| |
| |
| |
Asyl
Een van de oudste voorrechten, die aan de Gezanten zijn toegekend, is de onschendbaarheid van zijn woning. In een voortdurend streven om hun voorrechten zooveel mogelijk uitbreiding te geven gingen de Gezanten in vroeger eeuwen deze onschendbaarheid misbruiken door in hun woning bescherming te verleenen aan hen, die vervolgd werden door de gerechtelijke autoriteiten des lands. Deze gang van zaken werd in de hand gewerkt door de z.g. fictie van exterritorialiteit. Men beschouwde de woonplaats van den Gezant a.h.w. gelegen in zijn eigen land; volgens het beginsel der territorialiteit was dit gebied dan onttrokken aan de jurisdictie van de staat waarbij de diplomaat geaccrediteerd was, zoodat ieder die zich in het gezantschap bevond onbereikbaar was voor de rechterlijke instanties van de ontvangstaat.
De fictie der exterritorialiteit verwart doel en middel; het doel van de toekenning van onschendbaarheid aan de Gezant is hem een vrije en ongehinderde uitoefening van zijn werkzaamheden mogelijk te maken; een van de voorrechten, die hem tot dat doel worden verleend, is de toekenning van de onschendbaarheid van zijn woning, maar dat wil geenszins zeggen dat die woning niet langer tot het grondgebied van de ontvangstaat zoude behooren, zoodat ieder die zich in deze woning bevindt, zelfs onderdanen van de staat waarin zij gelegen is, aan het rechtsgezag van die staat zouden zijn onttrokken.
Reeds Hugo de Groot ontkent (de jure belli ac pacis, Lib. II Cap XVIII § 8) dat de gewoonte der Gezanten om hun huis als wijkplaats, als asyl, te gebruiken een regel van Volkenrecht zoude zijn; de uitoefening van het asylrecht hangt volgens hem geheel af van de wil van de souverein, waarbij de Gezant geaccrediteerd is. Op voetspoor van de Groot keuren de meeste
| |
| |
schrijvers over Volkenrecht in de 17de en 18de eeuw het asylrecht der Gezanten sterk af; Bynkershoek zegt zelfs (de foro legatorum Ch. XXI § 4) dat er nooit zoo iets onzinnigs is uitgevonden als het recht van asyl, dat aan de huizen der ambassadeurs verbonden wordt.
De praktijk was echter aan de opvattingen der schrijvers nagenoeg tegengesteld. In tallooze gevallen werd door de Gezanten een toevlucht verleend aan misdadigers en politieke vluchtelingen. Soms pretendeerden zij zelfs het geheele kwartier, waar zij woonden, aan de jurisdictie van de staat, waarbij zij geaccrediteerd waren, te kunnen onttrekken. Aangezien het recht van asyl slechts effectief kon worden uitgeoefend, indien door de staat waar de Gezant verbleef geen geweld werd gebruikt, speelde de verhouding met de zendstaat en diens aanzien een groote rol bij de afwikkeling van de talrijke conflicten waartoe het verleenen van bescherming aanleiding gaf. Herhaaldelijk deed zich bij het verleenen van asyl de zonderlinge toestand voor dat een staat in ernstige moeilijkheden geraakte met een andere staat terwille van de bescherming van een onderdaan van die staat, moeilijkheden die soms mede aanleiding waren voor een oorlog.
In de negentiende eeuw geraakte het verleenen van asyl aan misdadigers bijna geheel in onbruik; slechts aan hen, die wegens hun politieke opvattingen werden vervolgd, werd veelvuldig asyl verleend. Juridisch berust het verleenen van asyl aan politieke vluchtelingen op geen betere grondslag dan het verleenen van asyl aan misdadigers. Beide wijzen van bescherming zijn een inmenging in de binnenlandsche aangelegenheden van een vreemde staat, onvereenigbaar met diens souvereiniteit. Uit overwegingen van humaniteit wordt desondanks in sommige landen, in tijden waarin de plaatselijke autoriteiten geen voldoende bescherming kunnen verleenen, door de Gezanten van vreemde mogendheden aan politieke delinquenten nog herhaaldelijk asyl verleend.
Het begrip politiek delict is echter uiterst vaag; de autoriteiten, die de vluchteling met dood of gevangenisstraf bedreigen, hebben daar licht andere opvattingen over dan de Gezant, die de bescherming verleent.
