De Gids. Jaargang 95
(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
De geopolitiek als sociale wetenschapWanneer men het kaleidoskopische beeld ontleedt, dat de maatschappij in haar samengesteldheid vertoont, dan bespeurt men daarin één segment, dat zich door zijn kalme beweging van de andere onderscheidt: het is de groep der wetenschappelijke werkers, wier subtiele arbeid zich moeilijk laat verrichten in het gejacht van het dagelijksche leven. Het zou evenwel onjuist zijn, daaruit de gevolgtrekking te maken, dat die arbeid zelf nauwelijks met de maatschappij in contact staat; het tegendeel is waar. Elke tak van wetenschap is ook te zien als een maatschappelijk verschijnsel, geboren uit en gedragen door de stoffelijke en geestelijke behoeften der gemeenschap. Het sociale gevolg van dien natuurlijken samenhang is, dat men voortdurend tracht door toepassing van de uitkomsten der wetenschap het maatschappelijk profijt te trekken van de opmerkelijke arbeidsverdeeling, die de groep der wetenschappelijke werkers schiep. Weliswaar bestaat er, theoretisch althans, een scherpe scheiding tusschen het ‘weten’ en het ‘kunnen’, dat zijn toepassing vereischt, dus tusschen wetenschap en practijk, maar het kan niet worden ontkend, dat de natuurlijke samenhang tusschen maatschappij en wetenschap er steeds meer toe leidt, het kunnen te enten op het weten. De geschetste symbiose is een der krachtigste stimulantia voor den bloei der wetenschappen en den groei der maatschappij, doch ze sluit tevens voor beide groote gevaren in. Die samenhang toch kan een struikelblok vormen voor het toepassen der noodige objectiviteit bij het waarnemen, ordenen en concludeeren. Dat gevaar dreigt in het bijzonder bij de | |
[pagina 349]
| |
sociale wetenschappen, al was het slechts, omdat de onderzoeker hier sterker den invloed ondergaat van de omstandigheid, dat de sociale voldoening over zijn uitkomsten grooter zijn zal, naarmate deze meer tegemoet komen aan de oogenblikkelijke maatschappelijke behoeften of psychisch stemmen op den gevoelstoon van de groep. Hoe gemakkelijk loopt men dan de kans, dat de gevonden ‘wetten’ worden geformuleerd onder invloed van sociale wenschen. Daarin schuilt tevens het gevaar voor de maatschappij. Immers, men wil toepassen, vooral als de wetten passen. Maar welk kwaad kan daaruit voortvloeien, wanneer de geformuleerde richtsnoeren onjuist zijn; wanneer de groep den weg inslaat, aangewezen door een gids, die zelf verdwaald is. De gevolgen daarvan zullen te ernstiger zijn, naarmate de groep omvangrijker is of het studie-object dieper ingrijpt in het groepsleven. Tot zulke veel omvattende en diep in het maatschappelijk leven grijpende sociale structuurvormen behoort ongetwijfeld de staat, de souvereine organisatie van een volk. Zijn diepgaanden invloed ontleent de staat zoowel aan zijn machtskarakter als aan de toenemende groepssolidariteit, welke van zijn machtsuitoefening de verwezenlijking van vele harer idealen verwacht. De technische volmaking van het verkeer, de wereldhuishouding en de nationale oriënteering der internationale politiek zijn even vele als machtige oorzaken van de voortdurende uitbreiding van den staatsinvloed, zoodat de staatshandelingen van groote volken de geheele cultuurwereld kunnen treffen. De Wereldoorlog heeft ons dat op hardhandige wijze geleerd. Wie zich dan ook bezighoudt met de studie der staatspolitiek, in de verwachting, dat zijn uitkomsten den grondslag zullen kunnen vormen van het politieke handelen, draagt een zware verantwoordelijkheid. Hij heeft daarbij steeds te bedenken, dat wellicht op geen gebied van onderzoek het gevaar voor onjuiste uitkomsten grooter is dan bij dat betreffende den staat. Hier toch werken de sociale krachten, die een wetenschappelijk deraillement kunnen veroorzaken, sterker dan op eenig ander maatschappelijk terrein. De belangstelling voor en de liefde tot den staat moge ons, Nederlanders, niet elken | |
[pagina 350]
| |
dag bewust zijn, het kan niet worden ontkend, dat bij verschillende cultuurvolken, en juist bij de machtigste, de belangstelling voor eigen volk en bodem, maar vooral voor den machtsvorm hunner politieke eenheid, die de staat is, zeer vast verankerd ligt in de aandachtssfeer van de groep en een groote plaats inneemt in haar gevoelsleven. Niets prikkelt het groepsgevoel sterker en verlevendigt de groepssolidariteit meer dan een met succes bekroond machtsstreven van den staat; niets verwondt zoo diep als zijn machteloosheid. Daarom heeft de wetenschap, die de staatspolitiek wil onderzoeken, groote moeilijkheden te overwinnen, vooral, wanneer ze er naar streeft, richtsnoeren aan te geven voor de toekomst. Dit nu wil een nieuwe wetenschap, de geopolitiek. Deze stelt zich tot taak, de levensvoorwaarden van den staat te onderzoeken, teneinde de gewonnen kennis te kunnen toepassen bij het politieke handelenGa naar voetnoot1). Wetenschappelijke en sociale taak beide worden dus van den beginne aan in het oog gevat. De geopolitiek bestudeert den staat in zijn beweging, zijn politieke ontwikkelingGa naar voetnoot2) en tracht deze ontwikkeling te verklaren, teneinde aldus wapenen te kunnen smeden voor de politieke handelingen, een gids te kunnen zijn in het politieke leven, ja zelfs den moreelen maatstaf te kunnen aanleggen ter beoordeeling van den staatsman: ‘Die Geopolitik will und muss zum geographischen Gewissen des Staates werden’Ga naar voetnoot3).
