In een lijst van Duitsche origine - uit den vermaledijden objectieven, Marxistisch-Hussitischen tijd (of hoe dat in het tegenwoordige jargon moge heeten) - vindt men de volgende opgave:
Van 1650 tot 1680 werkten er in Praag zeven Noordelijke architecten (niet allen Duitschers) tegen achtentwintig Italiaansche. Omtrent 1700 zijn de aantallen even groot en daarna eerst slinkt de Italiaansche kolonie allengs. Doch zóó groot was oorspronkelijk de macht der Italianen, dat de Duitsche collega's eerst tot hen in ondergeschikt dienstverband moesten treden, alvorens zelf opdrachten te kunnen krijgen. Dat ervoeren de Dientzenhofers en Leuthner, die later oppervestingbouwkundige werd, maar eerst met Italianen aan het Czerninpaleis bouwde. Van Oostenrijkschen, eigenlijk van Nederlandschen oorsprong, doch van Italiaansche scholing was tenslotte Fischer von Erlach, met zijn Paleis-Clam-Gallas. Wat is nu Praag? Moest er niet feitelijk de spilbroeder heerschen?
Suggestie tot associatie. - Het is soms verwonderlijk om te zien, hoe zaken die in wezen één zijn door ver van elkaar verwijderde plaatsing, in één dagblad uiteenvallen, maar door een toevallige wijze van het openvallen eener krant weer naast elkaar komen te liggen.
Dit geschiedde dezer dagen, toen onverwachts een foto van het nieuwe gemeentehuis van Alphen aan den Rijn kwam te liggen naast een advertentie van zekere ‘binnenhuistoonkamers’.
‘Over de architetonische waarde van het stadhuis’, zoo stond onder de afbeelding te lezen, ‘zullen de meeningen vermoedelijk uiteenloopen, maar het valt stellig niet te ontkennen, dat hier een gebouw van beteekenis is opgetrokken....’
Ook over de reclamemededeeling, dat de gothiek de klassieke stijl bij uitnemendheid is, zullen de meeningen vermoedelijk wel uiteenloopen, maar evenmin zal het stellig te ontkennen zijn, dat het Alphensche raadhuis, wil het ‘in stijl’ blijven, voortreffelijk gemeubeld zal kunnen worden uit b.v. eenige der ongetwijfeld bestaande ‘Oud-Hollandsche’ voorbeelden uit de honderd toonkamers.