Het recht van asyl voor politieke vluchtelingen berust op zoo zwakke juridische grondslag en geeft tot zooveel praktische
| |
| |
moeilijkheden aanleiding, dat het begrijpelijk is dat de meeste schrijvers over volkenrecht de instelling al evenzeer onrechtmatig en ondoelmatig vinden als het verleenen van asyl aan gewone misdadigers.
Dit neemt niet weg dat de herhaaldelijke toepassing van het asyl in Zuid-Amerika aldaar de behoefte van een algemeen erkende regeling van het vraagstuk levendig deed gevoelen. Verschillende pogingen om tot een zoodanige regeling te geraken stuitten af op de moeilijkheid dat de meeste Zuid-Amerikaansche staten, hoewel zij in de praktijk het asylrecht binnen zekere grenzen eerbiedigden, een uitdrukkelijke erkenning niet in overeenstemming achtten met hun waardigheid als souvereine staten. Een regeling kon dus alleen tot stand komen indien het asyl als feit werd aanvaard zonder dat in een beoordeeling van de volkenrechtelijke grondslag werd getreden.
Op deze basis regelden eenige Zuid-Amerikaansche staten in 1889 te Montevideo in het kader van een conventie over internationaal strafrecht enkele kwesties betreffende het asyl, die in de praktijk herhaaldelijk tot moeilijkheden aanleiding hadden gegeven (de Martens N.R.G. 2e serie XVIII, p. 435 Art. 17). Zij kwamen overeen, dat gewone misdadigers, die hun toevlucht in een gezantschap hadden gezocht, aan de plaatselijke autoriteiten moesten worden uitgeleverd; het recht van asyl voor politieke misdadigers zou worden geëerbiedigd, mits de betrokken diplomaat van ieder geval onmiddellijk kennis gaf aan de regeering, waarbij hij was geaccrediteerd. Deze kon eischen dat de vluchteling binnen de kortst mogelijke tijd uit het land werd gezet. Daartegenover kon de gezant verlangen dat behoorlijke garanties werden gegeven dat de vluchteling veilig het land kon verlaten.
De Conventie van Montevideo, slechts door vijf der onderteekenende staten geratificeerd, (Argentinië, Bolivia, Paraguay, Peru, Uruguay) werd geenszins het uitgangspunt voor een meer algemeene regeling van het asylrecht in Zuid-Amerika. Integendeel, het recht van asyl werd b.v. in Haiti in 1908 uitdrukkelijk afgeschaft. De herhaaldelijk ondernomen pogingen om het in Europa zoo zelden voorkomende asyl ook in Zuid-Amerika geheel af te schaffen hadden echter weinig succes. De machthebbers in de Zuid-Amerikaansche republieken hadden er te veel belang bij om voor zichzelf de mogelijkheid open te houden,
| |
| |
bij een wisseling van de fortuin, de bescherming van een vreemde vlag te kunnen zoeken; zij toonden dus weinig neiging om tot een verbod van asylverleening mede te werken. Al naar gelang van de toevallige machtsverhoudingen geweigerd dan wel erkend gaf de verleening van asyl voortdurend tot wrijvingen en conflicten aanleiding, die meer dan eens een nadeelige invloed op de verstandhouding tusschen de betrokken regeeringen aanleiding gaf. Het bleef dringend noodig om, wanneer de algeheele afschaffing onmogelijk was, de grenzen van het asyl vast te leggen, nauwkeuriger dan op grond van de vaak tegenstrijdige precedenten mogelijk was.
De vruchtbare samenwerking tusschen de Amerikaansche staten op de Panamerikaansche conferenties leidde tenslotte tot overeenstemming, ook op dit gebied. Tijdens de zesde conferentie te Havanna kwam op 20 Februari 1928 een conventie tot stand (Final Act, p. 166-170) waarin a.h.w. de spelregels werden vastgelegd. Personen beschuldigd of veroordeeld voor gewone misdaden, deserteurs van leger en vloot werden uitdrukkelijk van het asyl uitgesloten (art. 1). Het recht van asyl der gezantschappen voor politieke misdadigers zal geëerbiedigd worden in zoodanige mate als de gebruiken, wetten en verdragen van het land, waar het wordt verleend, het als deel van het volkenrecht of uit humanitaire overwegingen erkennen. Asyl mag alleen in geval van nood worden verleend en alleen zoolang als de vluchteling niet op andere wijze zijn veiligheid kan verzekeren. De autoriteiten behooren onmiddellijk met de verleening van asyl in kennis te worden gesteld. Zooals reeds in 1889 te Montevideo was overeengekomen, kan de regeering eischen dat de ‘geasyleerde’ zoo spoedig mogelijk het land verlaat, terwijl de Gezant die asyl verleent zijnerzijds garanties voor de veiligheid van de vluchteling kan eischen. Politieke activiteit is aan de geasyleerde volstrekt verboden. De staat, waartoe de vluchteling behoort, is niet verplicht de kosten van het verleenen van asyl te betalen (art. 2).
