De Gids. Jaargang 93(1929)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Zomer. Een groene weide wit en geel doorbloemd, Een paard dat onder 't grazen even kijkt Naar waar lang uitgestrekt zijn veulen slaapt; En, badend in het water tot de kniên, 't Roodbruine, zwaargeuierd horenvee Dat met de staarten naar de bremzen slaat; Daarboven gouden zon uit wijd azuur Neergloedend, alverloomend, albedwelmend; En allentheen slechts weiden, water, hemel, En overal die eenzaamheid, die stilte.... O vredig landschap uit mijn kindertijd Hoe is uw aanblik mij vertrouwd! - Ik zie Mij weer als knaap in zulk een zomerweelde. Op kievitsbloemen lig ik aan de beek En tuur naar sierlijk-ranke waterjuffers Die, trillend met haar gazen vleugels, heen En weder schieten boven 't glimmend vlak Waarin zich 't luchtgewelf en de oever spieglen; Op 't water schrijft een kevertje zijn schrift.... Wat verder staat, gelijk een wijsgeer peinzend, (Tenwaar' hij slechts op visch of vorschen loerde) Een reiger op één been in 't ritslend riet Totdat hij, mij op eens ontwarend, schrikt En, met geklapwiek hoog in 't blauw gestegen, Op trage vlerken naar het westen roeit.... J. Decroos. Vorige Volgende