| |
| |
| |
Bibliographie
Henri Troyat, Faux jour, - Pion, Paris.
De Jean, die dit verhaal geacht wordt geschreven te hebben, zag zijn vader aanvankelijk in een niet aan de werkelijkheid beantwoordend licht. Zijn neiging tot idealiseeren en het herscheppen van zijn vader tot een object, waaromheen zijn bewonderingsbehoefte zich zou kunnen kristalliseeren, stelde hem in een ‘valschen dag’. Deze vader is een groteske dwaas, een sociale en geestelijke non-valeur, speelbal van de enkele nietsnutten uit zijn omgeving, die op hem parasiteeren, een wormstekig zakenman, die zich verslingert aan begoochelingen van winsten, waarvan nooit iets komt, een bluffer en een ongelukkige, wien het vermogen ontzegd bleef zich zelf te zien en de ontoereikendheid van zijn krachten te meten.
Deernis voor den zwakke brengt Jean nader tot dengene, die hem eerst met zijn handels-reizigersvaardigheid had meegesleept en dien hij later, toen hem de oogen geopend waren, afstootte. Zoo eindigt dit verhaal in een verzoenend accoord, een evenwicht van ontbonden krachten, en de schrijver is te prijzen om de helderziendheid, waarmee hij ze blootlegde. Hij reageert daarmee tegen de vooropgezette verbondenheid van vader en zoon, tegen schijn en zelfbedrog, want de zoon is geneigd zich te verhoovaardigen in en door de vermeende grootheid van den vader en deze kan zich vleien met wat hij in den zoon verdienstelijks meent te ontdekken. Maar deze toeleg tot onbekommerde sincérité, die uit angst voor zelfverblinding alle andere gewaarwordingen onderdrukt, wordt tot een kramp en zelfamputatie en ontlaadt zich schoksgewijs aan het einde, dat een oplossing is.
Als de vader tot een vod in de modder geworden is drukt Jean hem aan zijn hart. En het verhaal, een grisaille, welke tragi-komische avonturen Guillaume ook doorleve, waarin hij zijn zoon meesleept, eindigt zooals het begonnen is, met het gelaten accent van dat de dingen komen gelijk ze komen moeten en deze Guillaume, triste sire, bleeke hansworst, het eigen lot meebracht.
Van den jonkman, die zich Troyat noemt en een Russisch-Armeenschen naam draagt, onlangs naar het heet tot Franschman genaturaliseerd, is dit een eersteling. En deze roman is zoo rijk en tegelijk zoo sober, de toets is zoo vast, het vermogen tot doorgronden zoo indringend, dat men hem nauwelijks een belofte durft noemen. Heeft Troyat hiermee niet reeds zijn talent verschreven....? Men zou willen weten, wat in deze elementen rechtstreeks uit hem zelf is.
De atmospheer is zeker Russisch, Guillaume is zeker een noordelijke Tartarin. Men overziet het verhaal in de herinnering als een droge- | |
| |
naaldets, verscholen gevoeligheid en teruggehouden humor, welke als de schrijver dien toegelaten had, de gespannenheid van de lenige taal verzwakt zou hebben, want zulke levens zijn alleen te leven en te beschrijven, indien het afstand nemen, dat de humor onderstelt, vermeden wordt. Maar daarmee dreigt een ander gevaar, dat van verdorring, en hieraan is Troyat niet ontgaan. Wie dit verhaal naast een van Van Oudshoorn legt, wordt zich dit gemis bewust. Men wenscht rondom dit kleine gebeuren meer ruimte, de speling van een levensgevoel, dat er een achtergrond aan spannen en het doorlichten zou, waarmee deze voorvallen vlietende zouden worden, zonder dat de greep van de gevoelige hand, die ze grift, verslappen mag.
| |
Paul Eluard, La rose publique, - Gallimard, Paris.