De geopolitiek is ontstaan op Duitschen bodem. Dat is, gelet op het sociale karakter van wetenschap in het algemeen en op de staatsliefde der Duitschers in het bijzonder, volkomen verklaarbaar. Waar is de liefde tot den staat grooter dan bij onze Oostelijke burenGa naar voetnoot4), waar werd die liefde meer beproefd? Waar had gemis aan kennis van de ontwikkelingsvoorwaarden van den staat, zoo men meende, fataler gevolgen gehad; waar is tevens het vertrouwen in de mogelijkheid van een rationeelen maatschappelijken bouw grooter dan bij hen? | |
[pagina 351]
| |
In deze sociale sfeer had historie den tijd rijp gemaakt voor het ontstaan eener wetenschap, die zich tot taak zou stellen de levensvoorwaarden van den staat te onderzoeken, deze zoo mogelijk in klare formules vast te leggen, opdat de mogelijkheid zou worden geschapen, de toekomst van den staat rationeel op te bouwen. Aldus ontstond de geopolitiek. De stichter dezer nieuwe wetenschap, generaal Haushofer, laat ons omtrent den socialen impuls tot haar ontstaan geen oogenblik in twijfel. Zijn studie ‘Grundlagen, Wesen und Ziele der Geopolitik’Ga naar voetnoot1) vangt aan met een herinnering aan de Duitsche nederlaag; daaruit dient men te leeren voor de toekomst. ‘Aus diesem elementaren Drang nach besserem wissenschaftlichen Schutz der politischen Lebensform.... entstand auch die Forderung der Geopolitik.’ Ook BanseGa naar voetnoot2) en UleGa naar voetnoot3) constateeren den onmiddellijken samenhang met die maatschappelijke catastrofe. De oorlog heeft geleerd, ‘dass das Naturgesetz vom Werden und Vergehen noch immer mit unerbittlicher Schwere für das organische Leben der modernen Staaten gilt....’Ga naar voetnoot4). Welnu, zulke wetten te leeren kennen, teneinde de gemeenschap te dienen, is de sociale taak der geopolitiek. De geopolitici zeggen dit nadrukkelijk. Dat zulk een voornemen het gevaar voor wetenschappelijk deraillement nog vergroot, behoeft nauwelijks te worden bewezen. Wie de wetenschap beoefent uitsluitend terwille harer maatschappelijke nuttigheid, geeft aan de sociale factor een nog krachtiger invloed dan deze uiteraard reeds heeft. Dit gevaar zou stellig aan kracht hebben ingeboet, indien de geopolitici zich van den aanvang hadden voorgenomen, hun onderzoekingen in de steriele sfeer van het studeervertrek te verrichten, teneinde aldus de groepssuggestie zooveel mogelijk te elimineeren. Doch van zulk een werkwijze is geen sprake. De staatsliefde is bij den stichter der | |
[pagina 352]
| |
geopolitiek en bij zijn volgelingen zoo groot, dat zij zich niet kunnen onttrekken aan de verleiding, zich onmiddellijk tot het volk te wenden, teneinde dit in hun onderzoekingen te betrekken. Haushofer deelt met zichtbare voldoening mede, dat de geopolitiek in Centraal-Europa spoedig zooveel ‘Anhänger’ (het woord spreekt boekdeelen) gevonden heeft. Ongeduldige geopolitici betrekken zelfs de school in hun wetenschap. Met den moed der jeugd wordt daar verkondigd, dat de geopolitiek de wetten zal opsporen, die de ontwikkeling van den staat beheerschen, ja, de indruk wordt gevestigd alsof men die wetten eigenlijk reeds kent. Zoo staat er in de inleiding van een ‘Geopolitischer Typenatlas’ geschreven, dat deze den leerlingen zal moeten aantoonen, hoezeer de staat groeit langs door de natuur voorgeschreven ontwikkelingslijnen; dat een bepaalde geografische eenheid - waarmede men dan landschappen bedoelt in geografischen zin - aan zijn be woners, zonder rekening te houden met ras, aanleg of taal, steeds weer denzelfden historischen ontwikkelingsgang oplegt; dat de staten zich ontwikkelen volgens eeuwige, onverbiddelijke wetten, die hun oorsprong vinden in de natuur van het landschap.Ga naar voetnoot1) Heeft de geopolitiek inderdaad het recht, zich nu reeds als leider op te werpen in de moeilijke kunst der politiek? Verdient zij inderdaad het volksvertrouwen, waarop ze met zooveel trots wijst? Teneinde deze vragen te kunnen beantwoorden en de wetenschappelijke waarde der geopolitiek te kunnen beoordeelen, is het noodzakelijk, de grondslagen, de methoden en de uitkomsten, de gevonden ‘wetten’ dus, achtereenvolgens te onderzoeken.