De Conventie van Havana liet enkele belangrijke punten ongeregeld. Niet bepaald werd, wie moest beoordeelen of een bepaald delict een politiek karakter droeg. Bovendien werd door de bepaling dat ook zij, die beschuldigd werden van gewone misdaden, van asyl waren uitgesloten de mogelijkheid geschapen dat een
| |
| |
staat, door bepaalde personen van onbewezen misdaden te betichten, hun uitlevering kon vragen indien zij in een gezantschap waren gevlucht.
Tijdens het zevende Panamerikaansche congres te Montevideo kwam, op 26 December 1933 (Final Act, p 162), een aanvullende overeenkomst tot stand, waarin verschillende dezer vraagpunten nader werden geregeld. Het verbod van asyl voor gewone misdadigers werd in dier voege gepreciseerd, dat daaronder werden verstaan misdadigers, die op wettige wijze hadden kunnen worden vervolgd en gevonnist. Uitlevering van misdadigers, die men voor bijzondere rechtbanken wilde brengen, kan dientengevolge worden geweigerd.
De moeilijke kwestie van de omschrijving van het begrip politieke misdaad werd opgelost door te bepalen dat de staat, in casu het gezantschap, dat asyl verleent beoordeelt of een delict al dan niet een politiek karakter draagt (art. 2). Het humanitaire - d.w.z. het niet volkenrechtelijke - karakter van de verleening van asyl werd uitdrukkelijk vastgelegd (art. 3), zonder dat staten die asyl verleenden gehouden waren het recht ook zelf te erkennen.
In de praktijk hadden zich ook moeilijkheden voorgedaan omdat enkele landen, zooals de Vereenigde Staten, hoewel zij zelf geen asylrecht erkenden, toch herhaaldelijk asyl verleenden. Thans werd vastgesteld dat dergelijke landen slechts asyl kunnen verleenen binnen de grenzen, waarin zij het zelf erkennen.
De discussies over de uitlevering der geasyleerden gaven soms aanleiding tot zoodanige moeilijkheden tusschen de betrokken diplomaat en de regeering, waarbij hij geaccrediteerd was, dat deze laatste tot een verzoek om terugroeping overging. In Montevideo werd uitdrukkelijk vastgesteld, dat de terugroeping van een Gezant tengevolge van dergelijke verwikkelingen geen afbreking der diplomatieke betrekkingen mag beteekenen en dat terstond een nieuwe Gezant zal worden benoemd.
De regelingen van de praktijk der asylverleening in Havana en Montevideo hebben voor andere dan de onderteekenende staten geringe waarde. Voor de praktijk bieden zij echter in verschillende opzichten een beter houvast dan de talrijke tegenstrijdige precedentgevallen, tot dusver de eenige richtsnoer, voor Gezanten die asyl verleenden.
* * *
| |
| |
De Spaansche burgeroorlog heeft een geheel nieuw hoofdstuk aan de geschiedenis van het asylrecht der gezantschappen toegevoegd. Niet slechts enkele leiders van politieke stroomingen maar geheele groepen van de bevolking werden vervolgd; duizenden werden vermoord, geslachten systematisch uitgeroeid. Een minderheid van de vervolgden slaagden erin een toevlucht te vinden in een der gezantschappen.
Niet in alle gezantschappen gelijkelijk stroomden de vluchtelingen binnen. Weinigen zochten bescherming in de ambassades van landen, die verdacht werden van sympathieën voor de beweging der opstandelingen, zooals Duitschland, Italië en Portugal, wegens de geringe veiligheid die daar kon worden geboden.
Het eerst gingen de gezantschappen van verschillende Zuid-Amerikaansche staten ertoe over asyl te verleenen. Verschillende familiebanden, die tusschen Spanje en zijn vroegere koloniën bestonden vergemakkelijkten de opname; in deze Spaanschsprekende gemeenschap was de Spanjaard niet zoo licht van zijn Zuid-Amerikaansche stamverwanten te onderscheiden.