Eduard is een der voorvechters van het surrealisme geweest; van de groep bleef hij wellicht het dichtst bij den oorsprong. Dit is een bundel raadseltjes in versvorm, heel vrije en natuurlijk niet rijmende verzen. Een uiting van nihilisme in litteratuur, vormloos en grillig. Verschietende complexen als in een kaleidoskoop, onvolgroeide gestalten van menschen en dingen, wonderlijke wezens en onvoldragen gezichten, die van den droom? De ijle branding, die de eilanden van den slaap van de open zee scheidt en daaraan verbindt. Eilanden zijn deze.... gedichten, om ze maar zoo te noemen, verhevelingen boven den spiegel van het bewustzijn, invallen, die zich schier tegelijkertijd uitstorten, misgeboorten van een zich aan alle controle onttrekkend verzonken gebied. Een Atlantis van het verwarde brein, disparate wrakstukken van een verloren wereld, waar het kenvermogen faalt en de gewaarwordingen een eigen kompas behoeven.
‘Tranquilles objets familiers, nous descendrons dans une mine héroique Nous en tirerons les verrous Nous avons fermé les volets Les arbres ne s'élèveront plus On ne fouillera plus la terre On ne nous déterrera pas il n'y a plus de profondeurs ni de surfaces.’
Eluard deelt dezen tekst zonder leesteekens in ongelijke regels in. Hij versplintert de zinnen naar het rythme, waarmee de beelden, die geen vergelijkingen zijn, eenmaal aan de buitenlucht blootgesteld, uiteenspatten en vergenoegt zich een ander maal met de ‘aanteekening’:
‘Des kilomètres de secondes à rechercher la mort exacte.’
Van deze ‘grenspoëzie’, die in zand geschreven schijnt, maar zoo, dat de volgende golf ze, reeds hard geworden, overvloeit en een zoeker, aren later deze bizarre teekens vindend, er de boodschap van een ander geslacht, een ander eiland in meent te herkennen zonder den zin te kunnen ontcijferen, blijft een gevoel van vermoeienis over:
‘De tout ce que j'ai dit de moi que reste-t-il J'ai conservé de faux trésors dans des armoires vides Un navire inutile joint mon enfance à mon ennui Mes jeux à la fatigue Un départ à mes chimères.’
Scherven van eenzaamheids- en vertwijfelings-uitstorting.
| |
Maurice Paléologue, Guillaume II et Nicolas II, - Plon, Paris.
In het mozaiek van de geschriften, die zich bezig houden met de verantwoordelijkheden voor het uitbreken van den oorlog, schikt zich deze
| |
| |
studie van wie gedurende den oorlog ambassadeur van Frankrijk te Sint Petersburg was. In die functie heeft hij naar eigen zeggen vertrouwelijke gesprekken met den tsaar gevoerd. Deze nam daarbij ten aanzien van zijn Duitschen neef geen blad voor den mond. Wilhelm was Nicolaas in vele opzichten de baas. Toen de tsaar 2 November 1894 den troon besteeg was Wilhelm 35 jaar en al zeven jaren keizer. Op grond van dit overwicht spaarde de keizer den heerscher over alle Ruslanden zijn raad niet. Paléologue kan dienaangaande weinig nieuws te berde brengen; de in dit boek afgedrukte brieven zijn wel bekend. Al staan de sympathieën van den schrijver aan den kant van Nicolaas, hij spaart hem maar tot zekere hoogte, noch ziet hij de kwaliteiten van den ex-keizer voorbij. Hij legt vooral diens streven bloot Rusland van Frankrijk weg te trekken.
Het kon niet Paléologue's bedoeling zijn een volledig geschiedverhaal van die jaren te schrijven. De ernstige gebeurtenissen, die toen voorvielen en zich in een oorlog moesten toespitsen, worden door de oogen van de hoogste machthebbers gezien. Zij zagen, wat ze wilden en wat vleiers en andere belanghebbenden hen lieten zien. Naast Wilhelm rijst de bedenkelijke figuur van Eulenburg en over de gestalte van den vermoorden tsaar valt de schaduw van Raspoetin, zooals Alexander III den invloed van een anderen monnik, Jan van Kroonstad, had ondergaan. De sluwe Eulenburg van zijn kant zou zijn meester in de geheimen van kabbala en andere tooverkunsten hebben ingewijd.