De grondslag der geopolitiek, de basis, waarop het geheele wetenschappelijke gebouw is opgetrokken, is de opvatting van den staat als een organische eenheid in biologischen zin; van den staat als ‘Lebensform’, een opvatting die steunt op | |
[pagina 353]
| |
het werk van den Zweed Kjellén, wiens ‘Der Staat als Lebensform’ aan de wieg der geopolitiek stond.Ga naar voetnoot1) De beschouwing van den staat als een organisme is niet nieuw: we treffen ze reeds aan bij de Klassieken en telkenmale wordt ze herhaald tot op den huidigen dag.Ga naar voetnoot2) In het tijdvak der Restauratie na de Fransche Revolutie, met zijn behoefte aan herstel en opbouw, vond de romantiek in de organische opvatting van den staat een vasten grondslag voor het werk der consolidatie: de staat was niet een vereeniging bij overeenkomst, welke willekeurig kon worden ontbonden, maar een historisch gegroeide sociale figuur, die in zijn kenmerkende eigenschappen van totaliteit en ontwikkeling de essentieele kenmerken van het organisme vertoonde. De indrukwekkende ontwikkeling van de natuurwetenschappen gedurende de 19e eeuw heeft ongetwijfeld het hare bijgedragen tot den biologischen uitbouw der organische staatsopvatting, welke men aantreft in de school der organische sociologie en wel in dien zin, dat het geloof in het bestaan van onafwendbare ontwikkelingswetten voor den staat daarin schijnbaar een steun vond, met gevolg dat de organische school bij voorkeur gebruik maakt van termen en begrippen, aan die exacte wetenschappen ontleend. Aldus maakte de opvatting van den staat als een vorm des levens den weg vrij tot het formuleeren van ‘wetten’, die, gedragen als ze schijnen door de exactheid van het onderzoek, door den leek als onafwendbare waarheden kunnen worden aanvaard en daardoor juist weer bijzonder geschikt zijn voor de sociale functie der geopolitiek. Dr. Lysen meent, dat het standpunt der radicale ‘organicisten’ geheel overwonnen is.Ga naar voetnoot3) Ten onrechte. Het beleeft in de geopolitiek een reveille, die de stoutste verwachtingen | |
[pagina 354]
| |
der organicisten zal overtreffen. Deze nieuwe wetenschap toch steunt geheel op de biologische opvatting van den staat. Maull, een der vooraanstaande geopolitici, acht de plantensociologie nauw verwant aan de geografie van den staatGa naar voetnoot1). Volgens Hennig, die het eerste handboek schreef over de geopolitiekGa naar voetnoot2), worden de staten evenals menschen geboren; ze lijden, evenals deze, aan kinderziekten; beleven, wanneer ze gezond zijn, een tijdperk van groei en bloei; ondergaan de drift der voortplanting als een krachtige impuls tot uitbreiding en kolonisatie. Evenals de mensch - aldus Hennig - groeit de staat op twee wijzen: door uitzetting en door splitsingGa naar voetnoot3); op bepaalden leeftijd gekomen, openbaart die groei zich bij organismen op stormachtige wijze; dit is dus ook bij staten het gevalGa naar voetnoot4). Ook in zijn verouderingsverschijnselen komt de staat met den mensch overeen: hij vertoont verschijnselen van verkalking en wordt kindsch. Dan is de tijd aangebroken, den staat onder toezicht te stellenGa naar voetnoot5). Ten slotte sterft de staat, indien hij althans niet tijdig een proces van verjonging heeft ondergaan; in deze mogelijkheid verschilt de staat volgens Hennig volkomen van andere levende wezens. Deze voorbeelden van de staatsopvattingen der geopolitici, welke zonder moeite met vele soortgelijke zouden kunnen worden aangevuld, zullen bij menig lezer een glimlach opwekken van welwillend en vergevend begrijpen, in welke gevoelens ik gaarne zou deelen, indien de jongste geografische spruit niet zulke gevaarlijke sociale eigenschappen had, welke juist het gevolg zijn van die organische opvattingen; indien ze voorts niet zoo krachtig inwerkte op de verbeelding der massa; niet zoo sterk tegemoet kwam aan bepaalde voor den wereldvrede gevaarlijke groepswenschen, zonder daartoe, wetenschappelijk althans, gerechtigd te zijn. Inderdaad, grappig klinkt de stelligheid waarmede gewezen wordt op het ‘natuurlijke’ van de vlegeljaren der jonge staten, in dit stadium ‘naturgemäss vom stärksten Wachtumsdrangerfüllt’, | |
[pagina 355]
| |
elk oogenblik bereid, zich ‘Wachstumsspitzen’ te verschaffen, dus veroverend op te treden. Maar wie van de argelooze lezers zal dan den moed bezitten, zulke staten te veroordeelen, die immers, wanneer ze imperialistische neigingen vertoonen, gehoorzamen aan door de natuur opgelegden dwang? Waar blijft de grondslag voor internationaal recht; waar de redelijkheid onzer verontwaardiging bij politiek geweld, wanneer dit alles toch onafwendbaar is en samenhangt met het biologische wezen van den staat? De lezer gevoelt, hoe gevaarlijk deze opvatting is in den mond van matelooze imperialisten, zooals onze eeuw er nog zoovelen telt: hoe groot het politieke gevaar is, dat er schuilt in een wetenschap, die de schooljeugd reeds wil overtuigen van den biologisch bepaalden ontwikkelingsdwang van den staat. Dat gevaar ware als een noodlot te dragen, indien die organische opvatting omtrent het wezen van den staat het resultaat was van ernstig, diepgaand en critisch onderzoek; indien de geopolitici met dezelfde kracht als waarmede zij hun ‘Anhänger’ kweeken, hun wetenschap beoefend hadden. Doch dit is geenszins het geval. Hun natuurwetenschappelijke opvattingen zouden de geopolitici moeten noodzaken, indien het hun waarlijk om wetenschappelijke uitkomsten te doen was geweest, ook de methoden der exacte disciplinen te aanvaarden en toe te passen. Maar nergens, noch in het werk van Kjellén,Ga naar voetnoot1) noch in dat zijner geopolitieke volgelingen, wordt getracht den staat en zijn ontwikkeling empirisch en vergelijkend te leeren kennen, ondanks de beste voornemens. Wie het werk van Kjellén kent, staat dan ook verbaasd op de eerste bladzijde van de bekende belijdenis der vier vooraanstaande geopolitici te lezen, dat Kjellén langs inductieven weg tot het inzicht (Ueberzeugung schrijven ze) kwam, dat de staten organismen zijn ‘im biologisch - empirischen Sinne’. Langs inductieven weg! Doch daarvoor waren Kjellén en de geopolitici veel te ongeduldig en te zeer reeds overtuigd | |
