| |
| |
| |
Lof voor Jules Romains
Dwars door de beelden van wat de waarheid heet blijft Jules Romains bouwen aan de op andere wijze concrete gestalten van zijn verdichting. Deze gestalten zijn portretten van personen, al dan niet verzonnen, collectiviteiten, levende kaarten van steden en streken en van gebeurtenissen. Die gebeurtenissen zijn deels ‘waar’ gebeurd, deels bedacht. De laatste steunen op een even diep inzicht, een even omvattend begrip van de werkelijkheid als de andere, aan een andere categorie van ervaringen ontleend.
Oogenschijnlijk heeft Romains het zich daarmee gemakkelijk gemaakt, in feite zich de taak buitenmate verzwaard. Daar deze wereld, veeleer door de objectieve heen dan ernaast opgetrokken, nog niet voltooid is blijve elk voorbarig oordeel achterwege. Maar zoo ver is deze bij tijden beklemmende, dan weer verruimende constructie gevorderd gelijk een tooverstad, waarvan het bezwerende karakter niet te scheiden is van wat er zich ‘gewoon’ voordoet en voltrekt, dat het veroorloofd is, de groote trekken in deze voor den oppervlakkigen lezer ongeordende, bij dieper inzicht straf gerichte.... woekering bloot te leggen. Een poging daartoe althans zij ondernomen. De hallucinaire beteekenis van dezen boekenstroom wettigt het en de schepper van dit epos zal er te machtiger uit rijzen met zwakten en gebreken, die, défauts van qualités, op gelijke schaal zullen blijken.
Romains heeft het niet versmaad, het eerste deel door een inleiding vooraf te laten gaan, waarin hij zijn plan onthult. Bij alle bewondering voor Zola, Galsworthy en Thomas Mann stippelt hij uit, wat hun verzamelwerken van het zijne onderscheidt. In dit verband is het hem onmogelijk niet van het unanimisme te gewagen. Romains zelf heeft er jaren geleden in Nederland over gesproken. De leer scheen toen nauwelijks tot zijn gehoor door te dringen. Anderen hebben dit werk met Les
| |
| |
misérables, zelfs met Les mystères de Paris vergeleken. Als werkhypothese tot vergemakkelijking van het loswikkelen der kern kan men voor een oogenblik met zulke naast-elkander-stellingen vrede hebben. Juist de gezichtshoek, die het sinds Romains niet mogelijk is anders dan unanimistisch te noemen en waarmee schrijvers in andere talen zonder hem te noemen hun voordeel hebben gedaan, waaronder hij dingen en menschen ziet, onderscheidt hem van Balzac of wie ook.
Het woord unanimisme en het manifest dateeren uit 1903; tegen 1908 paste hij het op de litteratuur toe. In deze suite heeft deze mythe voor het eerst een aan de strekking evenredige gestalte aangenomen. Maar het is wenschelijk grootte niet met grootheid te verwarren. Deze eenheid in veelheid - en het duizelt den lezer, als hij terugdenkt aan allen, die bij het omslaan van deze bladen voorbijschimden of zich als eerste-plansfiguren van een film appuyeerden en het vergezicht versperden - is onnoodig voor het vorm geven aan wat bij uitstek vlietend is. Anderen vóór hem hebben naar het onmogelijke een worp gedaan: zij beproefden romans zonder individueele personnages samen te stellen. Wijlen Canudo en Fabri lieten zich op deze doode sporen rijden. In het oeuvre van Jules Romains kruisen zich honderden persoonlijke intriges en verwikkelingen. Er vaart onverpoosd een waaien door dit bosch, soms is het storm, soms een mat ruischen. En elk oogenblik is er ander leven onder de twijgen, wanneer het lage hout snel of behoedzaam splijt om een hoofd, een mensch ten voeten uit of een groep door te laten dan wel een oog gelegenheid te geven, te ontwaren wat er in binnen- en buitenwereld voorvalt.