Zoo waren er tusschen beide vorsten bij verschillen punten van overeenkomst. Wilhelm noemde zich zelf een willig werktuig in Gods hand; het begrip van Nicolaas aangaande de absolute macht was instinctiever en natuurlijker en tegenover de vraagstukken van judaïsme en Islam, om iets te noemen, stonden ze geheel verschillend. Wilhelm legde voor beide groepen een duidelijke, natuurlijk op politieke overwegingen steunende voorliefde aan den dag. Paléologue verwijt, in verband met de ontwikkeling der dingen na den op Frans Ferdinand gepleegden moord, Wilhelm de Wilhelmstrasse in tegenstelling met de door Bismarck gelaten lessen niet geremd te hebben in haar verblinding voor het Balkangevaar en de persoonlijke begeerten der Habsburgers.
Boeiend, zij het oncontroleerbaar, ofschoon psychologisch verantwoord en op voldoenden afstand van de ‘histoire romancée’, is het relaas over de fameuze ontmoeting bij Bjorkö, waar de keizer den tsaar gebiologeerd en hem het bondgenootschappelijk verdrag zou ontwrongen hebben, dat de alliantie met Frankrijk verried en waarop Nicolaas op aandrang van de verantwoordelijke mannen moest terugkomen. De evolutie van de Europeesche politiek maakt deze dingen actueel. Rusland is opnieuw in het continentale spel getreden. Opnieuw werd het een militaire mogendheid van den eersten rang. Sowjet- of een door een alleenheerscher geregeerde staat, het jaagt dezelfde buitenlandsche belangen na. De door gemeenschappelijk gevaar ontketende stroomen vinden de beddingen van voor-oorlogsche militaire verdragen. Opnieuw spant het tusschen Rusland en Japan. Paléologue schenkt vooral aandacht aan den druk, door Wilhelm op den tsaar geoefend om hem in dien oorlog te drijven en, later, om de krijgsverrichtingen voort te zetten. ‘Aarzel niet je forten aan Weichsel en Njemen te ontmantelen.’
En een ernstige klacht tegen Wilhelm is, dat hij niets deed om het
| |
| |
leven van den Tsaar te redden, toen deze door de sowjets gevangen genomen was, en dat de keizer zich na 16 Juli 1918 van elk protest onthield.
H.v. L.
| |
J. Kuypers en Dr. Th. de Ronde (Met medewerking van Dr. J.G. M. Moormann en D. Wouters), Onze Litteratuur in Beeld. - De Sikkel, Antwerpen - N.V.P. Noordhoff, Groningen.
Dit boek is een heel aardige verrassing. ‘Onze bedoeling, zegt de inleiding, was de ontwikkelingsgang van de literatuur levendig en treffend voor te stellen aan de hand van een aantal portretten, afbeeldingen van handschriften, miniaturen, titelbladen, illustraties e.d. Aldus wordt de geschiedenis van de letterkunde een levend geheel dat in volkomen aanschouwelijkheid voor ons oprijst’. Een ruime keus van documenten werd ontleend aan de geschiedenis, de boekenwereld, de beeldende kunsten. En aldus hebben de verzamelaars hun doel bereikt, door de eeuwen heen onzen volksaard uit de veelheid der verschijnselen naar voren te brengen. Een boek dus dat de gestalten en de gebeurtenissen van de Nederlandsche beschavingsgeschiedenis waarachtig levend voor onze oogen stelt. Een lijvig commentaar licht de illustraties toe, en het geheel bestrijkt de Middeleeuwen, de Renaissance en de moderne tijd tot heden, en zelfs Friesland en de Zuid-Afrikaansche letteren zijn niet vergeten. Met documenten uit zeer verschillende tijdperken tegenover elkaar te stellen hebben de auteurs jong en levendig werk verricht. Zoo zien wij illustraties van Gustaaf van de Woestijne en van Fokko Mees voor Reinaert de Vos in het hoofdstuk der Middeleeuwen, en ook tooneelen uit moderne vertooningen van Mariken van Nieumeghen