den voet van een heiligdom, en hij zwoer dat hij verder niets meer behoefde van hiervoor of hierna, zoo de pijn en de lust van dien gloed ontbraken, dat hij zonder de maten voor lichaam en ziel geen land, geen wezen beminnen kon.
Hij reisde en verbleef aan de prachtigste hoven en waar hij kwam vertelde men lang van dat wonder van gracie, voorbij gegaan als het licht van een vallende ster, en menige vrouw zat in het venster te staren.
Eens vertoefde hij op een slot aan de zee. De zee was blauw en zong in de diepte onder de rotsen, groene tuinen lagen glooiend geschaard aan de andere zijde, zilver en donker onder de wolken, in den nacht dwaalde er blankheid van jasmijn.
De zaal van het slot werd verlicht met kristal, de violen begonnen te spelen, de dansers, lila, rose, negen en tripten de figuren. En midden in den dans zag die jonkman in den boog van de poort een gestalte, eenzaam, purper. Hij zag daarna wel menschen bewegen en glans van oogen langs hem gaan, maar hij stond alleen in een andere maat.
En onder de takken die de sterren verborgen kwam zij nader met geruisch aan de voeten en stillen adem en zij stond voor hem. De avond werd groot, vervuld van gefluister. Maar toen hij ten leste de hand wilde strekken bezon hij zich, hij had geleerd dat al wat van vrouwen komt kinderspel is en de gelofte: Tot het einde der dagen! herinnerde hem aan een droom die voorbij was. Hij lachte en antwoordde:
Tot het einde, mejuffer, van het menuet.
Uit de sluiers kwam haar stem:
Ook daarna, want de dageraad volgt op den nacht.
Hij zag haar gaan in het loof der olijven, hij staarde met den hoed in de hand.
Toen den volgenden avond de zon was gedaald, keerde hij weer in die glooiende gaarde onder de boomen, want hij verlangde de muziek van de stem waarmee zij gegaan was nogmaals te hooren. Zij kwam niet, hij zocht en stond pas stil toen de maan verscheen, tenger terzij van de wolken. Er viel schaduw en ook eenig licht op den grond. Daar was een bank, hij wachtte, de sikkel der maan ging de wolken voorbij.
Toen ontwaarde hij voor zich een poortje en een man met een hobo sloop haastig naar binnen. Een lila licht dat helder