De schrijver had de hachelijke taak noch ter wille van de boomen het bosch noch dit ten gunste van de boomen uit het gezichtsveld te verliezen. In plaats van de kleuren te laten uitvloeien tot evocatie van een aan alle grenzen verwazende massa streeft hij naar pregnante bootsing van wat de werkelijkheid van gisteren aan die van heden smeedt. De breuk tusschen die van 1908 - in September van dat jaar begint het eerste boek - en die van den oorlog en wat daaruit groeide is voor den schrijver een mijn. De gebeurtenissen spitsen zich in de individueele ontwikkelingen toe. Van deze persoonlijkheden, vele uitgewischt, maken enkele leiders zich uit de zelfontplooiïng van de dingen
| |
| |
los. Men denkt erbij aan Rodin, die ervoor huiverde zijn gestalten ten volle uit de grondstof te heffen en tot een zelfstandig leven in te zetten. Het leem, waaruit Romains, de schepper, de zijne modeleert is ongewoon plastisch. Hij vond ze voor de hand in wat van deze romans de band en rechtvaardiging is, Parijs. De facetten van dien mikrokosmos werden als een tweede melkweg aan den hemel geschreven.
Tusschen de sterren van eerste en andere grootten vormt gruis van niet gedifferentieerde werelden het verband. De harmonie van deze sferen valt in orkest- en solopartijen uiteen. Er komen passages van uitzonderlijk unanimistisch karakter: de samenvattende beschrijvingen van een stad, een wijk, een dag. Bravourstukken, geroepen om in een museum of bloemlezing te figureeren. Het is onnoodig, in dit kader de doctrine zelf aan een nauwlettend onderzoek te onderwerpen. Genoeg zij het te onthouden, dat ze de mogelijkheid opent de wereld onzer dagen te omvatten en te doorzien. Dit is voor den kunstenaar van groote waarde. Het leert hem hoe zich te plaatsen tegenover een wereld, die hij vreest of laakt, in een houding, die hem vergunt haar te ervaren zonder zijn critiek te behoeven op te geven, ja deze te veredelen in een atmospheer, die het genieten insluit.
Dit genieten is in wijdsten zin te verstaan. Het geraamte van dit oeuvre vertoont overeenkomst met het historische essay. Dit essay is in zekeren zin geromanceerd, maar van een gansch ander punt uit dan hetgeen de boeken van Ludwig en zelfs Maurois van meet af scheef trok. Marcel Thiébaut heeft terecht opgemerkt, dat de romans van Romains veeleer een verhandeling van in actie gebrachte psychologie verbeelden. Een al te ijverig apologeet bleef niet in gebreke, deze vizie kosmisch te noemen. Wat in Romains' begrippenwereld kosmisch mocht zijn is in elk geval door Les hommes de bonne volonté onder de menschen gebracht. Het blijft niet bij de dingen ‘zooals ze zijn’. Hij behoudt zich de vrijheid voor, historie, zij het l'histoire contemporaine, en roman te vermengen, omdat hij, interpreteerende wat was, ontvouwt wat had kunnen zijn. En in dezen tweelingsstroom, waarvan de armen nu eens uiteengaan, dan weer tezamenvloeien zóó, dat de wateren van den een niet van die van den anderen te scheiden zijn, doet de preciesheid van den eerste niet voor die van den tweede onder. Alleen in de door dit woord aan- | |
| |
geduide gaafheid vindt de kunstkracht een haar waardigen vorm.
Door de eeuwen heen is te Parijs niet alleen geschiedenis gemaakt; Parijs zelf, dat verwonderlijke complex van opbouwende en sloopende krachten, gaat ermee door. De menschen, waarin ze vleesch werden, wortelen evenzeer in dit complex, zijn evenmin van deze massa, die teelaarde, te scheiden als de constructief gerichte elementen zonder de destructieve te denken zijn. Ze houden elkander in een boeiend, want makkelijk te storen evenwicht, waarvan de negatieve polen geruimen tijd een zoo groot aantrekkingsvermogen uitoefenen, dat de andere, belichaamd in ‘de menschen van goeden wille’, het daartegen afleggen. Met de keuze van dezen titel geeft de schrijver al te kennen, dat zij het op den duur ondanks alle wisselvalligheden moeten winnen. Het voornemen ze te steunen in den strijd kan hem, het werk opzettend en uitvoerend, niet vreemd zijn geweest.