De gezantschappen der Europeesche staten namen in den beginne tegenover het verleenen van asyl een geheel afwijzend standpunt in. Zij hadden bovendien alle aandacht noodig voor de behartiging van de belangen van hun eigen onderdanen. De hulp, welke verleend werd, bestond meestal uit onderstand, steun bij evacuatie e.d.
De toestand van rechteloosheid voor bepaalde bevolkingsgroepen, die in de herfst van het jaar ontstond, was voor nagenoeg alle Gezanten aanleiding om niet langer asyl te weigeren aan hen wier leven bedreigd werd.
In feite gingen de Europeesche gezantschappen door het verleenen van asyl een recht toepassen dat geen van hen erkende, beriepen zij zich op conventies tusschen Zuid-Amerikaansche staten, die zij niet hadden onderteekend, laat staan geratificeerd. In de uitzonderlijke toestand waarin Madrid zich bevond wogen deze tegenstrijdigheden licht. Het asyl was in feite slechts één der vormen van hulpverleening uit zuiver menschelijke motieven, waartoe de te Madrid verblijvende diplomaten zich geroepen voelden. Hun nationale vlag gebruikende als een soort roode-kruis-teeken vervoerden zij gewonden, verstrekten zij kleeding en voedsel, lenigden en verzachten zij waar mogelijk
| |
| |
leed. Zooals de vreemde oorlogsschepen duizenden Spanjaarden in veiligheid brachten in het buitenland, zoo verschaften de diplomaten bescherming in hun woningen, hielpen vermisten zoeken en dooden begraven. In totaal wordt het aantal personen dat op een bepaald oogenblik bescherming der gezantschappen genoot op 8000 tot 12.000 personen geschat. Het grootste gedeelte daarvan werd geherbergd in de gezantschappen der Zuid-Amerikaansche republieken.
De asylverleening in deze ongekende omvang stelde de in Madrid geaccrediteerde diplomaten voor tal van geheel nieuwe problemen. Tijdens het uitbreken van de opstand waren de meeste hoofden van zending de zomerhitte van Madrid ontvlucht, terwijl de ontwikkeling der gebeurtenissen zoo snel ging, dat er voor hen geen gelegenheid bestond naar hun standplaats terug te keeren. Tengevolge van deze omstandigheid bevond de leiding van vele gezantschappen zich in handen van jongere diplomaten of consulaire ambtenaren, die de buitengewoon ingewikkelde vraagstukken veelal nagenoeg zelfstandig moesten oplossen.
De gezantschappen waren in het geheel niet berekend op de huisvesting van de honderden vluchtelingen, die zich aanmelden. Zooveel mogelijk werden zij ondergebracht in de huizen van het gezantschapspersoneel, dat geacht kon worden in de onschendbaarheid van de woning van de Gezant te deelen. In vele gevallen moest echter worden overgegaan tot het huren van speciale woningen voor de huisvesting van de vluchtelingen. Dit laatste had natuurlijk alleen dan reden van bestaan, wanneer de Spaansche regeering bereid zou zijn ook aan deze woningen diplomatieke voorrechten toe te kennen. Hoewel uiteraard de regeering het verkenen van asyl niet zeer gaarne zag, betoonde zij een buitengewone tegemoetkomendheid door in ruime mate ook aan de door de gezantschappen speciaal voor de vluchtelingen ingerichte huizen onschendbaarheid toe te kennen.
In de eerste tijd betaalden de vluchtelingen zelf hetgeen voor hun levensonderhoud noodzakelijk was. De staf van het gezantschap, die, in verband met het groote aantal personen dat moest worden verzorgd, veelal was uitgebreid, verzorgde de inkoopen in de stad. De geldbronnen der vluchtelingen raakten met het langer voortduren van hun gedwongen verblijf in de gezantschap- | |
| |
pen weldra uitgeput. Bovendien werd het voedselgebrek in Madrid steeds grooter, zoodat het noodig bleek de voedselvoorziening van buiten af te doen plaats vinden. De regeeringen begonnen aan hun vertegenwoordigers in Spanje de benoodigde levensmiddelen toe te zenden. Deze voedselzendingen, die de normale behoeften van een gezantschap natuurlijk verre te boven gingen werden door de Spaansche Regeering steeds doorgelaten, hoewel de bevolking van Madrid aan allerlei levensmiddelen gebrek begon te krijgen. De levensmiddelen zending ging echter met technische moeilijkheden gepaard, aangezien de voorraden slechts per schip konden worden aangevoerd en de verbinding tusschen Madrid en de havensteden vaak verbroken was.