en Lanseloet van Denemarken naast oude houtsneden en manuscripten van het abele spel. Er zijn afbeeldingen van kerken, kasteelen, binnenhuizen, schilderijen van Breughel en Frans Hals, binnenzichten uit raadhuizen en museums, schouwburgen, en tot zelfs de aardsvaderlijke trein van Brussel op Mechelen van 1835. Wij kunnen niet anders dan hier een greep te doen uit die menigvuldige en zoo belangwekkende illustraties. Laat ons eens zien naar de Vlaamsche Romantiek. Aandoenlijk is daar het eerste nummer van Vlaemsch België, het eerste Vlaamsen dagblad van 1844, met Conscience's Graef Hugo
van Craenhove als feuilleton. Er zijn typische titelbladen uit die tijd, o.m. van Theodoor van Rijswijck's Eigenaerdige Verhalen (1837). Maar vooral de portretten zijn kostelijk, en geven een merkwaardigen retrospectieven kijk op al de pionniers der Vlaamsche Beweging. Het jeugdportret van Jan van Beers met zijn jonge bruid, thans in het Museum van Letterkunde te Antwerpen, is een meesterstuk van zoete Schubertiaansche romantiek. Typisch ook het portret van Rosalie en Virginie Loveling dat moet zijn uit de jaren '50. Naast de meest gevulgarisserde portretten zijn er ook minder bekende beeltenissen zooals dat van Gezelle rond 1860 en dat der broeders Verriest in het jaar 1858. Een groote verrassing is een jeugdportret van Max Rooses, pikzwart als een carbonaro. In de moderne letteren zal men dankbaar zijn voor de beeltenis van veel typische figuren, waaronder een portret in ijzerdraad van
| |
| |
F. Toussaint, een geestige schets van Maurice Roelants door Tytgat, een bijžonder geslaagde Marnix Gijsen door Albert Servaes met dit sympathiek commentaar van het slachtoffer: ‘Harde les van moraal: zoo ernstig, zoo degelijk, zoo wijs en vroom heeft een goede vriend mij willen zien. Dwaas, lichtzinnig, onwijs en onvroom ben je. Lijk op je portret, jongen!’ De geschilderde portretten van Walschap met een Schillerkraag en van Lode Zielens zijn minder geslaagd. Maar de kroon spant de groep van de stichters van Van Nu en Straks: Van Langendonck die er uitziet als een detectieve der jaren '90 (dienst van Lépine), Vermeylen als een jonge rabbijn, Cyriel Buysse met zijn knevel en zijn hoedje als eere-voorzitter van de Moedige Wielrijders van Nevele, en Emmanuel de Bom, jong en uitdagend met een antiek lorgnet en een monumentale das.
In een volgende uitgave, die wij aan de opstellers van harte gunnen, zouden wij ook de portretten willen zien van Victor dela Montagne (onbegrijpelijk dat men dien vergat)!, Mej. Belpaire, André de Ridder, Paul Kenis, Eug. de Bock, Dr. G. Schamelhout (onvermoeibaar strijder voor Vlaamsche cultuur en steunpilaar van Van Nu en Straks!) Jan van Rijswijck zoon, de groote volksredenaar en, - waarom niet? - de drie van den Rütli-eed: Louis Franck, F. van Cauwelaert en Kamiel Huysmans! De auteurs bezigen in hun commentariën de nieuwe spelling, waarbij zij echter m.i. te ver gegaan zijn door teksten van Conscience, Tony Bergmann e.a. in die schrijfwijze weer te geven. Om logisch te zijn hadden zij dan hetzelfde moeten doen met een brief van Betje Wolff. De photographische illustraties zijn voortreffelijk. Twee errata: het gezicht op Antwerpen (hoofdstuk III, pl. 4) is niet van 1555; het moet geschilderd zijn tusschen 1518 en 1540 toen op O.L. Vrouwe toren de uurplaat is aangebracht die op het schilderij nog niet te zien is. Ernstiger vergissing: in hoofdstuk IV, pl. 9 wordt een portret van Cornelis Tromp (door een in 1647 geboren schilder) voor een Maarten Tromp gegeven!
A.C.
|
|