natuur in vrouwengedaante genoemd. Maar hoe door en door vrouwelijk is haar verbitterde trots, die haar vader hoont, als hij haar aan twee vrijers te gelijk aanbiedt, die haar zuster haat; waarom?
Omdat zij, Katharina, hatelijk is? Neen; omdat zij haar zuster Bianca zeer begrijpelijk haat, en heel het huwelijkskoopmanschap van haar vader, dat haar verlaagt.
Zij immers heeft het vrouwelijk hart, dat zijn eigen uur kiest. ‘What, shall I be appointed hours; as though, belike, I knew not what to take, and what to leave, ha?’ geeft zij haar vader na, eer zij af gaat. En nauwelijks is zij weer op, of diezelfde vraag brandt haar de lippen ‘what to take, and what to leave’.
Haar eerste woorden tegen Bianca, die volgen, zijn: ‘Of all thy suitors, here I charge thee, tell, whom thou lovest best.’ Zij vraagt: en hoe kies jij?
De vrouw die slechts eenmaal kiest, Katharina, staat tegenover de vrouw die ook anders kiezen kan. Voor haar is ‘what to leave and what to take’ levenskwestie. Voor Bianca niet. Twee karakters, nauwelijks met meer dan enkele woorden gekenschetst, botsen: en staan zij niet voor ons?
Slaat Katharina Bianca, aan het eind van die korte scène II, 1 omdat zij een feeks is? Neen. ‘Is that be jest, then all the rest was so’: hier slaat een adelaar tegen de tralies van een burgerlijke kooi: een fiere, vitale, verlangende vrouwennatuur zoekt vertwijfeld, ‘what to take’ en vindt het niet.
Het eerste wat wij daarna van haar merken is een zoetsappigen vrijer, op wiens hoofd zij een luit stuk sloeg. Een feeks? Daarentegen: een vrouw die voor de ware rechten der vrouw een luit brak, eenige eeuwen voor men er lansen voor brak.
En dan verschijnt Petruchio. Menigeen heeft in den loop der eeuwen wat tegen hem gehad: één ding kan niemand ontkennen: dat hij een màn is, meer dan eenig vrijer in dit stuk, en daar gaat het om.
Men doet Shakespeare veelal tweeledig onrecht: door uitvoerig psychologische ontwikkeling van hem te eischen, ten eerste - zooals men die, min of meer, van het tooneel van onzen