De samenwoning van een aantal vluchtelingen in een ruimte die daarvoor geenszins berekend was, gaf tot eigenaardige moeilijkheden aanleiding. Het lot had menschen samengebracht uit de meest verschillende kringen der samenleving, die onder gewone omstandigheden voor elkander weinig belangstelling zouden hebben gehad, maar nu maanden moesten doorbrengen, vrijwel uitsluitend aangewezen op elkanders gezelschap. Een strenge tucht was noodig onder vogels van zoo verschillende pluimage. Aristocraten, grootgrondbezitters, landbouwers, advocaten, ingenieurs, studenten moesten zich gewennen te gehoorzamen aan dezelfde huisregels door het hoofd van het gezantschap in het belang van allen vastgesteld. Het was geen gemakkelijke taak orde en tucht te bewaren onder de geasyleerden die maandenlang alle gemakken moesten ontberen. Het hoofd van het gezantschap was nagenoeg onbeperkt heerscher in zijn exterritoriaal rijk. Verzet tegen zijn bevelen was onmogelijk; door het verlaten van het gezantschap immers zouden de vluchtelingen zich weer aan hetzelfde gevaar blootstellen, waartegen zij juist bescherming hadden gezocht.
De taak van het hoofd van het gezantschap kreeg veel overeenkomst met die van de gérant van een groot hotel. Dagelijks moest hij zorgen voor voldoende voedsel, voor het schoonmaken en onderhouden van huis en huisraad, de klachten en wenschen van zijn clienten aanhooren.
Het meest delicate en het meest verantwoordelijke gedeelte van zijn taak bestond echter in de keuze van zijn gasten. De gebruiken van het asyl brachten met zich mede dat alleen aan per- | |
| |
sonen, die in werkelijk levensgevaar verkeerden, bescherming werd verleend. Het was in vele gevallen ondoenlijk uit te maken of werkelijk gevaar voorhanden was. Bij het verleenen of weigeren van asyl kwam de vertegenwoordiger der vreemde mogendheid voor buitengewoon moeilijke vragen te staan. Uit de talrijke personen, die zich dagelijks aanmeldden, moest hij degenen kiezen die het meest voor bescherming in aanmerking kwamen. Een verkeerde beslissing, een weigering van asyl, kon de dood voor de betrokkene beteekenen.
In een enkel geval maakten de personen, aan wie de zorg voor het gezantschapsgebouw was toevertrouwd, misbruik van de plotselinge aantrekkingskracht, die de vreemde legaties op verschillende groepen der bevolking uitoefenden. De pers heeft ruchtbaarheid gegeven aan het geval van de Spaansche portier bij het Finsche gezantschap, aan wie het gelukte politiebescherming te verkrijgen voor het gebouw, waarop hij de Finsche vlag had doen plaatsen. Weldra begonnen de vluchtelingen toe te stroomen, die bereid bleken om de exorbitante entreeprijzen te betalen door de huisbewaarder al naar gelang van rang en vermogen van de betrokkene geeischt. Het gezantschapsgebouw werd als een hotel geëxploiteerd met vastgestelde tarieven, hetgeen voor de huisbewaarder niet geringe baten opleverde. Het eene huis na het andere werd in gebruik genomen en door de ondernemende Spanjaard volgestopt met betalende gasten. Uiteindelijk waren niet minder dan 500 vluchtelingen geherbergd; toen deze zich nog onbehoorlijk tegen de autoriteiten begonnen te gedragen kwam er een eind aan het geduld der Spaansche Regeering, die het gebouw door de politie liet ontruimen. Het spreekt van zelf dat noch Finland, noch de zaakgelastigde, die in Lissabon verbleef, iets met deze onverkwikkelijke affaire te maken heeft gehad.