[pagina 356]
| |
van de juistheid hunner opvatting. Deze behoefde geen bewijs! Men zou mij kunnen tegenwerpen, dat het bewijzen van zulk een overeenkomst overbodige arbeid zou zijn, omdat de geopolitici de gelijkheid van staat en biologische eenheid niet letterlijk bedoelen, doch deze slechts aanvaarden als een verhelderende vergelijking; Grabowsky zou men tot dezulken kunnen rekenen. Inderdaad is het niet met zekerheid aan te geven of men doelt op overeenkomst dan wel op gelijkheid, wanneer de staat tot de vormen des levens wordt gerekend. Daarvoor formuleeren deze geografen-politici de grondslagen hunner nieuwe wetenschap veel te weinig scherp. Doch nemen wij een oogenblik aan, dat zij met hun biologische staatsopvatting niets meer bedoelen dan een aanduiden van overeenkomsten tusschen den staat en biologische eenheden. Uit een oogpunt van wetenschappelijk onderzoek kan de vergelijking met gemakkelijker meetbare verschijnselen worden verdedigd, omdat ze dienen kan tot vereenvoudiging van de problemen. Maar dan moet men toch allereerst overtuigd zijn van de gelijksoortigheid der objecten en heeft men er vervolgens angstvallig voor te waken, bij de vereenvoudiging daaraan niets toe te voegen of essentieele kenmerken te elimineeren. Neemt men deze veiligheidsmaatregelen niet in acht, dan doet de geheele redeneering, op zulk vergelijken gebouwd, denken aan de analogie-redeneering der primitieven, wier beeldrijke taal bewijst, dat zulk een wijze van onderzoek inderdaad voldoet aan de logische eischen der primitieven, maar tevens een waarschuwing inhoudt, op welk gevaarlijk terrein men zich als wetenschappelijk onderzoeker bevindt. De geopolitici hebben die gevaren blijkbaar niet gezien; hun arbeid draagt althans nergens de sporen van zulk een wetenschappelijke zelfbeheersching en critischen zin. Ze gebruiken de biologische vergelijking zoo vaak, hanteeren exacte termen op zulk een overtuigde wijze, dat niemand meer de grens tusschen werkelijkheid en fantasie in het oog kan houden en de volgelingen in een geestestoestand worden gebracht, waarin ze bereid zijn, de op die wijze gevonden wetten als onafwendbare, door de natuur aangegeven richtlijnen te aanvaarden. De biologische grondpeiler der geopolitiek moge wetenschappelijk | |
[pagina 357]
| |
zwak gefundeerd zijn, hij stelt deze wetenschap der politiek evenwel in staat haar sociale functie met stijgend succes te vervullen. Immers, men zocht wetten, die de staatsontwikkeling beheerschten. Geen regelmatigheden, die hoogstens golden voor het afgespeurde verleden, maar onafwendbare wetten, die de gemeenschap ook met betrekking tot de toekomst als onverbiddelijk had te aanvaarden. Welnu, daartoe bood de organische opvatting van den staat de gelegenheid. Want, eenmaal daarvan overtuigd, valt het niet moeilijk verder te gelooven, dat de ontwikkeling van deze machtige sociale figuur gebonden is aan wetten, die de kracht hebben van voor allen en altijd geldende natuurwetten.
Het wezen van den staat maakte het aannemelijk, zulke wetten te zoeken in het geografisch milieu. We zijn hiermede genaderd tot het tweede essentieele kenmerk van de geopolitiek: haar geografische oriënteering. De staat is, zooals Ratzel het uitdrukt, de organische vereeniging van volk en bodem. Afgezien van de vraag of hiermede inderdaad het wezen van den staat is aangegeven, moet worden erkend, dat de staat zonder zijn bodem niet denkbaar is en voorts, dat deze een nimmer onderbroken en machtigen invloed uitoefent op zijn bewoners. De geopolitiek nu stelt zich tot taak te leeren kennen de ‘erdbestimmten und bodengewachsenen Züge’, zooals deze zich in den loop der wereldgeschiedenis vertoonen; het gaat steeds om een ‘erdhafte Betrachtung des weltgeschichtlichen Werdens’Ga naar voetnoot1). De geopolitici beschouwen de geschiedenis als een in beweging gezette aardrijkskunde, als een geografisch gedetermineerd gebeuren. Zij beperken zich bij de bestudeering der politiek dan ook tot een bespreking van de geografische invloeden, zooals een inhoudsoverzicht van Hennigs boek of van den geopolitieken atlas onmiddellijk leert. Dit stempelt de geopolitiek tot een tak der anthropogeografie, die, steunende op Kjellén's organische opvattingen, de wetten wil opsporen, volgens welke het geografische milieu de staatspolitiek bepaalt. De geografie is de soliede en vaste bodem, waarop de nieuwe wetenschap is opgetrokken. Hennig verzet zich | |
[pagina 358]
| |
dan ook nadrukkelijk tegen de opvattingen van Oppenheimer, die den staat beschouwt als de vrucht van menschelijke machtsvorming, doch vergat, dat de staat gevormd wordt onder den dwang der natuur.Ga naar voetnoot1) Bodem, klimaat en biogeografische factoren zijn politieke krachten van de eerste orde. Zoo is b.v. een vulkanische verweeringsbodem uitnemend geschikt voor het doen ontstaan van krachtige staten en Hennig wijst op het oude Rome en het jonge Japan. Hoe jammer, dat hij vergat te zien naar Java, den Eifel, en tal van andere vulkanische bodems, welke die politieke eigenschap niet schijnen te bezitten. De geopoliticus Maull, bekend als auteur van het omvangrijke werk over de politieke aardrijkskunde, beschouwt het klimaat als een der belangrijkste statenvormende krachten, ‘vielleicht überhaupt die vornehmste aller Staatsgrundlagen’Ga naar voetnoot2). Elders weer schrijft hij, dat de grondwetenschap der aardrijkskunde, de geomorfologie, tevens de basis vormt voor de kennis van de ontwikkeling der statenGa naar voetnoot3). De door de natuur aangegeven