De Gids. Jaargang 99(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Ballade van den grooten dorst Je meurs de seuf au près de la fontaine. Drink wijn, Rijnsch, Fransch of Spaansch, rood, geel of goud Al smaakt het naar den hemel en violen, 't Smaakt steeds naar wat men aan dorst overhoudt. Gode's genade zij ons dorst bevolen. Wijn maakt ons als een kind aan 's werelds borst. Maar dorst is alles wat men overhoudt. Bemin, zwart, rood of blond, 't is alles dorst. Een beek blijft klateren in een brandend woud, De maan schijnt vorstelijk op iedere wei. Hoeveel een mensch ook van een ander houdt, 't Is altoos een en altoos eenerlei. Want dorst is alles wat men overhoudt. Verdorst, omdat wie goed drinkt en bemint Maar een ding leert, en altoos eenerlei: Dat men altoos God als het einde vindt, Een glas altoos te leeg, hoe vol het zij. Geen ding ter wereld dat ons zoo benauwt: Dat dorst is alles wat men overhoudt. *** Francois Villon, mijn prins, bij Jezus' dorst, Wij hebben nooit een droppel wijn vermorst. Noch ooit bemind, of God erkend als vorst. Wist gij den weg in 's werelds prachtig woud? Heet is het bloed, en dor de keel als zout. En dorst is alles wat men overhoudt. J.W.F. Werumeus Buning Vorige Volgende