Zoo kon hij na de Montée des périls komen tot het hoofdstuk van de Pouvoirs, waarin voor één dag ‘la ville où se fait l'histoire’ aan haar lot overlatend, ‘le peuple de Paris vient tranquillement résister à l'Histoire’. Boven de geschiedenis ziet Laulerque ‘de schoone cirruswolken van het ontijdelijke’. Romains stelt hier tegenover de officieele geschiedschrijving van een tijdvak de onuitgesproken ziel dier jaren. In dezen even straf overwogen als vermetelen greep tracht hij op de peilschaal der geesteswaarden de dingen weer op hun plaats te brengen. Een hiërarchie van door instincten gevoede driften is ermee gesteld. Wat in de troebele periode, die aan het uitbreken van den oorlog voorafging, op het sociale, staatkundige, financieele en zelfs oeconomische plan om de overmacht drong, verreint zich in deze boeken tot een kristallen net, dat, over dien chaos van elkander kruisende conflicten in aantrekking en afstooting geworpen, veeleer dan het zicht te belemmeren het begrip verdiept.
Dit ontzagwekkende plan werd tot groote hoogte, niet geheel verwezenlijkt. Een zuiver kunstwerk ligt hier zeker niet voor ons. Naar het scheppen van zuivere kunst heeft Romains niet gestreefd. Met deze boeken zijn ongekende uitzichten geopend, nieuwe mijnen ontsloten. Wie het unanimisme als een godsdienst van het positieve wenscht te zien vindt er althans de schets van een bijbel. Van dit geloof is Romains de profeet, die, als
| |
| |
profeet, de wetten van de stof te buiten gaat. In magnetische velden wandelt hij over de aarde. De invloed van den geest op de materie, bepaalde vormen van het occulte waarneemvermogen, het zien buiten het netvlies of de telepathie, in vorige werken van zijn hand gevierd, dat alles doet aan de stelligheid van zijn leer niet af.
Het tumult van de voor-oorlogsjaren verschijnt als het gedruisch van de Apokalyps. In deze Godenschemering dreigen de groote er de kleine goden onder te gaan. Het zoeken van wie met man en macht het noodlot beproeven af te wenden kristalliseert zich rondom Briand. Overtuigd van diens goede trouw en de uitstralingskracht van diens persoonlijke magnetisme, legt de schrijver tegelijkertijd de onmacht van dezen verenkelden wil bloot. Onder het dringen van die door begrip en intuitie geleide machten gaat het fatum zijn onderaardschen gang, terwijl duizend gebeurtenissen aan de oppervlakte hun grillige spel spelen, de ongewisse tocht van een wereld naar een vervaltermijn. Deze wereld bestaat niet uit de som van de individueele driften. Romains vergaart niet afzonderlijke gevallen gelijk schrijvers vóór hem deden noch legt hij den nadruk op het simultaneïsme van de voorvallen, die zich in- en ontwikkelen. Op de ontwikkeling ligt het accent zooals hem het eeuwige boven het tijdelijke gaat. Zoo verifieert hij op het aardsche plan waarheden, die van buiten de aarde schijnen te komen, en wat hier een soort intiem dagboek of historische reconstitutie is wordt geadeld en overlooverd door een creatief vermogen, dat de grenzen uitwischt tusschen wat bestaan heeft en wat daarin, men weet niet hoe, van waar noch met welk doel, geborgen ligt.
Romains voert ons naar het centrale punt in het bewustzijn zijner schepselen. Voor ons ontrolt zich de eene cerebrale film na de andere. Zij alle bezitten de doordringendheid in zelfontleding van den schepper. Deze graad van helderheid in denkkracht, deze grootst gemeene deeler van geestelijke goede-trouw is allen gemeen. Het brein, dat ze stuk voor stuk differentieerde tot in de karakteristieke eigennamen toe drukte op alle het fabrieksmerk, dat vervalsching uitsluit en aan deze verscheidenheid een gelijkheid van rythme in de deducties bijzet, welke, verre van als onwaarschijnlijk te hinderen, in dit laboratorium de machines in denzelfden toon, met dezelfde frekwentie laat snorren en den
| |
| |
lezer voorhoudt, dat hij hier niet een nabootsing van de werkelijkheid heeft te zoeken.