economische, ethnografische en strategische grenzen leggen den staat een dwang op te groeien in het door de geografie aangegeven landschap op straffe van ondergang. De geopolitieke atlas zal aantoonen, dat ook staten groeien naar eeuwige onveranderlijke wetten, opgelegd door de natuur van het woongebied. Daarop berust de taak der geopolitiek: ‘Einstellung der Politik auf erdräumliches Denken, Aufstellen weltpolitischer Wegweiser auf Grund erdkundlichen Verstehens’Ga naar voetnoot4); zij onderzoekt den invloed ‘von erdkundlichen Gegebenheiten auf die politischen Gebilde der Staaten’Ga naar voetnoot5). Uit alles blijkt de eenzijdig geografische oriënteering der geopolitiek, zooals trouwens de naam reeds doet verwachten. Het is evenwel merkwaardig, dat de geopolitici zulks eigenlijk niet willen, ja zelfs verwerpelijk achten. In hun wetenschappelijke belijdenis leest men, dat hij, die zich met de studie van sociale verschijnselen bezig houdt, zich bewust moet zijn, dat | |
[pagina 359]
| |
het geografisch uitgangspunt slechts één der vele is voor genetisch onderzoek;.... het is een onbewijsbaar dogma ‘dass alles, was an verschiedenen Stellen der Erdoberfläche verschieden entwickelt ist, letzten Endes raumorganisch erklärbar sein müsse’.... ‘der Inhalt der politischen Geographie (kann) nicht nur die Beziehung zwischen Staat und Boden sein....’Ga naar voetnoot1) Naast aardrijkskunde behooren sociale wetenschappen, zooals economie, en bevolkingsleer eveneens als hulpwetenschappen te worden beschouwd. Maar ondanks al deze goede voornemens is de geopolitiek geworden tot een tak der anthropogeografieGa naar voetnoot2). Menig lezer, die onbekend is met de opvattingen dezer anthropogeografen, zal zich verwonderd afvragen waarom de geopolitici zich toch beperken tot het onderzoek der physiografische factoren. Het lijkt, van een wetenschappelijk standpunt beschouwd, logischer zich, aanvankelijk althans, geen enkele beperking op te leggen; hoe zal men anders de zekerheid verkrijgen, geen belangrijke oorzakencomplexen over het hoofd te hebben gezien. Wie zal wetten durven toepassen, welke steunen op het onderzoek van slechts een deel der verschijnselen? Ongetwijfeld geldt het bezwaar, dat het studieobject van zulk een geweldigen omvang is, zooveel historische, economische, psychologische, sociale en geografische kennis vereischt, dat beperking geboden is. Toegegeven. Maar wie der beperkers zou dan den euvelen moed bezitten, wetten te formuleeren; wetten nog wel, geldig voor allen en alle tijden? Zulk een verkleining van het studieveld, zulk een beperking van doelstelling moet dan gepaard gaan met beperking van wetenschappelijke eerzucht. Voor sociale wetenschappen in het bijzonder is dat een gebiedende eisch, terwille van de gevolgen. Maar hadden de geopolitici dezen weg gevolgd, dan zouden zij nimmer de dwingende wetten hebben kunnen formuleeren, waaraan hun groep zulk een behoefte had. Hier wenschte men, na de teleurstellende ondervinding der laatste sociale catastrofe, een vasten grondslag voor de buitenlandsche politiek, stellige richtlijnen voor den politieken opbouw. Welnu, een | |
[pagina 360]
| |
natuurwetenschappelijke oriënteering van het onderzoek scheen daartoe veelbelovend. De biologische opvatting van den staat vormde den eersten stap in deze richting; de anthropogeografische uitbouw daarvan den tweeden. Deze laatste bood daarenboven het voordeel, elken twijfel aan de juistheid van de geografische beperking bij voorbaat te kunnen opheffen, wijl de anthropogeografie plaats biedt voor de opvatting van den beslissenden invloed van het geografische milieuGa naar voetnoot1). Hettner meent, dat de ontwikkeling der menschheid, zooals deze zich in de geschiedenis vertoont ‘nur auf geographischer Grundlage’ is te verklaren.Ga naar voetnoot2) Met die opvatting wordt de machtige groep der sociale oorzaken, in hun nawerking als ‘historische’ factor samengevat, teruggebracht tot physiografische milieuwerking. In de meermalen aangehaalde beginselverklaring der geopolitici wordt het lot van den staat afhankelijk gesteld zoowel van de ‘Erdgebundenheit’ als van de ‘Bedingtheit durch geschichtliche Bewegung’. Doch, anthropogeografisch gezien, kunnen beide oorzakencategorieën teruggebracht worden tot de geografische, want het is ‘der geographische Naturzwang, der die Geschicke der Völker und der Staaten lenkt....’Ga naar voetnoot3) Als men bedenkt, dat zulk een geografische oriënteering tevens het opsporen van dwingende natuurwetten lokkend in het vooruitzicht stelt, dan is dit standpunt van de geopolitiek volkomen verklaard, gelet op de sociale taak, die ze zich oplegde. Haar sociale geboorte deed de geopolitiek speuren naar wetten, onafwijsbaar geldende in den tijd en de ruimte. Daartoe bood de stroom van generaties, die den staat schiep, geen rustpunt; dus werd het oog op den bodem gericht. Zooals de rivier haar eigenschappen ontleent aan die van het stroomgebied, zoo is de ontwikkeling van den staat aangewezen door de eigenschappen van het staatsgebied. De menschelijke geest is, zooals na het onderzoek van Huntington onafwijsbaar leekGa naar voetnoot4) vrucht en slaaf van het | |
[pagina 361]
| |
