doen herleven, zoo ruim opvat, dat alle gebieden van cultureele activiteit onder haar aandacht vallen.
We citeerden reeds eenige malen de inleiding, die mevr. Romein voor het Burgherlick Leven schreef; hierin gaan aan een heldere en lezenswaarde karakteristiek van den inhoud van het werkje enkele beschouwingen over Stevin's leven en werkzaamheid vooraf, die tot een drietal min of meer kritische beschouwingen aanleiding geven.
De eerste betreft de mededeeling, dat Stevin ‘het eerste bruikbare schriftstelsel’ voor de algebra zou hebben ontworpen. Het staat te vreezen, dat mevr. Romein in een moeilijk parket zou komen te verkeeren, als zij deze bewering eens waar moest maken. Het is bekend, dat de notatie, die Stevin in algebraïsche vergelijkingen toepast, in zooverre een verbetering beduidt ten opzichte van het in de 16de eeuw veelal toegepaste kossische systeem, dat hij de opvolgende machten van de onbekende niet