Wat Romains doet is transponeeren, overschakelen. Aan de omstandigheden, waarin dit werk met een bijna bovenmenschelijk geduld ter wereld komt, kan de natuurlijke geneigdheid van deze personnages tot de innerlijke tweespraak toegeschreven worden. Een synthese van het menschelijke drama is hiermee beproefd. De houding van den schrijver tegenover de sujetten tilt ze boven de omgeving, waarin ze beschreven worden en die hun bestaan tot groote hoogte bepaalt. Het bizondere of toevallige veralgemeent en bestendigt zich door de vaardigheid, waarmee Romains het bestraalt. In deze meerendeels grauwe levens komt een relief, een contrastwerking van licht en schaduw ja, diepte van perspectieven, welke de gestalten, hoe nauwkeurig ze ook op levenden gemodeleerd moeten zijn, die de auteur niet alleen met het geestesoog kan hebben aanschouwd, boven ‘modellen’ laten rijzen.
Wat hierin te strak verstelseld mocht zijn wordt door het vermogen aan kiemkrachtig waarnemen opgewogen. De analyse dreigt op zekere plekken dood te loopen, maar opeens ontbotten er weer knoppen aan. Wat dood hout schijnt schiet onverwacht in bloei. Jules Romains moge zich tegen het einde van de tot nu toe verschenen deelen en eigenlijk door het gansche tiende heen, door zijn bedrijvige obsessie van den tusschen Duitschers en Franschen te vinden modus vivendi hebben laten meesleepen tot een uiteenzetting, die, op zich zelf meesterlijk, want levend gebleven, meer van het betoog of de monographie dan van den roman heeft, de kunstenaar gaat blijkbaar niet in den essayist onder. De zinnende analyse blijft constructief. In het ontwarren van stroom en tegenstroom beheerscht hij de materie zonder zijn recht, zijn.... plicht partij te kiezen op te geven.
Hij bleef zich bewust, dat dit alles geen menschelijke vormen kan aannemen, als het toevallige uitgeschakeld werd. De verdringingen naar het onderbewuste en wat vandaar het dadenleven influenceert krijgen onopzettelijk hun deel. Kleine oorzaken, groote gevolgen. Gurau weifelt een hem aangeboden ministerpost aan te nemen. In die innerlijke verwarring gooit hij in gedachten een kaartje van de Metro weg. Een conducteur die hem zonder biljet vindt, leidt Gurau voor den chef op een
| |
| |
manier van correcte onbeschaamdheid, welke Gurau te erger hindert daar hij meent, dat als hij, minister zijnde, naam en waardigheid genoemd had, deze... vernedering hem bespaard zou zijn gebleven, hij tenminste het innerlijk evenwicht had kunnen herstellen door zich met die woorden op den man te wreken. Door de onzekerheid van zijn houding krijgt het incident een ongeevenredigde beteekenis. Het kan hem voor het vervolg helpen, zich over zulke aarzelingen heen te zetten. Even onnoodig in den strikten zin van het woord is, dat Gurau door uitslag wordt gekweld of Haverkamp, de makelaar in huizen, op rood vleesch verzot is. Maar zoo vanzelf sprekend schuiven zich deze kleine feiten in den gang van het verhaal, dat men ze terstond aanvaardt en ze niet zou willen missen.
Als de beschrijving van den barensnood eener gemeenschap is dit alles opgezet. De geboorte van een naamloos wezen in het negende deel komt daardoor in een schrijnend licht te staan. Twee werelden scheiden er zich, twee lichamen gaan uiteen, beide in de pijnen van het bloed bevangen. De krampen van de baring onthullen er zich als een gebeurtenis van physiologische orde, een natuurramp of een natuurgeweld. Het Stirb und werde krijgt in dit hoofdstuk een diepen zin. Het wonder, dat zich in deze warme diepten afspeelt, onttrekt zich aan wat, individueel beperkt of gedifferentieerd, het zou versmallen en verschrompelen. En het is volstrekt niet verwonderlijk, dat deze afzonderlijke klanken meer en meer overstemd worden door een tweeledig motief, dat van oorlog en revolutie. De regeeringszaak is ieders zaak en wie Romains mocht verwijten, in deze hoofdstukken waarheid en verdichting zoo nauw dooreen te warren, dat Gurau de rol te spelen krijgt, die de geschiedenis aan de Selves heeft toegekend, zij verwezen naar La Chartreuse de Parme dat immers met een beschijving van den slag bij Waterloo begint.