geografische milieu; met den staat is het niet anders. Bij politieke handelingen dient men daarmede rekening te houden; bodem, klimaat en andere physiografische factoren bepalen den weg, dien men te volgen heeft. En daar deze factoren zelf weer resultante zijn van de werking van natuurwetten, kan de ontwikkelingsgang van den staat worden beschouwd als een natuurwetenschappelijke gebeurtenis. Aldus ongeveer de geopolitici. We zijn hier genaderd tot het groote probleem der sociale wetmatigheid. Geen socioloog zal ontkennen, dat ook in de maatschappelijke ontwikkeling een zekere wetmatigheid valt aan te wijzen; zulk een ontkenning zou trouwens bij voorbaat elken wetenschappelijken arbeid overbodig maken. Maar die regelmatigheden of ‘wetten’, zoo men wil, hebben geenszins het onverbiddelijke en mechanische karakter, dat de geopolitici blijkbaar aan natuurwetten toeschrijven. Elke formuleering van geconstateerde sociale regelmaat is een samenvatting van het verleden, gesublimeerde historie, die nimmer weer op gelijke wijze in het heden of in de toekomst zal zijn; daarom kunnen zulke ‘wetten’ slechts helpen in het aanduiden van toekomstige mogelijkheden, misschien zelfs waarschijnlijkheden, maar noodzakelijke, in de toekomst reeds afgepaalde onafwendbaarheid geven ze niet aan en kunnen ze niet aangeven. Wanneer Hennig desondanks spreekt van de geografische ‘Naturzwang, der die Geschichte der Völker und Staaten lenkt’ waardoor er slechts zelden sprake kan zijn van eenige wilsvrijheid van den staatsman, ‘zuweilen sogar überhaupt nicht’Ga naar voetnoot1), dan geeft hij hierbij blijk, het wezen der sociale wetmatigheid niet te verstaan.Ga naar voetnoot2) Dat hij en de overige vooraanstaande geopolitici toch gelooven in het bestaan van zulke dwingende wetten en deze willen opsporen, spruit m.i. voort uit de maatschappelijke taak, die zij zich stelden. Want het is duidelijk, dat slechts zij, die aan de sociale wetmatigheid | |
[pagina 362]
| |
zulk een dwingend karakter geven, in staat zijn te zoeken naar wetten, die de staatspolitiek van een bepaald land nauwkeurig aangeven, ook in de toekomst. Zulk een wetenschappelijke overtuiging heeft bovendien het voordeel, dat de massa haar gaarne deelt: de simpelheid en de natuurwetenschappelijke noodzakelijkheid, die elken twijfel of aarzeling uitsluit, komt tegemoet aan de gevoelens en begeerten der groep, waarvoor dogma en wet het leven beteekent. Geformuleerde sociale regelmatigheid moge meer in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, voor de groepsverbeelding hebben zulke uitkomsten weinig waarde. Daarmede kweekt men geen ‘Anhänger’. Wordt door de opvatting, welke de geopolitici van sociale wetmatigheid blijken te hebben, reeds twijfel gewekt aan de waarde van de door hen gevonden politieke wetten, die twijfel wordt nog versterkt, wanneer men een onderzoek instelt naar de wijze, waarop die wetten worden opgespoord. Zulk een onderzoek naar de werkmethoden der geopolitici leert onmiddellijk, dat ook daarbij het fatum der sociale afkomst een zwaren druk uitoefent. De krachtige maatschappelijke oriënteering der geopolitici drong hen in de quasinatuurwetenschappelijken hoek der organische sociologie; deed hen verlangen naar het kennen van onverbiddelijke natuurwetten, die den ontwikkelingsgang van de staten bepaalt, een verlangen, dat zoo groot is, dat het bestaan van zulke wetten reeds wordt aangenomen alvorens het onderzoek daarnaar is aangevangen; van tevoren zijn ze reeds ervan overtuigd, dat het geografisch milieu dien dwingenden invloed uitoefent. Nu is het de roem der beoefenaars van natuurwetenschappen, dat ze bij hun onderzoek steeds onmiddellijk contact gezocht hebben met de werkelijkheid, niet zooals ze zich die wenschten, maar zooals deze zich in den verschijningsvorm der objecten voordoet. Door toepassing van het inductief en het vergelijkend onderzoek werd de critische blik vrij gemaakt van de overheerschende macht van het dogma, in welks plaats de werkhypothese werd gesteld. De geopolitici hebben zeer goed begrepen, dat hun eenmaal ingenomen standpunt hen verplichtte, ook de methoden der exacte wetenschappen | |
[pagina 363]
| |
te aanvaarden: zelfs de jeugd mag volgens hen slechts langs inductieven weg overtuigd worden van den inhoud der geopolitieke wettenGa naar voetnoot1). Maar tusschen de beste voornemens en de uitvoering daarvan ligt een groote afstand, zooals de geopolitiek ons wederom leert. Het critiekloos aanvaarden van Kjelléns standpunt, de eenzijdige anthropogeografische uitbouw daarvan en nu weer de wijze, waarop de ‘wetten’ gevonden worden, zijn een parodie op natuurwetenschappelijk onderzoek, maar met uiterst gevaarlijke gevolgen. Men krijgt den sterken indruk, dat de geopolitici meer bezield zijn door het bestaan van den dwang der wet dan door de vrijheid van het onderzoek. In alle geopolitieke publicaties, voor zooverre deze betrekking hebben op de wetmatigheid der politieke verschijnselen, bestaat het bewijsmateriaal in het zoeken van voorbeelden bij vooropgezette en door maatschappelijke behoeften ingegeven wenschen, die als wetten worden geformuleerd. Geen inductie, maar illustratie; geen critisch onderzoek, maar belijdenis, die de Tien Geboden voor den staatsman zal formuleeren en wachters uitzet om diens geweten te onderzoeken.Ga naar voetnoot2) Wanneer Fairgrieve constateert, dat het Romeinsche Rijk zich in den tijd van zijn grootste macht uitstrekte tot de grens, die precies samenvalt met de O-isotherme van de koudste maandGa naar voetnoot3), dan juicht Hennig ‘Dieses eine Beispiel beweist mit geradezu klassischer Deutlichkeit wie selbst(!) die mächtigsten Völker in ihren politischen Handlungen ganz unbewusst dem Einfluss von klimatischen Naturgesetzen unterliegen können’Ga naar voetnoot4). Mij dunkt, dat de bewijslast den schrijver niet al te zeer drukt. Zelfs is de geograaf hier geheel verloren gegaan in den geopoliticus. Anders zou hij wel tijdig bedacht hebben, dat geen enkele isotherme zonder meer een aanwijzing is omtrent de werkelijk heerschende temperaturen; zij geven tot zeeniveau herleide thermische waarden, die in de algemeene geografie als vergelijkingsmiddel natuur- | |
[pagina 364]
| |
