Stem uit de redactie
Koninklijk prerogatief. - Er is in sommige dagbladen aanmerking gemaakt op de door H.M. de Koningin aan Staatsraad Koolen gegeven opdracht tot het vormen van een Kabinet. De keuze van Mr. Koolen zou niet in overeenstemming zijn geweest met de beginselen eener parlementaire monarchie en de Katholieke Staatspartij zoude met recht hebben mogen verwachten, dat Hare Majesteit een voor de opvattingen dier partij meer ‘representatief’ katholiek met de kabinets-formatie had belast.
Het is tegen deze opvatting, dat wij meenen ons met kracht te moeten verzetten. De keuze van den kabinetsformateur en de formuleering van de hem te verstrekken opdracht zijn bevoegdheden, prerogatieven, van de Kroon, welker ongerepte handhaving voor het functioneeren van ons staatsherstel van het allerhoogste gewicht moet worden geacht. Zij vormen de wijze bij uitstek, waarop de Kroon, binnen de grenzen eener strikte constitutionaliteit, eigen inzichten in het staatkundig leven van het Koninkrijk tot gelding vermag te brengen. Het is het onvervreemdbaar recht van het Parlement het eenmaal tot standgebrachte kabinet zijn vertrouwen te onthouden, maar het is evenzeer het onvervreemdbaar recht van de Kroon Háár vertrouwen te schenken aan wien Zij daartoe verkiest. Alleen zóó wordt verzekerd, dat het Kabinet ten slotte steunt op het vertrouwen van Kroon èn Parlement beiden, zonder welken dubbelen steun geene Regeering met vrucht arbeiden kan.
Dit is één punt. Onmiddellijk daaruit volgt echter nog iets anders. De Koning is onschendbaar, alleen de Ministers zijn verantwoordelijk. De formuleering van de opdracht tot kabinetsformatie en de keuze van den formateur zijn echter daden, welke de Koning alléén, zonder medewerking van eenigen minister,