‘Mij bereikten betrouwbare rapporten, dat Italië een petroleumembargo niet langer zou beschouwen als een economische, maar als een militaire sanctie, en met een oorlogsverklaring zou beantwoorden.
Dit wenschte ik te voorkomen, omdat een oorlog, afgezien van zijn uitkomst, zou hebben geleid tot een volkomen ontbinding van den Volkenbond en daarmee van het stelsel van collectieve veiligheid, dat wij met zooveel moeite hadden beginnen op te bouwen.
In deze atmosfeer vertrok ik naar Parijs.
De tijd drong, want vijf dagen later zou de coördinatie-commissie bijeenkomen en zeer waarschijnlijk het embargo afgekondigd hebben. Er was maar één uitweg: als vredesonderhandelingen aan den gang zouden zijn. Geen enkele van de vijftig staten, die met de eerste sancties waren meegegaan, had maatregelen getroffen van militairen aard, zoodat wij, en wij alleen, de eerste schokken te doorstaan zouden hebben gekregen.
Ofschoon mij de Fransche maatregelen persoonlijk te ver gingen zag ik zulk een gevaar in niets doen, dat ik mijn toestemming gaf zonder zekerheid te hebben erlangd van de toestemming der Britsche regeering. Ik vreesde te Addis Abeba de valsche hoop te wekken, dat de Volkenbond meer voor Abessinië zou kunnen doen dan in de voorstellen vervat was. Ik heb de mogelijkheid voorzien en overwogen, dat Abessinië zou vernietigd worden als onafhankelijke staat.
De voorstellen bestaan niet meer, maar het vooruitzicht op een vrede door vergelijk is althans gered.
Wij hebben Aden en Malta versterkt, een deel onzer vloot naar Alexandrië gezonden, maar geen enkel Volkenbondslid heeft één schip of soldaat gemobiliseerd of van standplaats doen veranderen. Wij kunnen geen 100% vrede krijgen met 5% samenwerking.
Intusschen is mij gebleken, dat de groote meerderheid van mijn volk het met de door mij gekozen gedragslijn niet eens is. Ik kon niet meer terug en heb de gevolgen aanvaard.’
En nu Baldwin:
‘Toen ik Maandagmorgen (9 Dec.) den kabinetsraad bijeenriep stond ik voor de keus: aanvaarden of mijn collega verloochenen. Na ernstig beraad besloot ik hem te steunen. Ik erken