De Gids. Jaargang 103
(1939)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Eerste deel]Durk van Blom
| |
[pagina 2]
| |
boek ‘studiën’ noemt, en het daarboven uitdrukkelijk uitspreekt, ‘dat van een bijbelsche of christelijke sociologie in strikten zin niet kan worden gesproken’. Het roer om (1911 III 80), bestrijding van minister Kolkman's protectieplannen. - ‘Belastingen zullen worden geheven, niet ter bevordering van het algemeene welzijn maar ter koestering van particuliere belangen. Want de verbruiker betaalt voor uitlandsche waar belasting aan de schatkist, maar voor inlandsche, door de protectie in prijs gestegen, aan den landgenoot. Dat goede relaties in Den Haag geldelijk voordeel beloven, zal spoedig van algemeene bekendheid zijn, tot schade van onze politieke zeden’. De pisangs van de West (1913 II 537), naar aanleiding van Smidt's ‘Suriname en Nederland’. - ‘Geen plant helaas is in de schaduw der surinaamsche bacoven zoo tierig opgeschoten als het geheim.... Het kolonisatie-vraagstuk is voor Suriname méér dan een incident, het is zijn levensprobleem zelf’. L.W.J.K. Thomson (1914 III 192). - ‘De dood van Thomson vóór Durazo is meer dan het eervol sneuvelen van een verdienstelijk en moedig nederlandsch officier in vreemden krijgsdienst. Het is het jammerlijk-ontijdig einde van een stuwen werkkracht, met veelzijdige begaafdheid verbonden, als slechts bij enkelen wordt aangetroffen, van een loopbaan op de middaghoogte des levens die nog rijke verschieten vertoonde. Het is de nekslag van vele en veler verwachtingen, gebouwd op zijn persoonlijkheid. Voor Albanië. Maar ook voor Nederland: een zoo goed vaderlander als Thomson zou niet voorgoed in den vreemde gebleven zijn’. Een les van veertig jaar (1914 III 482). - Wetje-van Houten op den kinderarbeid, in het Staatsblad verschenen op 13 Sept. 1874. ‘Langs welke lijnen en tot welke hoogte heeft sindsdien onze wetgeving op den arbeid zich ontwikkeld?.... Historisch is de taak der parlementen tweeledig: behandeling van grieven (wat insluit contrôle op de regeering in vollen omvang) en wetgeving.... Het is niet twijfelachtig, welke der beide taken van het nederlandsche parlement het loodje dreigt te leggen: die der wetgeving. Werkt dit proces door, dan worden de Staten-Generaal, dan wordt met name de Tweede Kamer, met het jaar ongeschikter voor wetgevenden arbeid. Of zij het wil bekennen | |
[pagina 3]
| |
of niet.... Voorzooverre zij zich de waarheid ontveinst, zal zij gebrekkig werk leveren, dat dan de bestuursmaatregelen tot taak zullen hebben, zoo goed en kwaad het gaat, bij te werken....’ Oorlogs-economie (1914 IV 560), met twee vervolgstukken. - ‘Die ganze Balkanfrage materialisiert sich in dem Serbischen Schwein’ (zegt Hermann Wendel in ‘die Neue Zeit’ van 11 Oct. 1912).... Servië fokt varkens. Het kan exporteeren langs den Donau naar de Zwarte Zee, door vreemd gebied, of over land naar Saloniki, eveneens door land van een buurstaat, omwegen beide die de kosten van uitvoer verzwaren. Liefst zou het zijn teveel aan beesten leveren aan wie het gaarne als zijn natuurlijken afnemer beschouwt, zijn overbuurman aan den noordelijken Donauoever. Maar daar juist stuit het op de hongaarsche grootgrondbezitters, varkenfokkers zelf, wier politieke invloed voldoende is om de grenzen voor servischen aanvoer gesloten te houden. Vandaar de drang naar een eigen haven.... Een eigen haven echter maakt niemand Servië cadeau. Het moet ze veroveren.... In dit licht nu bezie men de groot-servische propaganda.... Maar twee kapitalisten, mits