Van het begin aan werden onderhandelingen met de Spaansche Regeering gevoerd om tot evacuatie van de geasyleerden te geraken. Het Corps Diplomatique, dat in deze solidair was, onderhandelde aanvankelijk en bloc met de Regeering onder leiding van enkele te Madrid achtergebleven ambassadeurs. De politieke atmosfeer voor de onderhandelingen was echter niet zeer gunstig. Sommige groepen, die gedeeltelijk buiten de Regeering stonden, maar wier macht daarom vooral niet minder was, gaven de hoop
| |
| |
niet op enkele persoonlijke vijanden, die in de gezantschappen gevlucht waren, in handen te krijgen; zij bleven uitlevering eischen. De Regeering verklaarde uitdrukkelijk dat zij het asylrecht der gezantschappen alleen eerbiedigde gehoorzamend aan een geest van verdraagzaamheid, maar niet omdat zij daartoe door internationale overeenkomsten verplicht zoude zijn. Zij maakte er vooral bezwaar tegen dat de namen der personen aan wie asyl was verleend niet werden medegedeeld zooals indertijd in Havana tusschen de verdragsluitende staten was vastgesteld. Het Corps Diplomatique vreesde daarentegen dat de Regeering niet in staat zou blijken enkele prominente figuren te beschermen tegen de woede van het gepeupel, wanneer eenmaal hun verblijfplaats bekend was geworden.
De Regeering verklaarde nadrukkelijk dat zij zich door de Conventie van Havana, waarbij Spanje geen partij was, niet gebonden achtte terwijl zij die conventie overigens in geval van burgeroorlog niet toepasselijk achtte. Het Corps Diplomatique nam het standpunt in dat het asylrecht niet in de eerste plaats een internationaalrechtelijke aangelegenheid is, maar dat het zijn grond vindt in overwegingen van menschelijkheid. De Spaansche Regeering had herhaaldelijk in het verleden asyl verleend en nog tijdens de burgeroorlog op oogenblikken, waarop het gezag haar dreigde te ontglippen, verzocht bepaalde personen onder de bescherming van een vreemde vlag te nemen.
Deze gedachtenwisseling over de juridische zijde van het vraagstuk had weinig effect. De Spaansche Regeering ging er immers niet toe over om zich met geweld van de geasyleerden meester te maken, terwijl de gezanten evenmin hun beschermelingen uitleverden.
Intusschen werd het vraagstuk de geasyleerden zoowel voor de Spaansche Regeering als voor de vreemde gezantschappen een struikelblok. De goede verhouding tot de vreemde mogendheden waarop de Regeering meer dan ooit prijs moest stellen, dreigde herhaaldelijk te worden verstoord door kleine incidenten, die het gevolg waren van de zoozeer uitgestrekte immuniteit. De gezantschappen moesten, toen de Regeering haar zetel naar Valencia had verplaatst, te Madrid achterblijven omdat zij hun beschermelingen onmogelijk aan hun lot konden overlaten en evenmin medevoeren.
| |
| |
Geen middel werd onbeproefd gelaten om tot een regeling te geraken. De Chileensche vertegenwoordiger schilderde in de vergadering van de Volkenbondsraad, December 1936, in levendige kleuren de onhoudbare toestanden, waartoe het verblijf in een stad waar de Regeering niet meer zetelde en die soms dagelijks werd gebombardeerd, aanleiding gaf. Hij stelde voor het Internationale Roode Kruis Comité met steun van de Volkenbond te belasten met de evacuatie.
Tenslotte bepaalde de Raad zich tot een resolutie van zeer algemeene strekking, waarvan het meest positieve element was dat de mogelijkheid van evacuatie in internationaal overleg werd opengelaten.
In de raadszitting van Januari 1937 kwam de aangelegenheid opnieuw ter sprake. Enkele regeeringen, wier gezanten asyl hadden verleend, w.o. Nederland gaven uitdrukkelijk aan het Volkenbondssecretariaat te kennen dat zij iedere actie zouden ondersteunen die ten doel had om zoo spoedig mogelijk tot een bevredigende oplossing van het vraagstuk der geasyleerden te geraken. De Deken van het Corps Diplomatique te Madrid wendde zich uit naam van alle gezantschappen, die vluchtelingen hadden geherbergd, tot de voorzitter van de Raad met het verzoek de zaak opnieuw te bespreken.
De Chileensche vertegenwoordiger gaf thans een concreet voorstel in overweging van de volgende strekking.
De Spaansche Regeering geeft garanties dat de geasyleerden Spanje in volkomen vrijheid kunnen verlaten; de evacuatie zal onder toezicht van een volkenbondscommissie plaats vinden. De kosten komen voor rekening van de staat, die het asyl heeft verleend. Vrouwen, kinderen en ouden van dagen kunnen zich vrij buiten Spanje bewegen. Alle mannen, die in staat zijn wapens te dragen, zullen in bepaalde steden worden ondergebracht gelegen in landen, die niet aan Spanje grenzen. Zij zullen daar onder bijzonder toezicht staan, uitgeoefend door een volkenbondsambtenaar, terwijl zij bovendien een eed moeten zweren niet meer aan de burgeroorlog in Spanje deel te nemen. De bezittingen der geëvacueerden worden ontzien, totdat zij in staat zullen zijn naar Spanje terug te keeren en zich behoorlijk kunnen verdedigen.
