De Gids. Jaargang 93(1929)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Verzen. Keizer Hadrianus. Villa Hadriani. Dit zijn de tuinen waar de grijze keizer Mijmert over zijn reizen langs den Nijl. Het schoonste bouwwerk boeit hem slechts een wijl: Steeds gaan zijn schreden naar den zonnewijzer. Zijn lange leven, meest op reis gesleten, Ziet hij voorbijgaan hier, een droom gelijk. Waar was de grens van zijn onmeetlijk rijk? Hij weet niet meer hoe alle steden heeten Die hij bezocht. Hij ziet nog vaag de kusten Waarheen hem 't honderdriemig praalschip droeg. Is 't al wat nog het leven van hem vroeg: Van laatsten tocht in dezen tuin te rusten? Waaraan herinneren hem de seringen? Hij had de Grieken boven alles lief. Maar hier waar zich hun beeldenweelde hief Peinst hij over den diepsten grond der dingen. De buitenwereld wordt hem allengs armer. De Goden - nooit heeft hij aan hen gelóófd. Hij minde slechts de lijnen van het hoofd En hoe de heupen glansden in het marmer. Nog altijd in gedachten staat de keizer Der wereld - die der wereld ijdelheid Doorzag - en volgt het voortgaan van den tijd Over het blad van de' ouden zonnewijzer. [pagina 151] [p. 151] Napoleon. De opmarsch naar Parijs na de landing uit Elba. ‘Vuur!’ De soldaten stonden als een muur, Afwáchtend - maar bewogen niet de loopen. Toen knoopte hij zijn grijzen rijjas open: ‘Wilt gij uw Keizer dooden? Geef dan vuur.’ Zij knielden neer, zij kusten 's Keizers klêeren. ‘Vergeef! Weer volgen we U tot 's werelds end!’ Zoo 't vijfde, zoo' het zevend regiment, Toen Gij den adlaar hief, Labédoyère! Van toen af werd zijn opmarsch niet gestoord. Grenoble brak de deuren uit haar poort. Hij had nog slechts één doel: de Tuilerieën! Na dertien dagen was hij in Parijs. Toen vatten zij den Keizer bij de knieën En droegen hem de trap op van 't Paleis. [pagina 152] [p. 152] Napoleon. Het einde. Nog waren zijn gedachten bij het heir. Nog riep hij zijn maarschalken bij de namen. Maar eindlijk toen de laatste dagen kwamen Zeide hij: ‘hoofd.... armee....’ en toen niets meer. Een paar getrouwen waren hem genoeg. Het was zijn laatste nacht, hun laatste waken. Des morgens dekte 't lijk met zijn blauw laken De mantel dien hij bij Marengo droeg. J.J. van Geuns. Vorige Volgende