elk uit een ander land, behoeven elkaar te ontmoeten, of het is naar twee vreemde hoofdsteden dat om politieke inmenging wordt verzocht. En de deur naar het slagveld en den zeeslag gaat open.... Economische bespiegelingen als deze zijn voor de toekomst van ons menschengeslacht weinig troostrijk. Als troostgrond echter zijn zij ook niet bedoeld. Alleen als poging tot gedeeltelijk doen begrijpen... Met wegdoezeling van onaangename waarheden is niemand gediend’. Tien December (1915 I 276), 10 Dec. 1914 namelijk introduceerde Treub in de Tweede Kamer zijn belastingplannen. - ‘De leider onzer onder landsfinanciën beseft ten volle, dat in de komende jaren, als de oorlog zal hebben uitgewoed, maar uitgewerkt niet, een buitengewone inspanning onze plicht zal zijn en dat een diep ingrijpende hervorming van het belastingwezen hiertoe onvermijdelijk is. De groote lijnen dier hervorming trok hij reeds en deelde ze de Kamer mede’. Ondergrondsch Indië (1916 I 181). - ‘Het is onmogelijk om opvattingen van adatrecht, die onder- en bovengrond één laten, naar de letter te eerbiedigen. Dit slag opvattingen verdraagt zich uitsluitend met primitieven mijnbouw.... Dit adatrecht moet | |
[pagina 4]
| |
dus, naar de letter, aan kant. Maar deze, zijn vitale, grondgedachte kan behouden blijven: de mijnrijkdom van onze koloniën kome aan onze koloniën zelve ten bate. Dit kan geschieden door ontginning van gouvernementswege. Gouvernements-ontginningen zijn echter het eenig middel niet. Want in volmaakt denzelfden gedachtengang laat zich daarnaast een stelsel van ontginningen door particulieren bepleiten, mits dezen maar een aanmerkelijk deel van hun winst aan het land offeren’. Memoranda (1916 IV 150). - ‘Gaat de europeesche beschaving ten leste ontbreken, een amerikaansche of een oost-aziatische zal haar vonnis kunnen strijken’. Van zee tot meer en land (1917 II 124); Zuiderzeeplan. - ‘Zal het plan zichzelf kunnen bedruipen? Bij een particuliere onderneming zou deze vraag op den voorgrond der belangstelling staan. Zij verliest aan beteekenis, nu het een staatswerk geldt.... Wat voor berekening vatbaar is, berekene ook de staat. Juist omdat op zijn slotbalans allerlei zal voortkomen, waar de droogmakerij uit particuliere winzucht niet van droomt....’ De revolutionaire massa-actie (1918 IV 459), naar aanleiding van een gelijknamige studie van Henriëtte Roland Holst. - ‘De revolutie naast de deur.... Een minderheid, die sinds jaar en dag aanraking heeft met geestverwanten over de grens, zou blijde haar komst begroeten.... Een forsche meerderheid daarentegen is van revolutie wars; op dit stuk werd zij met verblijdende snelheid één.... Een eenheid tot afweer; verstevigt zij zich niet als eenheid tot opbouw, zij zal beneden haar taak blijven....’ Socialistische crisis (1920 II 97). - ‘De wereld staat anders tegenover het socialisme dan zij stond in het eerste halfjaar van 1914, en het socialisme staat anders tegenover de wereld dan het zes jaar geleden stond. Beide maken een crisis door. De wereld eene, die sterk in het teeken van het socialisme staat; het socialisme eene, die staat in het teeken van zijn verwereldlijking....’ Zuiderzee-nieuws (1923 III 429). - ‘De Zuiderzee-werken in hun jonge jaren...., hoevele Nederlanders kwamen er hoogte van nemen? Het is of Wieringen een onbereikbaar oord is....’ De gave gulden (1924 I 179). - ‘Het is ergerlijk de wartaal te hooren verkondigen, dat de gaafheid van den gulden is een | |
[pagina 5]
| |