lijk groote beteekenis hebben, maar in de speciale aardrijkskunde aanvulling behoeven met gegevens omtrent de werkelijk heerschende temperaturen. Had Hennig zulks bedacht, dan zouden de Balkanwinters en die van het grootste deel van Klein-AziëGa naar voetnoot1) hem wellicht het inzicht geschonken hebben, dat het aangevoerde voorbeeld nog heel wat aanvulling behoefde, wilde het anderen overtuigen van de politieke beteekenis der O-isothermen. Niemand zal ontkennen dat de physiografische toestanden een machtigen invloed uitoefenen op heel het groepsbestaan en dus ook op dat van den staat. Doch deze overtuiging krijgt eerst wetenschappelijke waarde, wanneer is onderzocht op welke wijze die geografische factoren tot sociale verschijnselen worden vervormd en vooral, wanneer is nagegaan haar beteekenis en verhouding tegenover de menschelijke invloeden. Zonder deze kennis is elke toepassing der geopolitieke wetten een gevaar voor de maatschappij. De geopolitici vergenoegen zich evenwel met het zoeken van voorbeelden. Inplaats van zich, zooals hun voornemen was, objectief te plaatsen tegenover de werkelijke verschijnselen, zien ze telkenmale in den spiegel hunner eigen denkbeelden. Hun door groeps-psychologische invloeden bevangen blik ziet de vele voorbeelden voorbij, die tegen hun opvattingen en ‘wetten’ pleiten. De tegenproef ontbreekt. Nergens in den letterlijken zin des woords ontwaart men in het werk der geopolitici een spoor van onbevangen onderzoek, vrij van leerstelligheid; overal is het een haastig formuleeren van wetten en regels, die, ondanks het veelvuldig gebruik van exacte termen, een volslagen gemis aan exactheid en wetenschappelijken zin verraden, welke blijkbaar verloren gingen bij het vervullen eener sociale missie. Ziehier een typisch geval van vernauwd wetenschappelijk bewustzijn, fataal gevolg van ‘Haushofers heisses Streben, die politischen Probleme in ihrer raumgebundenen Verwurzelung wissenschaftlich zu erfassen’Ga naar voetnoot2). Men verneemt, dat het leven van den staat onderworpen is aan natuurwetten van groote kracht; ‘die Gesetze selbst unterliegen dem mathematischen Zwang des Parallelogramms | |
[pagina 365]
| |
der geopolitischen Kräfte’Ga naar voetnoot1). De kennis van die geografische natuurwetten is noodzakelijk voor ieder, die uit de warreling der politieke gebeurtenissen den draad wil vinden, welke naar de oorzaak dier verschijnselen leidt; slechts zulke politieke scheppingen blijven bestaan, die in harmonischen samenhang met de geopolitieke krachtlijnen tot stand komen. Men spreekt van geografischen dwang, van geopolitieke noodzakelijkheid en hamert dergelijke formules met zooveel kracht in het gehoor der groep, dat deze, geheel verbluft, vergeet naar het bewijs te zien. De staat, zoo leest men elders weer, is, als organisch wezen, onderworpen aan de wet der voortplantingsdrift. Voor landstaten is het uiterst moeilijk, aan die drift te voldoen; het oude Rusland en het tegenwoordige Duitschland zijn daar voorbeelden van. Slechts een huwelijk met de zee kan uitkomst brengenGa naar voetnoot2). Wee den nabuurstaat, die door zijn geografische ligging een dergelijk huwelijk in den weg staat. We zijn hierbij gekomen tot den inhoud der gevonden geopolitieke wetten, die - hoe kon het ook anders - meer den invloed verraden van maatschappelijke verhoudingen dan van den wetenschappelijken zin der geopolitici. Geen wonder, dat deze dan ook bij voorkeur wijzen op de maatschappelijke waarde hunner wetenschap. Zoo noemt Grabowsky de geopolitiek een der machtigste strijdmiddelen voor een rechtvaardige verdeeling van de aarde op grond van de materieele en geestelijke prestaties der volkenGa naar voetnoot3). Al is de grondslag van Grabowsky's bewering geopolitieke ketterij, omdat hij het recht op een plaats onder de zon niet ontleent aan geografische maar aan sociale verschijnselen, de bewering zelf is er niet minder waar om: inderdaad vormt de geopolitiek het arsenaal, dat aan elk imperialistisch gezind staatsman de wapenen levert om het volk te overtuigen van de noodzakelijkheid der veroveringszucht. Vooral die voortplantingsdrift zet de imperialistische hekken van den dam. Het is overigens met die voortplantingsdrift soms wonderlijk gesteld. Vele staten vertoonen in een bepaald stadium, volgens Hennig, duidelijke teekenen van seniele aftakeling; ze hebben | |
[pagina 366]
| |
geen lust meer in gebiedsvergrooting, ja krimpen in, zooals Portugal, Spanje en Turkije leeren. Turkije. Maar deze staat ontwikkelde juist in de laatste jaren een nationale kracht, die menigeen over het geografisch milieu heen naar het volk zelf deed opzien. Voor Hennig en de zijnen ligt hier evenwel geen enkele moeilijkheid: Turkije beleeft ‘eine Art von verspätetem Altweibersommer....’Ga naar voetnoot1). Tot zulke dwaasheden komt men als men de geopolitieke fictie leven wil inblazen. Maar het is een gevaarlijk spel.
Gevaarlijk, zooals uit den inhoud der ‘wetten’ telkenmale weer blijkt. Groeien moet elke staat op straffe van ondergang. Die groei geschiedt, krachtens de wet der ontwikkeling, van klein tot groot oppervlak; aldus gehoorzaamt de staat aan de natuurlijke groeineiging van elk gezond en jong organisme.Ga naar voetnoot2) Want elk organisme, hetzij natuurlijk of politiek, streeft naar het verkrijgen van een zoo uitgestrekt mogelijke levensruimte.Ga naar voetnoot3) Daarbij zij te bedenken, dat een volk den mond zijner rivieren evenmin kan missen als een huisvader den sleutel van zijn woning.Ga naar voetnoot4) Het is dus politiek onjuist, dat de Polen den mond van den Weichsel niet beheerschen. Dat Duitschland den mond van den Rijn niet bezit, is slechts te dragen door de omstandigheid, dat het vele andere bruikbare havens heeft. Elk organisme, dat op bepaalden leeftijd niet groeit, blijft een dwerg, voorbeschikt om spoedig onder te gaan. Zoo is het ook met de staten gesteld. Bij dien groei heeft het blanke ras (is ‘ras’ een geografische factor?), krachtens zijn voortreffelijke eigenschappen, recht op een ruime plaats onder de zon. Daarom is het van rassenstandpunt juist, dat het blanke ras beslag legt op koloniale gebieden. In den rassenstrijd geldt de van geopolitiek standpunt gezien gezonde regel ‘Right or wrong, my race’.Ga naar voetnoot5) Dat klinkt wreed, maar het is de Nietzschiaansche wreedheid van den heerscher, in het belang van den groei der beschaving nauwelijks te ontberen. | |
