De Gids. Jaargang 101(1937)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Verzen De Maanridders We kunnen niets verzinnen: in de schijn der maan lopen we gauw verloren. Het meisje zwijgt. Haar woorden zijn te klein om deze koele stilte te verstoren. We luisteren naar 't ruisen van het koren en naar de nachtegaal die ergens zingt. Het glanzend water lokt u tot versmoren: echter geen nood, daar is geen tijd die dringt. We lopen arm in arm. Het gras is nat en koud om nògmaals in te slapen; ze glimlacht even nu ik haar bezat en neuriet stil. Haar hand strijkt langs mijn slapen. [pagina 145] [p. 145] De verliefde Dichter voor R. Minne Hij zegt dat zij het doel is van zijn leven en kust haar trouw voor eeuwig aan haar mond. Wanneer eenmaal de zegen is gegeven trekt hij naar buiten, liefst nog met zijn hond. En zit hij dubbend in 't café te midden der blijde kameraden met zijn pijp, dan weet hij enkel triestig 't hoofd te schudden om elke vrouw, zijn hart is overrijp van liefden die hij nimmer heeft beleden; misschien omdat de nachten zonder maan hem nooit konden bekoren. Zijn gebeden zegt hij vergeefs onder het huiswaarts gaan. Frans Buyle Vorige Volgende