De bezwaren van de Spaansche Minister van Buitenlandsche zaken tegen het Chileensche voorstel waren formeel, dat de
| |
| |
kwestie niet op grond van een artikel van het pact ter sprake was gebracht; materieel, dat de Spaansche Regeering niet een overeenkomst met het Corps Diplomatique en bloc wilde treffen maar met ieder der regeeringen afzonderlijk de voorwaarden wilde vaststellen.
De Raad kon niet veel naders doen dan kennis nemen van de beide tegenstrijdige standpunten en de verwachting uitspreken dat de kwestie bevredigend zou worden geregeld. Na de mislukking van de bemiddelingspogingen van de Raad bleef er voor de gezantschappen niet anders over dan te trachten afzonderlijk met de Spaansche Regeering tot overeenstemming te komen.
De groote moeilijkheid bij die onderhandelingen waren de werkelijk vooraanstaande politieke figuren, die in de gezantschappen asyl hadden gezocht. De Regeering kon er niet toe besluiten deze te laten gaan. Een oogenblik scheen hiervoor een oplossing te kunnen worden gevonden aangezien de Regeering bereid scheen de geasyleerden als gijzelaars te beschouwen, die tegen personen die in wit-Spanje gevangen zaten, konden worden uitgewisseld. Voor de groote massa bood deze wijze van beschouwing echter geen oplossing, terwijl de nationalistische autoriteiten haar eveneens van de hand wezen.
Het eerst slaagde de Argentijnsche Zaakgelastigde erin toestemming te verkrijgen voor de evacuatie van een honderdtal geasyleerden. Ondanks de verleende vergunning werden de vrachtauto's, waarin de vluchtelingen waren gezeten, aangehouden en teruggeleid naar Madrid; eerst na een persoonlijke interventie van de leider der verdediging van Madrid, Generaal Miaja, gelukte het de vluchtelingen naar Valencia te brengen, vanwaar zij per schip Spanje konden verlaten. Toch was de evacuatie van de Spanjaarden uit de Argentijnsche Legatie geen volledig succes. De Spaansche Regeering, die inzage had verkregen van de lijsten der vluchtelingen, had aan verschillende personen, wier leven juist het meest bedreigd was, de toestemming tot evacuatie geweigerd.
Nadat eenmaal de eerste evacuatie was geslaagd, werden door de gezantschappen met verdubbelde kracht pogingen in het werk gesteld om tot een soortgelijke regeling met de Spaansche Regeering te komen.
De toestanden in de gezantschappen werden gaandeweg on- | |
| |
houdbaar; het groote aantal personen, dat in de nauwe ruimte soms bijna een half jaar was opgesloten, begon aan alles gebrek te krijgen. Men was terecht bevreesd voor het uitbreken van besmettelijke ziekten; de heete madrileensche zomer naderde. Voortdurend bleef het gevaar bestaan, dat bij een mogelijke nederlaag der regeeringstroepen, deze in wanorde op de stad zouden terugtrekken en tot plundering zouden overgaan, waarbij natuurlijk het asyl niet zou worden gerespecteerd.
Bij de onderhandelingen werkten de Belgische en Nederlandsche gezantschappen nauw samen. De groote moeilijkheid was de eisch der Spaansche Regeering dat de namen van alle geasyleerden moesten worden opgegeven. Men was bevreesd dat de Regeering, eenmaal in het bezit van alle gegevens, de toestemming tot evacuatie voor enkele belangrijke vluchtelingen zou weigeren. Deze vrees bleek ongegrond; na persoonlijke besprekingen te Valencia werden de overgelegde lijsten integraal goedgekeurd.
In de met de Spaansche Regeering gesloten overeenkomst nam de Nederlandsche Regeering de verplichting op zich de Spanjaarden van weerbare leeftijd in Nederland te interneeren en maatregelen te nemen om hun ontsnapping te verhinderen. De Spaansche Regeering verplichtte zich daartegenover de geasyleerden ongehinderd te laten vertrekken en de noodige maatregelen ter verzekering van hun veiligheid te nemen. In de toekomst zou Harer Majesteits Gezantschap geen asyl meer verleenen.
