De Gids. Jaargang 99(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Twee verzen Rimboe Ik leefde lang op de verlaten plaatsen Waar blanken niet dan noodgedwongen komen Aan smalle oeverzoom van breede stroomen Die niet dan 't groen van 't woudgewelf weerkaatsen. Als hoofd van een kolonie van melaatschen Heb ik een zwarte nymph tot vrouw genomen Loop haast niet meer maar rijd soms in mijn droomen Veerkrachtig met een friesche faem op schaatsen. Er is hier niets meer dat mijn leven stoort Hetzij de plaag van mieren en muskieten En soms de vage haat aan 't vaderland, Spijt dat ik onheil stichtte maar geen brand Dat ik gemarteld heb en niet gemoord Maar verder kan ik 't leven zeer genieten. [pagina 159] [p. 159] Vroegdienst Daar de geloovigen 't te rekklijk namen Heeft dominé een vroegdienst ingesteld Voor zes uur zijn ze om Hem mèt Hem samen, Bij 't huiswaarts gaan staat nog de dauw op 't veld. 't Is kil, men komt niet gaarne maar hij telt Zijn kudde na en wee hen die niet kwamen! (Vaak kan notaris ook met zacht geweld Aan pacht of huur herinn'rend meevermanen). Ook moet het uit zijn met de warme stoven Men zette voet toch op de vaste zerk! De preek slaat gloed uit hen die recht gelooven En stelt aan de aardsche lusten paal en perk. Hij ziet de kudde bibbren, maakt zich sterk, Dat hij de Zondagochtendzonde keerde. Voor dag en dauw galmt door de grauwe kerk De lof en dank der gepredestineerden. J. Slauerhoff Vorige Volgende