[pagina 367]
| |
Met mooie woorden over gelijke rechten voor allen - aldus Hennig - is het bevolkingsvraagstuk niet op te lossen; elk volk moet hamer of aambeeld zijn. Naast kwalitatieve eigenschappen scheppen ook kwantitatieve bepaalde rechten op koloniën; arbeidskracht, waarde voor de beschaving en aantal scheppen dat natuurrecht, welke een moreele rechtvaardiging inhoudt voor politieke expansie. Op zich zelf beschouwd is zulk een gebiedsvergrooting evenwel een gebeurtenis, waarop de staatsman weinig invloed kan uitoefenen. Bij politieke handelingen is er slechts zelden sprake van wilsvrijheid; hij kan slechts de intensiteit der aangewende sociale krachten vergrooten door ze te benutten in de door de natuur aangegeven richting. Elke staat moet groeien krachtens zijn organische eigenschappen; daarbij ziet men meermalen ‘das Naturgesetz vom Gefressenwerden der Schwachen’Ga naar voetnoot1) in werking. Maar ten slotte beduidt dat alles groei der beschaving, gestimuleerd door ligging, geologischen bouw, oppervlaktevormen, klimaat en biogeografische invloeden. Evenals het leven van individuen kan dat van den staat door ziekten geteisterd worden; daardoor geschiedt de staatsgroei in golfbeweging. Maar groeien doet elke staat. Niets houdt de vraatzucht van gezonde staten tegen; zelfs wanneer ze eenmaal randzeeën bereikt hebben, kijken ze hongerig naar den overkantGa naar voetnoot2). Ziehier enkele stalen van de bereids gevonden geopolitieke wetten. Wetenschappelijk waardeloos, dragen ze het brandmerk van de sociale eerzucht der geopolitiek, want het zijn niet anders dan geformuleerde machtsbegeerten, bruikbare strijdformules. Haussleiter heeft dat heel scherp gezien, toen hij, Hennig's boek besprekende, moest vaststellen, dat die geopoliticus meermalen ontspoort op het terrein der groepspolitiek. Vernietigend voor de gevolgde methoden, maar vooral voor de uitkomsten is zijn oordeel over een ander geopoliticus: ‘Für fast alles, was den ausserordentlich weitgehenden politischen Wünschen des Verfassers entspricht, findet sich zur Begründung ein passendes geopolitisches Gesetz. Diese “Gesetze” haben dabei sogar den Vorteil, dass sie jedesmal | |
[pagina 368]
| |
dann, wenn sie zu politisch unbequemen Konsequenzen führen, von Ausnahmen durchbrochen werden’Ga naar voetnoot1). Inderdaad, zij, die ‘das Recht des Geistes gegenüber den natürlichen Gegebenheiten’ opeischen en in een geopolitiek onbewaakt oogenblik neerschrijven, dat slechts 25 percent der problemen betreffende de ontwikkeling der menschheid uit het geografisch milieu te verklaren zijn,Ga naar voetnoot2) maar zich dan toch tot het onderzoek der geografische oorzakelijkheid beperken, zijn niet gerechtigd algemeene wetten te formuleeren om daarop het geweten van den staatsman te toetsen, tenzij ze bij deze inquisitie andere specialisten te hulp roepen. Zoolang ze zich daarvan onthouden, zijn hun wetten waardeloos en is toepassing daarvan, evenals een beroep daarop, belachelijk en gevaarlijk. Maar toepassing van hun wetenschap is hoogste doel der geopolitici; daartoe hebben ze hun wetenschap geschapen. De geopolitiek behoort het hare er toe bij te dragen, het politieke beeld der aarde duurzaam te ordenen; haar waarheden zullen den toetssteen vormen voor de zuiverheid van politieke handelingen; ze zal den weg der staatsontwikkeling aanwijzen, waartoe het typisch geografische hulpmiddel van de kaart uitmuntende diensten zal kunnen bewijzen. Niet de gewoonlijk gebruikte kaart, welke in lijn en kleur een kwantitatieve voorstelling moet geven van geografische en sociale, meetbare verschijnselen, maar de eenvoudige zwart-witte, door Maull, in tegenstelling met de politiek-geografische kaarten, ‘reine programmatische Karten’ genoemd. Karl Haushofer wijdt daaraan een studie onder den veelzeggenden titel ‘Die suggestive Karte’Ga naar voetnoot3). Op deze kaarten zal men de politieke krachtlijnen kunnen aangeven benevens de expansierichtingen, niet zooals deze eenmaal waren en zich in de geschiedenis demonstreeren, maar zooals ze in de toekomst volgens de leer der geopolitiek behooren te zijnGa naar voetnoot4). Ook de kaart dus in dienst gesteld van het maatschappelijke doel der | |
[pagina 369]
| |
geopolitiek; de kaart gebruikt als ‘politisches Hilfsmittel’.
We zijn hier weer teruggekomen tot het uitgangspunt van ons betoog. Elke wetenschap streeft ernaar, met behulp van de verworven kennis den blik te kunnen richten op de mogelijkheden der toekomst; althans steunt ze dergelijke pogingen. Daarin uit zich het sociale karakter der wetenschap en ligt de sociale rechtvaardiging besloten van haar bestaan. De geopolitiek tracht de politieke ervaringen in geopolitieke wetten te sublimeeren om met behulp daarvan de toekomst van den staat op geopolitieke kaarten te kunnen aanwijzen. Bij dien arbeid heeft evenwel de krachtige sociale druk het critisch onderzoek doen uitloopen op een wetenschappelijk deraillement. Desondanks vindt de geopolitiek bij bepaalde groepen en volken een gunstigen klankbodem, doch toepassing van haar uitkomsten zou veel en onnoodig onheil stichten, vooral omdat deze in zoo sterke mate imperialistisch geïnfecteerd zijn. Het is daarom een gebiedende plicht te wijzen op haar wetenschappelijke waardeloosheid en de aandacht te vestigen op haar sociale gevaarlijkheid. Dat is de plicht van maatschappelijk zelfbehoud, tegenover de geopolitiek te meer geboden, nu deze blijkbaar in een wijden kring van leeken dieper indruk heeft gemaakt dan de oningewijde zou vermoeden; nu zij zelfs in de school is doorgedrongen.
H.N. ter Veen
Amsterdam, 2 Januari 1931 |
|