Romains schroomde niet, zich zelf als object van anderer spieden in het koffiehuis van de symbolistische dichters in te voeren. Aan Jallez die er met zijn vriend Jerphanion gekomen is wordt hij gewezen. In dit vriendenpaar, beiden leerlingen van de Ecole Normale, waar leeraren en politici worden opgeleid, heeft Romains zich verdubbeld. Hun lange gesprekken en brieven, deze sfeer van ongewone vriendschap, die uitwisseling van
| |
| |
indrukken en denkbeelden, voor de omschrijving waarvan de woorden, hoe overvloedig ze hun ook op de lippen of onder de pen komen, ternauwernood toereiken, dat alles maakt het centrum van het oeuvre uit. Romains is hier het dichtst bij zich zelf. In Jallez kreeg het evasieve element in hem gestalte, het zwevende, dat zwevend wenscht te blijven. Niet uit angst voor de werkelijkheid noch uit vrees zijn verantwoordelijkheden te nemen, maar omdat het zich deel weet van het ‘leem’, dat, ongevormd, ongevormd wil blijven, daar het vorm aannemen zelfverminking en het einde van den staat der beschikbaarheid inhoudt. Jerphanion daarentegen belichaamt den Romains, die zich in den geest der revolutie zonder dat men aan barricaden noch welke gewelddadige omwenteling ook behoeft te denken, op het plan van het tijdelijk in het gewoel stort, naast hetwelk voor den ander de ware vraagstukken liggen. Dienovereenkomstig handelen de bewoners van deze verzonnen wereld in het algemeen: de een zoekt den strijd, anderen vluchten in wat natuur en een zekere vorm van beschaving aan gesierde hinderlagen gelegd hebben. En deze grens wordt aanhoudend overschreden, want zij leven bij de genade van wat zich over en weer stelt en opheft.
Het is evenmin toevallig, dat Romains een levendige belangstelling voor politieke ‘stille kracht’, occulte genootschappen, aan den dag legt als voor wat, afgescheiden van het afschuwelijke dilettantisme, waartoe de mode van Freud's naspeuringen heeft geleid, als oppermachtige en zich in tal van vermommingen hullende drijfkracht mag worden aangemerkt, de geslachtsdrift. De opzet van het werk zelf moest hem ertoe brengen, wat niet gezien of verbloemd wordt aan den dag te trekken. Dit werd hem vergemakkelijkt doordat hij zich in het centrum van het mechanisme stelde. Men verbeeldt zich hem gemakkelijk als waker over het torenvuur. Om beurten laat hij den stralenbundel over deze en die donkere plekken strijken. Nu eens gloeit dit, dan dat verblindend op. En voor dit licht houdt geen sociale leugen noch zelfbedrog stand. Romains is een toovenaar met X-stralen en in het hart van die draaiende kunstzon noteert hij. Zijn korte, scherpe, vlijmende zinnen hebben den klank van noteeren, het is alsof hij verklaart wat zich daar als buiten hem ontrolt.
Door dit noteeren zweemt bij wijlen in het verhaal de toon van
| |
| |
hoogen, want uit de dingen en hun tegenstellingen zelf voortkomenden humor. Als een ‘ontmoeting’ tusschen Marie en Sammecaud niet het gewenschte gevolg heeft door haar weerstand, verwijt ze zich dit: ‘évidemment, il avait eu quelques gestes très osés. Mais n'était-ce pas de circonstance? Marie avait une certaine honnêteté.’ Om haar voor zich in te nemen besluit Sammécaud haar vier versregels te reciteeren, ‘qu'il avait lus sur une carte postale’ voegt de schrijver er tusschen haakjes achter. Tusschen haakjes staat ook de volgende opmerking omtrent haar verwaarloosden, achterlijken zoon, nadat zij haar minnaar voor het eerst diens naam, Marc, genoemd heeft: ‘elle eut un sanglot, comme si le nom de Marc ajoutait au poignant de la situation.’ Ten slotte vindt men dienzelfden, korten, noteerenden toon in fijnheden als: ‘les fleurs du papier peint commençaient à faire amitié avec l'inconnue’ of: ‘la souffrance est reçue comme une passante. L'endroit n'est pas de ceux où elle s'installe.’
H. van Loon
|
|