kapitalisten-belang. Het is een volksbelang van de eerste grootte....’ Socialistische zorgen (1924 I 414). - ‘Politiek had het socialisme weinig fortuin sedert een jaar of tien: machteloosheid bij het begin, schijnbare voorspoed om en bij het eind van den oorlog, spoedig (ook in Rusland) door een scherpe inzinking gevolgd. En wat zijn wetenschappelijk stelsel, het marxisme betreft: onder velen zijner aanhangers een sterk gevoel van onvoldaanheid, dat in pogingen tot reconstructie zich uit....’ De Haarlemmermeer (1925 III 132), naar aanleiding van Ter Veen's ‘De Haarlemmermeer als kolonisatiegebied’. - ‘De Meer-geschiedenis was en is een geschiedenis van conflicten. Strijd tusschen mensch en water, tusschen heeren en boeren, tusschen groote en kleine bezitters, tusschen “hooglanders” (die een hoog waterpeil wilden) en “laaglanders” (die een laag begeerden), tusschen de schipperij (die bruikbare vaarten eischt) en den landbouw (die, na de overwinning der laaglanders, vasthoudt aan het lage waterpeil), tusschen geldschieters en geldnemers, tusschen boeren en boere-arbeiders. Sinds op 7 Juni 1848 de droogmaking wordt aangevat tot het huidig oogenblik is er strijd geweest. Van karakter verandert deze strijd, maar blijven doet hij....’ Het internationale vraagstuk voor studenten besproken ten tijde van de onderteekening der verdragen van Locarno (1926 I 31). - ‘De oorlog en zijn afloop hebben de wereld niet radicaal veranderd...., de oude oorzaken, waardoor de volken elkander noodig hadden, zochten en ontmoetten, waardoor zij langs elkander schuurden en wreven en waardoor het dan ook bij misschien maar geringe aanleiding tot onderlinge botsing komen kon, zijn onverzwakt nog steeds aanwezig....’ Inzake overheidsbemoeiing (1926 II 129), naar aanleiding van een rapport terzake, uitgebracht door de heeren Posthuma, Crena de Iongh, van Welderen Rengers, van Hettinga Tromp, Plate en Josephus Jitta. - ‘De zes mannen van “Nijverheid”, door hunne Maatschappij in commissie gesteld tot onderzoek van de verschillende klachten over de organisatie van wetgeving en overheidsbeheer, moeten, zoodra hun rapport klaar lag, hebben begrepen, dat zij tegenstand gingen ontketenen. Alvast doordat zij een aantal vragen lieten rusten.... Zij stelden zich | |
[pagina 6]
| |
onmiddellijk bloot aan het verwijt, dat zij de ziekte, waartegen zij medicijn zochten, aan de oppervlakte van ons politieke leven meenden te kunnen vinden, terwijl de kwaal mogelijk dieper zit, in de grondslagen zelf van ons staatkundig stelsel.... De vraag is niet, of het voorgestelde menschelijkerwijze volmaakt is; zij is deze of het beter is dan de bestaande toestand, welks onvolmaaktheid door haast ieder wordt erkend, maar waaraan men gewend is geraakt en die dus minder opvalt dan een gloednieuw plan....’ De jongste faze onzer handelspolitiek (1927 I 187). - ‘De vrijhandelaar, die den vreemden handelsman als leverancier en als klant beide begroet en reeds uit zuiver eigenbelang hem allen voorspoed wenscht, ziet tusschen het nationale en het internationale aspect in beginsel geen strijdigheid. De protectionist destemeer. Hem is de vrijhandelaar een idealistisch cosmopoliet.... Het tarief-Colijn heeft onze sinds ongeveer driekwart eeuw dalende tarievenlijn lichtelijk naar boven omgebogen, den waren protectionist lang niet hoog genoeg, maar dan toch in de door hem gewenschte richting....’ BoddersGa naar voetnoot1) yn de Fryske strüd (1927 I 294), naar aanleiding van een gelijknamig artikel van Wumkes. - ‘Dr. Wumkes neemt er aanstoot aan dat de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verleden jaar besloot, van mededinging naar haar prijs voor het beste letterkundige nederlandsche werk de schrijvers in het friesch uit te sluiten op overweging dat het friesch is “een eigen taal”. “Ach” - zegt Wumkes dan - “van hoogerhand zou men onze taal wel willen slijten; men is er verlegen mee in het staatsverband....” Nog afgezien van het nuchter feit, dat de letterkundigen, die keuren voor “Letterkunde”, het friesch plegen niet te verstaan en dus zijn letterkundig gehalte niet kunnen beoordeelen, had dan dr. Wumkes het friesch willen zien aangemerkt als een der vele nederlandsche dialecten?.... Heel wat beter dan hij heeft Kalma het standpunt van “Letterkunde” begrepenGa naar voetnoot2): de Maatschappij heeft het eenige goede besluit genomen; staatkundig moge het friesch, als gesproken in Nederland, een nederlandsche taal zijn, taalkundig is het dit niet; | |
[pagina 7]
| |
alleen met den taalkundigen, niet met den politieken toestand had “Letterkunde” te rekenen....’ Van Marx tot De Man (1928 II 81), naar aanleiding van Hendrik de Man's ‘Psychologie van het Socialisme’. - ‘In tijden verscheen er niet een voor het socialisme zóó gevaarlijk boek’. Rijk en gemeenten (1929 II 373). - ‘Ons vraagstuk van de geldelijke verhouding tusschen een oppermachtig rijk en afhankelijke gemeenten bestond vroeger niet. Kòn niet bestaan. Wat wèl bestond leek meer op het tegendeel: de landsvorst afhankelijk van den gemeenten goedgeefschheid. Eerst als de rijkskoepel zich strakker en strakker is gaan spannen en hieronder de gemeenten nog slechts kunnen ademen bij rijks-genade, pas dan zijn de voorwaarden voor het ontstaan van ons vraagstuk vervuld....’ De Amelandsche troebelen onder Marijke-Moai (1929 III 366). - ‘Het eiland behoort dan nog niet tot Nederland. Eerst een kleine driekwart eeuw later, na den val van het Stadhouderschap in 1795, zal het zonder veel ophef bij eenvoudige inbeslagneming worden ingelijfd, een vermeerdering van vaderlandsch gebied, waarvan onze geschiedboeken plegen te zwijgen’. De Zuiderzee-werken (1931 IV 397). - ‘Mooi en dankbaar werk had het kunnen zijn, juist in deze maanden nu een principieel Zuiderzeedebat in de Tweede Kamer op komst is, met de twijfelmoedigen en de lauwen, maar vooral met de tegenstanders, over eenige Zuiderzee-vraagstukken die thans tot de actueelste behooren, ietwat uitvoerig in het krijt te gaan. Maar de regeering die duisternis liet over deze wateren, heeft dit verijdeld. Haar treft de volle schuld, dat het parlementair debat onvoldoende zal zijn voorbereid. Magerder toelichting dan zij verstrekte op haar Wieringermeer-plannen zoowel als op haar voornemen om na voleindiging van afsluitdijk en Wieringermeerpolder de verdere inpolderingen op te schorten, is moeilijk denkbaar’. IJselmeer-vraagstukken (1933 III 119). - ‘Onder de vele goede dingen die het land van het kabinet-Colijn verwacht, behoort de beraden en vastberaden voortzetting van het IJselmeer-werk. Hierbij staat het aanpakken van den Urkerpolder vooraan’. De Fryske Akademy (1938 III 213). - ‘Het beschavings- | |
[pagina 8]
| |
gebied dat men friesch zou kunnen heeten, is een heel stuk grooter dan die eene nederlandsche provincie, welker inwoners voorstellen we, flink de grootste helft nog friesch spreken. Reden temeer om met het friesch als voertaal wat voorzichtig te zijn’.
Niet slechts de Leidsche hoogeschool, maar het gansche land mist van Blom noode. Wij Gidsredacteuren doen het bij uitstek. Hij was een eerlijk man in den hoogsten zin van het woord, en aan dezulken hebben wij nooit genoeg. Redactie |
|