Door het aanvaarden van de interneering in Nederland der weerbare mannen nam de Nederlandsche Regeering verplichtingen op zich ten aanzien van personen, die niet haar eigen onderdanen waren. Harerzijds verkreeg de Nederlandsche Regeering een contra-garantie van de betrokkenen, door de Spanjaarden van weerbare leeftijd voor de keus te stellen zich tegenover de Nederlandsche Regeering op eerewoord te verplichten gedurende het transport en de interneering in Nederland geen pogingen aan te wenden om te ontsnappen, of anders te Madrid achter te blijven.
De technische uitvoering van de overeenkomst met de Spaansche Regeering bood nog groote moeilijkheden. De voor het transport benoodigde benzine moest eerst worden aangevoerd.
| |
| |
Een schip werd gedurende veertien dagen te Valencia in gereedheid gehouden om de vluchtelingen op te nemen. Aan de nationalistische autoriteiten moest worden verzocht het transport niet te bombardeeren; een vergunning van de autoriteiten van de landen waardoor gereisd werd, was noodzakelijk. Het belangrijkst was echter de volledige medewerking, die van de Spaansche autoriteiten zelf werd ondervonden. Behouden bereikte het gezelschap van ruim 450 vluchtelingen, afkomstig uit de gezantschappen van Nederland, België en Polen, onder leiding van de kanselier van het Nederlandsche gezantschap Valencia, waar een Nederlandsch schip gereed lag om allen naar Marseille te vervoeren. Op het laatste oogenblik werd de toestemming om Spanje te verlaten aan enkele prominente vluchtelingen geweigerd. Zij bleven onder bescherming van de Consul achter en konden grootendeels later vertrekken. Het meerendeel der vluchtelingen herkreeg in Marsaille de vrijheid; alleen de weerbare mannen en de vrouwen en kinderen, die hen wilden vergezellen, werden in België en Nederland geinterneerd. De verplichting om de geinterneerden te beletten het land te verlaten bleek nog tot eigenaardige juridische moeilijkheden aanleiding te geven. De nationale wetten hadden veeleer de strekking als strafmaatregel vreemdelingen uit te wijzen, een maatregel, die hier uiteraard buiten beschouwing moest blijven. Afzonderlijke bepalingen moesten in het leven worden geroepen om in dit bijzondere geval te waarborgen dat de geinterneerden het land niet konden verlaten. Een vaste verblijfplaats werd aan hen aangewezen; hun paspoorten werden ingetrokken.
Het gebruik, dat verschillende vluchtelingen van hun herkregen vrijheid maakten, was voor de Spaansche Regeering aanleiding om bij verdere onderhandelingen over de evacuatie de eisch te stellen dat ook vrouwen en kinderen zouden worden overgebracht naar een land buiten het Middellandsche Zeegebied gelegen. Vooral voor verschillende Zuid-Amerikaansche staten was deze voorwaarde uitermate bezwaarlijk. In ruime mate moest een beroep worden gedaan op de gastvrijheid van verschillende West-Europeesche landen.
Desalniettemin gelukte het gaandeweg aan verschillende gezantschappen tot overeenstemming met de Spaansche Regeering te geraken of zich op andere wijze van hun beschermelingen te
| |
| |
ontdoen. Er bestaat grond voor de verwachting dat het vraagstuk der geasyleerden binnen afzienbaren tijd tot het verleden zal behooren, dank zij de tegemoetkomende houding der Spaansche Regeering en de groote medewerking van nagenoeg alle landen der wereld.
Het asylrecht van gezantschappen moge dan in de volkenrechtelijke literatuur weinig of geen waardeering vinden, de praktijk is hier weer eens sterker gebleken dan de leer. De Spaansche Regeering heeft de overwegingen van menschelijkheid gebillijkt, die aan de vertegenwoordigers van vreemde landen aanleiding gaven zich het lot aan te trekken van zooveel onschuldig vervolgden.
Onder de volkenrechtelijke aspecten van de Spaansche burgeroorlog is de herleving en algemeen toepassing van het recht van asyl een der meest belangwekkende. Het oogenblik om uit deze recente gevallen van toepassing van het recht van asyl bepaalde conclusies te trekken is echter, zoolang de strijd in Spanje voortduurt, nog niet gekomen.
H.N. Boon
|
|