De Gids. Jaargang 101
(1937)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
[pagina 281]
| |
2
Hart, oude herberg, waar
haar doortocht in verhalen
van schoonheid en gevaar
nog leeft.... Haar droomen stromplen
omtrent het avonddalen
binnen om warmte en drank:
vorsten in lompen, momplend
tot laat bij de haardbank.
| |
[pagina 282]
| |
3
Zij gaan 's nachts, als geen klink
meer wordt gelicht, weer voos en
als schaduwen de brink
over, door het dorp heen en
den omtrek in: dakloozen
van toen dat ver noodlot
haar in zijn heet versteenen
binnentrok en omsloot.
| |
[pagina 283]
| |
4
Heescher stemmen wanhopen
hoorde ik - door wartaal heen
het helderziende in - open
uitslaan, maar de nachtwind
woei alles weer dooreen.
Alleen de verte gloorde
boven het labyrinth
lang nog na van hun woorden.
| |
[pagina 284]
| |
5
Tot wanhoop en die roes
des doods erboven bracht hen
haar lot. Maar later, los
weer van elkaar, verwilderd
en oud van drank en nachtwind,
keeren zij: voor zich heen
gaat, als het uchtendkil wordt,
elk het stil dorp weer in.
| |
[pagina 285]
| |
6
En zij? Steekt zij er pralend
nog pleinen over? of
sleept ze al, allengs vervalend,
haar zieldoorfolterd vleesch
een slop in? Kleeft vuil stof
al waar het wild zeewater
eens glinsterde? Geen vrees
erger dan die bestaat er.
| |
[pagina 286]
| |
Vier leege zomers dorden
vergeefs tot herfsten - Wat
wordt er van haar? wat worden
vuur en blindlingsche onschuld
in de moordkuil der stad?
't Antwoord versmoort ellende er -
En het wild zeetumult?
wilder.... verwilderender....
A. Roland Holst
|
|